Rein Van der Sypt & Josse Cromheecke
“‘Vuur, vrachtwagens en woedende burgers in Ecuador’
Ze hadden net een vier weken durende reis doorheen Ecuador begeleid, toen Rein Van Der Sypt en haar vriend Josse besloten om nog enkele dagen te genieten van het moois dat buurland Colombia te bieden heeft. Dat er net een staking was uitgebroken in de grensprovincie wisten ze toen niet.
© Rein Van der Sypt
Ze hadden net een vier weken durende reis doorheen Ecuador begeleid, toen Rein Van Der Sypt en haar vriend Josse besloten om nog enkele dagen te genieten van het moois dat buurland Colombia te bieden heeft. Dat er een staking was uitgebroken in de grensprovincie, wisten ze toen niet. Zouden ze het anders hebben aangepakt als ze het wel hadden geweten?
Zon, zomers optimisme en een tas koffie zijn het best mogelijke begin van dit avontuur. Ik heb net vier weken een reis begeleid in Ecuador en wil samen met mijn vriend nog alles halen uit onze laatste tien dagen Colombia, voor we huiswaarts keren. Zouden we het anders hebben aangepakt als we hadden geweten waar we aan begonnen, toen we die zonnige zondagochtend uit onze tent naar de Ecuadoraanse Andes tuurden? Ik vraag het me soms af.
Ze vertellen over de dalende levensstandaard van de middenklasse binnen een quasi dictatoriaal regime.
Er is namelijk net een staking aan de gang in de provincie aan de Ecuadoraans-Colombiaanse grens. Alles ligt plat, de 130 kilometer lange weg naar de grens met Colombia is geblokkeerd. We beginnen alvast te stappen, want het staat in de sterren geschreven dat het hele land zich enkele dagen later in deze situatie zal bevinden.
Stappen dus, met een rugzak op de rug en eentje op de buik. Het duurt niet lang voordat we een taxi vinden tot aan de eerste wegblokkade. Vuur, vrachtwagens en woedende burgers. Ze vertellen over de dalende levensstandaard van de middenklasse binnen een quasi dictatoriaal regime, dat een gepolariseerde politieke situatie creëert. Ze zijn radeloos omdat de taksen maar weer eens worden verhoogd. Het vormt, naast het staatsbezoek van de president aan de Verenigde Staten, de directe aanleiding voor dit protest.
Onbetaalbare basismiddelen
De inheemse groepen zijn de grootste slachtoffers. Basismiddelen zijn voor hen nu echt onbetaalbaar. Met gemengde gevoelens zetten we onze tocht verder. Van moto tot vrachtwagen tot pick-up en dan maar weer de benen. Over boomstronken, bergen zand, langs bermen opgaand in vlammen en machteloos wachtende Ecuadoranen.
We zijn met velen. Waar reizen deze mensen heen met al hun hebben en houden? De avond valt, het wordt koud. We vinden wat brood en water in een klein dorpje. Inwoners zingen, spelen voetbal en koken op een kampvuur op de weg. Een nieuwsgierige man komt naast ons zitten en vertelt waarom zijn dorpsgenoten niks meer kunnen kopen of verkopen. Iedereen doet inkopen net over de grens in Colombia. Aangezien taksen daar een pak lager liggen zijn basismiddelen er nog betaalbaar.
Maar dat betekent ook dat het geld dat uitgegeven wordt, niet terug binnenstroomt in de locale economie. Bovendien zien de Ecuadoranen hier geen investeringen in sectoren als infrastructuur, onderwijs of welzijn waar ze mee van zouden kunnen genieten door de hoge prijs die ze betalen. Alle middelen worden onder het mom van “besparingen” door een beperkte elite uit het systeem gesluisd.
De man haalt zijn schouders op terwijl een ongemakkelijke glimlach verschijnt. Hij staat op en bedankt ons voor de interesse. Onze voeten doen pijn en we stellen elkaar de vraag waar we zullen slapen. Op straat? Zoeken we een plek om onze tent op te slaan in de omringende velden? Vermoeid wandelen we verder, de nacht in.
Veel Ecuadoranen blijven behulpzaam en ondersteunend, maar even goed zien we hoe mensen transformeren tot brute mensensmokkelaars.
Enkele uren later zijn de straten zo goed als leeg. Waar zijn deze mensen, die we ondertussen beschouwen als onze medereizigers, naartoe? Enkele Ecuadoranen spreken ons aan, ze vertellen over auto’s die ons naar de grens zouden kunnen brengen. Het is nu 22u en nog iets meer dan 30 kilometer wandelen naar de grens. We hebben zo’n 35 kilometer in onze vermoeide benen.
Het verhaal over de auto’s klinkt verleidelijk, maar kunnen we hen wel vertrouwen? Elke paar honderd meter zijn er wegblokkades. We spreken af dat we ons informeren over hoe dat transport in zijn werk gaat, en dan zullen beslissen of we onze reis al dan niet te voet verder zetten.
Het onderhandelen gaat snel. In alle chaos vallen twee zaken op. Veel Ecuadoranen blijven behulpzaam en ondersteunend, ook naar “gringo’s” die weinig met de lokale sociaal-economische problematiek te maken hebben. Maar even goed zien we hoe vlug mensen winst proberen halen uit anderen hun problemen en zo transformeren tot brute mensensmokkelaars. Al is het onderscheid op dit moment heel moeilijk te maken. Er lijkt niet veel tijd te verliezen en voor we het beseffen bevinden we ons op een parking achter gesloten poorten.
Elke paar honderd meter zijn er wegblokkades.
© Rein Van der Sypt
Ik ben doodmoe, maar dank de adrenaline die me helpt gefocust te blijven. Ik probeer zoveel mogelijk op te pikken van de straattaal die de mannen spreken, mijn vriend let op onze spullen. Hier zitten we dan. Voor ons leunt een zwanger meisje uitgeput op haar reistassen, het troebele licht van een straatlantaarn valt neer over haar vermoeide aangezicht.
Vuilgeel straatlicht schijnt door de laadbak op bange verkleumde gezichten. Het lijkt wel een film.
Met veel lawaai rijdt een vrachtwagen met houten laadbak de parking binnen. Er wordt geschreeuwd en gefluisterd. Wanneer de poorten van de parking terug gesloten zijn, betaalt iedereen 15 dollar. We weten weinig over onze medereizigers. Al lieten ze wel verstaan hoofdzakelijk naar één ding op zoek te zijn. Sommigen reisden tot in Chili en terug, radeloos op zoek naar een job die een minimum aan stabiliteit biedt. Er is een inkomen nodig om te overleven tot ze terug huiswaarts kunnen keren. Hoeveel geld moet deze reis aan hen al hebben gekost?
We laden in. Reusachtige valiezen en reistassen gaan eerst, op het einde kruipen wij erbij met onze rugzakken. Deze mensen zeulden de hele weg met hun koffers. We klauteren erbij en wanneer iedereen zich op, onder en tussen de bagage genesteld heeft, gaan de houten deuren van de laadbak in het slot. De luide motor start en de poorten van de parking gaan open. Waar rijden we heen?
Ik kijk op de kaart op mijn gsm en zie geen andere weg naar de grensovergang naar Colombia, dan degene die geblokkeerd wordt. Officieel is er maar één grensovergang tussen Ecuador en Colombia. Moeders en kinderen, allemaal samen maar veel mensen toch alleen, houden zich warm bij elkaar. Vuilgeel straatlicht schijnt door de laadbak op bange verkleumde gezichten. Het lijkt wel een film.
Plots vliegen we omhoog en bij het neerkomen bezeer ik mijn rug aan de houten planken. Dit is helemaal geen baan. Wanneer ik nog eens op mijn kaart kijk, geeft onze positie aan dat we ons ergens in het niets op een berg bevinden. Een jongeman aan wie ik eerder vroeg om voorzichtig te zijn toen hij zich met zijn volle gewicht neerplofte op mijn spullen, geeft aan dat ik mijn gsm beter wegsteek, want dat het licht van mijn scherm ons zou kunnen verraden. Ik kruip dichter tegen mijn lief aan, die me op het hart drukt dat, als ze ons zouden vinden, ze ons geen kwaad zullen doen aangezien wij “gringo’s” zijn. Geruststellend? Ik schrik ervan hoe we plots onszelf zo op de eerste plaats kunnen zetten.
Abrupt stopt de rit. Het is niet waar, dit kan niet waar zijn. De brullende motor valt stil, mijn spieren staan gespannen. Een baby begint te huilen, blijft vervolgens onophoudelijk krijsen. Snel profiteren we ervan om een betere houding te zoeken. De adrenaline giert door ieders lijf. Hebben ze ons? We horen de chauffeur uitstappen. Mensen beginnen te fluisteren en vragen wat er gebeurt, anderen sussen de menigte alsof we nog niet verloren zijn. Er wordt onderhandeld. Wie houdt ons hier staande?
Moedeloze gezichten verraden schrik en onzekerheid terwijl de sloten van de truck geopend worden. Is alles nu verloren? De chauffeur spreekt ons toe. Ook hier bevindt zich blijkbaar een stakerspost. Het is nu een uur of tien ’s avonds en de stakers zijn behoorlijk dronken.
Ook hier bevindt zich blijkbaar een stakerspost. Het is nu een uur of tien ’s avonds en de stakers zijn behoorlijk dronken.
© Rein Van der Sypt
Dansen zullen we doen!
We moeten uitstappen en luisteren naar de bevelen van de lokale gemeenschap. Iemand onder ons verduidelijkt: als ze ons vragen om te dansen, moeten we dansen, zullen we dansen. Dansen heeft in Latijns-Amerika een sterke symbolische waarde. Het staat niet alleen voor uitgelatenheid, maar verenigt ook mensen om het vuur levend te houden, het drukt verbondenheid uit.
Samen dansen heeft een versterkend en groepsbevorderende effect. Al kan dat door een buitenstaander wel eens ervaren worden als iets met een bedreigend karakter, zeker wanneer er alcohol mee gepaard gaat. Toch is het hier de geliefde manier om problemen te benaderen, samenhorigheid te creëren en daarbij wederzijds begrip uit te drukken. Muziek en dansen bezegelen vanavond de lotsverbondenheid, om het even van welke crisis je slachtoffer bent. Dansen zullen we doen!
Dansen zullen we doen! Voor de stakers, voor de Venezolaanse bevolking op de vlucht, maar vooral om ons te verenigen tegen de heersende sociale ongelijkheid op dit continent.
We sluiten aan bij de stakerspost en verwarmen ons aan het vuur. Flessen drank worden bovengehaald en gedeeld. De stakers spelen euforisch muziek door de boxen van de truck. ‘Vive el paro!’ (leve de staking) roepen we luid. Dansen, zingen en feesten doen we samen. Een dame van een jaar of zestig ontfermt zich over mijn rugzak terwijl ik mee word gesleurd in het feest. Een jonge Venezolaanse vrouw die we tijdens de tocht zagen lijden bij het dragen van haar tassen, staat nu sensueel te dansen met een lokale Ecuadoraan. Dansen zullen we doen! Voor de stakers, voor de Venezolaanse bevolking op de vlucht, maar vooral om ons te verenigen tegen de heersende sociale ongelijkheid op dit continent.
Een jonge Venezolaanse vrouw die we tijdens de tocht zagen lijden bij het dragen van haar tassen, staat nu sensueel te dansen met een lokale Ecuadoraan.
© Rein Van der Sypt
Bijna twee uur later krijgen we eindelijk de toestemming om onze rit verder te zetten. Een kleuter neemt plaats op mijn voeten, ik houd hem stevig vast terwijl ik me afvraag hoe we in deze situatie terechtgekomen zijn. Niet veel later valt alles opnieuw stil, maar deze keer is er minder ongerustheid. We laden uit en zien een rij kleine trucks die ons opwachten. ‘De Colombiaanse wagens!’, hoor ik de chauffeur roepen. In alle chaos springt iedereen op de eerste de beste truck waardoor families en geliefden elkaar bijna uit het oog verliezen en er lichte paniek ontstaat.
De gure wind snijdt in onze huid terwijl de camionette met open laadbak de donkere Andes dieper in lijkt te razen. Iedereen houdt zich vast aan elkaar. We dalen af in de jungle en rijden langs betonnen nederzettingen waar ‘FARC’ op de muren staat geschilderd. Het enige wat ik kan denken, is dat ik hoop dat we nooit meer hoeven te stoppen voordat we onze bestemming bereiken. In de verte doemt straatlicht op tussen de bomen.
We arriveren in Ipiales en laden opnieuw uit, alsof we een doodnormale trip achter de rug hebben. Gelijdelijk aan verdwijnt iedereen. Een van de chauffeurs stapt nieuwsgierig op ons af. Heimelijk laat hij verstaan dat hij organisator is. Hij vraagt me hoe we in zijn laadbak beland zijn. Ik vraag hem hoe vaak hij mensen smokkelt. Dagelijks ontmenselijkt hij mensen.
Op naar Calí
Mijn vriend en ik haasten ons naar de officiële grensovergang, waar we een stempel in ons paspoort laten zetten. Net op tijd halen we het laatste busje richting Calí, een grote Colombiaanse stad op zo’n 13 uur rijden hiervandaan.
Doordat wij de laatsten zijn, moeten we achterin zitten. Naast mij zit een Venezolaanse twintiger. Ik zag hem voor het eerst toen we de 15 dollar betaalden op de parking in Ecuador. Hij stuurt Whatsapp spraakberichten naar zijn familie waarin hij vertelt over onze helse tocht. Hij lacht met zijn vriend die aan zijn andere zijde zit. Ze maken mopjes over hun pijnlijke voeten en zure spieren van morgen. Wanneer de wifi van het busje het begeeft, valt hij als een blok tegen mij aan in slaap.
Die nacht doe ik geen oog dicht. Ik kan alleen maar denken aan de jongen die urenlang uitgeteld op mijn schouder ligt te dromen. De voorbije 24 uur waren hels en onmenselijk voor iedereen, maar in Calí splitsen onze wegen. Ik rust straks wel in een bed, maar waar gaat de reis van deze leeftijdsgenoot heen?
Rein Van der Sypt & Josse Cromheecke