“‘Waardig werk in mondiale toelevering: failed states of failed companies? ’
De besprekingen op de Internationale Arbeidsconferentie over waardig werk in de mondiale toeleveringsketens zijn intussen al enkele dagen ver. Nu de algemene discussie in de commissie achter de rug is, maakt Bart Vannetelbosch, nationaal secretaris van ACV Voeding & Diensten een tussentijdse balans op.
Achter de schermen
Voor we het over de inhoud hebben, is het interessant eens achter de schermen te kijken. Hoe verloopt zo’n bespreking eigenlijk?
De commissie werkt zoals de hele Internationale Arbeidsorganisatie tripartiet: werkgevers, werknemers en regeringen zitten in drie blokken in de conferentiezaal. Op geregelde tijdstippen wordt de vergadering opgesplitst en vergaderen de verschillende fracties apart.
Deze groepsvergaderingen bereiden de standpunten en de strategieën voor. Tijdens de plenaire sessies nemen eerst de woordvoerders van werknemers en werkgevers het woord. Dan is het de beurt aan de regeringen. Die hebben allemaal spreekrecht. Daarna kunnen de woordvoerders van werkgevers en werknemers nog een afsluitend commentaar geven.
Het is dus een complexe en soms tijdrovende procedure. Maar gezien het tripartite en mondiale karakter van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) én met zeshonderd deelnemers in de zaal, kan dat moeilijk anders.
De commissie werkt op basis van een rapport, voorbereid door het IAO-secretariaat. Dat rapport biedt een genuanceerd en objectief overzicht van het thema én legt de commissie ook vier vragen voor, ter oriëntatie van de besprekingen.
Vier dagen voor vier vragen
Tijdens de eerste vier dagen hier, hebben de drie fracties – werkgevers, werknemers en regeringen – een antwoord gegeven op de vier vragen uit het rapport. Dit gaat over de uitdagingen die de mondiale ketens bieden en wat de antwoorden daarop zijn. Welke initiatieven werden al genomen? Welke regelgeving is nodig? Wat kunnen regeringen, werkgevers, vakbonden en de IAO zelf doen om waardig werk te bevorderen in de toeleveringsketens?
En hoewel nog niet iedereen het achterste van de tong laat zien en er heel wat diplomatie en strategie komt bij kijken, worden de verschillende posities langzaam duidelijker.
Handrem op
De houding van de werkgevers is niet verrassend. En dan hebben we het over de werkgevers die aanwezig zijn, want op het terrein hebben heel wat ondernemingen al lang begrepen dat het zo niet verder kan. Anders hadden nooit 217 kledingmerken het Akkoord van Bangladesh voor veiligheid in de kledingindustrie getekend. Op de conferentie doen de werkgevers er alles aan om van de eindconclusies van deze commissie een lege doos te maken. Zo krijgen de ondernemingen in geen geval verantwoordelijkheid opgelegd.
De aanwezige werkgevers proberen het probleem te minimaliseren. Ze doen dit door voortdurend te citeren uit positieve rapporten van multinationals en buitenlandse investeringen: hogere lonen dan gemiddeld, jobcreatie, economische groei, en nog meer nonsens. Voorbeelden van zware mistoestanden wimpelen ze hooghartig weg. Bovendien stellen de werkgevers het rapport van het secretariaat, dat in een aantal passages de vinger op de wonde legt, openlijk in vraag.
De werkgevers ter plekke tonen zich helemaal niet bereid verantwoordelijkheid op te nemen voor wat gebeurt in de productieketen. Ze schuiven alle verantwoordelijkheid door naar de lokale regeringen. Als er al wantoestanden zijn, dan is dat alleen maar te wijten aan een manke regelgeving in het betrokken land en/of een ondoeltreffend lokaal handhavingsbeleid. De IAO mag dus wel wat ondersteuning bieden aan die regeringen en druk op hen zetten, maar meer ook niet.
Omdat er volgens de werkgevers weinig problemen zijn in de toeleveringsketens, is er voor hen ook geen nood aan bijkomende normen. De huidige instrumenten van de Internationale Arbeidsorganisatie volstaan ruimschoots. Maar ondertussen hebben wij nog steeds geen antwoord op de vraag waarom er dan zoveel misloopt in de toeleveringsketens. Voor de werkgever kan de Internationale Arbeidsorganisatie hoogstens nog wat verder onderzoek doen en gegevens inzamelen om de discussies te objectiveren en hier en daar een programma opzetten. Punt aan de lijn.
Regeringen als bondgenoot ?
Geen verrassende houding dus van de werkgevers, dus was het vooral uitkijken naar de houding van de lidstaten. Zij hebben een doorslaggevende stem. Je moet wel vaak tussen de lijnen lezen, omdat die stem geformuleerd is met voorzichtig diplomatiek taalgebruik.
Vooral de tussenkomsten van een aantal zwaargewichten (Europa, Verenigde Staten, Brazilië, China) worden woord na woord geanalyseerd. Een aantal van hen stemden ons toch voorzichtig hoopvol. De landen erkennen de problemen én zien de nood deze aan te pakken. Voor hen is een nationale benadering niet voldoende, maar hebben we nood aan een internationaal kader. Ze stellen voor om te onderzoeken of geen nieuwe norm nodig is om het probleem aan te pakken. En ze pleiten zelfs dat een groter deel van de winst moet vloeien naar de onderkant van de productieketen.
Maar ook hier is het afwachten tot de echte onderhandelingen starten. Of zoals Kathleen Passchier, de Nederlandse woordvoerder van de werknemersgroep, zei: “the ape has to come out of the sleeve”. Waarbij de onderlinge krachtsverhoudingen tussen de landen en hun economische belangen doorwegen.
De lat hoog leggen
De werknemersfractie is met veel ambitie aan deze conferentie begonnen. Dat kan ook niet anders als je overstelpt wordt met getuigenissen van wat allemaal fout loopt. De kledingindustrie springt er natuurlijk uit. De mensen van de Schone Kleren Campagne hebben zich grondig voorbereid en geven heel wat input. Maar we kregen ook heel wat voorbeelden uit andere sectoren, zoals de transportsector en de vis- en zeevruchtenindustrie. Het Internationaal Vakverbond heeft er in de aanloop van deze conferentie een sprekend rapport over uitgebracht over het “schandaal” binnen de mondiale toeleveringsketens.
Daarom willen we de lat hoog leggen. Optimisme is een morele plicht, nietwaar? Dat zijn wij verschuldigd aan de vele werknemers die in onmenselijke omstandigheden moeten werken. Dus willen wij niet eindigen met een lege doos, maar met een concreet actieplan voor de IAO, dat voor ons moet leiden tot een structurele verbetering van de arbeidsomstandigheden in deze ketens. Dat dus verder moet gaan dan vrijblijvende ad hoc initiatieven, op basis van alleen maar goodwill en goesting.
Dat kan alleen via bindende, afdwingbare afspraken. Dat kan alleen met een grensoverschrijdend kader. Een pure nationale benadering kan de zaken nooit helemaal keren. Ondernemingen zullen dan altijd de zwakste schakel blijven zoeken om te investeren of om hun goederen en diensten in te kopen. Werknemers die een vakbond willen oprichten of over een hoger loon willen onderhandelen zullen dan altijd de dreiging moeten trotseren dat hun bedrijf andere oorden opzoekt. Het level playing field (gelijk speelveld) waar bedrijven graag mee schermen, is dus ook voor ons belangrijk.
Een nieuwe norm en dan liefst een nieuwe conventie binnen de Internationale Arbeidsorganisatie is voor de werknemers het te bereiken doel. Al weten we dat dat nog een lange weg is. Maar een eindrapport dat dit doel dichter bij brengt of een proces lanceert waarbij de IAO zich directer naar multinationale ondernemingen richt, zou al een stap vooruit betekenen.
De volgende dagen gaat het zogenaamde redactiecomité van start. Dit is eigenlijk een onderhandelingscomité met een beperkte samenstelling: 8 werknemers, 8 werkgevers en 8 regeringen, waarbij vooral de samenstelling van deze laatste fractie voor ons belangrijk is.
Op basis van het verslag dat de Internationale Arbeidsorganisatie van de eerste vier dagen maakte, werken zij aan de eindconclusies. Die dan nog eens tussentijds worden voorgelegd aan de commissie en aan de aparte fracties. De volgende dagen zal het dus diplomatiek windstil zijn. Fingers crossed. Later meer over wat dit heeft gegeven.
Bart Vannetelbosch