Wat Giorgio Agamben ons kan leren over de dood van Mawda Shawri

Blog

Hoe het mogelijk werd dat een politieagent op ongewapende vluchtelingen schoot

Wat Giorgio Agamben ons kan leren over de dood van Mawda Shawri

Wat Giorgio Agamben ons kan leren over de dood van Mawda Shawri
Wat Giorgio Agamben ons kan leren over de dood van Mawda Shawri

De dood van Mawda Shawri (2) in een wilde achtervolging op 17 mei 2018 is een symptoom van een maatschappij die mensen maar al te vaak reduceert tot een dierlijk leven; een analyse.

© Alexandros Manopoulos (CC BY-NC-ND 2.0)

Giorgio Agamben tijdens een lezing in Griekenland op 18 november 2013

© Alexandros Manopoulos (CC BY-NC-ND 2.0)​

Laatst herlas ik bij toeval dit artikel van Nima Zahedi Nameghi, onderzoeker aan de Université Laval in Quebec.  Daarin legt de auteur de link tussen de politieke filosofie van Giorgio Agamben en één van Donald Trumps eerste en uiterst controversiële (en bijna onmiddellijk geannuleerde) beleidsbeslissingen, het inreisverbod voor mensen uit voornamelijk landen met een moslimmeerderheid (het zgn. Executive Order 13769). De volgende tekst is erg door het artikel van Nameghi geïnspireerd, maar wil de thematiek wat meer actualiseren naar de hedendaagse situatie in België en de recente dood van de tweejarige Mawda Shawri op 17 mei 2018.

Bios en Zoè

Giorgio Agamben is een Italiaanse filosoof die, hoewel zijn werk erg breed is, sinds de publicatie in 1995 van het boek Homo Sacer: de Soevereine Macht en het Naakte Leven, voornamelijk bekend staat om zijn politieke filosofie. Die filosofie is erg beïnvloed door het concept ‘biopolitiek’ van Michel Foucault. Dat concept duidt op de manier waarop het leven van de mensen gereguleerd wordt door onze moderne democratieën.

In zijn werk grijpt Agamben terug naar het oude Grieks dat een verschil maakt tussen de termen bios en zoè voor het hedendaagse woord “leven”.  Voor zoè hanteert de filosoof in het Engels de vertaling bare life, het naakte leven. De Griekse term duidt op het pure bestaan van het biologische lichaam en haar noden (slaap, eten, drinken, enz.) die essentieel zijn voor het overleven. Soms wordt hiervoor ook wel de beschrijving ‘het dierlijke leven’ gebruikt. Het is immers dit aspect waarvan de westerse filosofie gewoonlijk denkt dat wij, mensen, het delen met het dierenrijk.

Het ontnemen van de bios van een individu draait om het onteigenen van elk zeggenschap of zelfbeschikkingsrecht van het subject.

Bios daarentegen is het politieke, culturele, en sociale leven van de mens. Bios duidt dus op de subjectiviteit van de mens, op haar bewustzijn, op haar gedachten. Wezens die alleen zoè zijn, zijn in filosofische zin geen subjecten omdat ze geen gevoelens, emoties, gedachten, enz. hebben. Het zijn louter ‘objecten’. Het zijn ‘dingen’ die door andere subjecten (i.e. wezens die wel bios genieten) geobserveerd, gemanipuleerd of geïnstrumentaliseerd kunnen worden. In feite draait het ontnemen van de Bios dus ook om het onteigenen van elk zeggenschap of zelfbeschikkingsrecht van het individu.

Belangrijk is ook dat bios tevens het terrein van de rechten, de wetten, de sociale normen, enz. zijn. Zonder bios - dus zonder gedachten, emoties of socialisatie - kom je immers niet in aanmerking voor zulke rechten of plichten. Je geniet namelijk niet alle kenmerken die de traditionele politieke filosofie en de liberale rechtstaat essentieel achten om deel te nemen aan de democratie en om als politiek of juridisch subject te worden erkend.

Als je enkel zoè bent, maak je daarom ook geen aanspraak op burgerschap in een land. Het ontnemen van de bios van een mens is dan ook een vaak voorkomende manier om bepaalde onwenselijke personen buiten de wet te houden.  Als je iemands burgerschap afneemt, zijn de wetten van het land immers niet meer op hem of haar van toepassing en kan je de gewone rechtspraak omzeilen.

Holocaust en Kolonisatie

© Alexandros Manopoulos (CC BY-NC-ND 2.0)

Giorgio Agamben tijdens een lezing in Griekenland op 18 november 2013

© Alexandros Manopoulos (CC BY-NC-ND 2.0)​

Zo werden joden in de Holocaust als eerste stap van hun burgerschap en politieke rechten ontzegd. Daardoor verloren ze een een essentieel aspect van hun menselijkheid. Alleen deze stap maakte de verdere genocide mogelijk.

Een ander voorbeeld zijn de Afrikanen tijdens het (neo)kolonialisme. Zij werden in de literatuur, in de maatschappelijke representaties, en in het collectief bewustzijn nooit als mensen voorgesteld of aangesproken. Ze werden van hun subjectiviteit, hun zeggenschap ontnomen en waren louter objecten die door witte mensen konden bekeken worden en gebruikt worden voor allerlei doeleinden zoals vermaak, arbeid, seks, enz.

Ook in België was dat overigens het geval: denk maar aan de zgn. ‘zoo humains’ op bijvoorbeeld Expo 58, waarin Congolezen letterlijk als dieren in een kooi werden tentoongesteld aan het guitige publiek dat de zoo bezocht.

In Agambens taal werden zij dus door de Belgische overheid beroofd van hun bios en gereduceerd tot zoè, tot het dierlijke leven.

De erkenning van iemands Bios is dus voor de persoon in kwestie essentieel om twee redenen. Het is in de eerste plaats een erkenning van zijn of haar subjectiviteit, van het feit dat hij of zij een individu is met een complex bewustzijn, genuanceerde gedachten, individualiteit, verantwoordeljkheid, zelfbeschikkingsrecht, en de bekwaamheid om voor zichzelf beslissingen te maken. Deze eigenschappen zijn op hun beurt dan wat hem of haar in de tweede plaats toestaat om als burger en als juridisch en politiek subject erkend te worden.

Homo Sacer, de Soevereine Macht en de Uitzonderingstoestand

In die context introduceert Agamben nog drie andere belangrijke en relevante concepten die de machtsrelaties verduidelijken die het verschil tussen bios en zoè mogelijk maken: de zogenaamde Homo Sacer, de soevereine macht, en de ‘uitzonderingstoestand’ (State of Exception), een term die afkomstig is uit het werk van Carl Schmitt.

Een Homo Sacer is iemand van wie de bios gedwongen is ontnomen door de soevereine macht en die daardoor gereduceerd is tot zoè. Een Homo Sacer is dus niet langer een subject, staat buiten de wet, en kan voor allerlei doeleinden gebruikt worden.

Homo Sacer is een Latijnse term uit het antieke Romeinse recht, dat nog steeds de basis vormt van ons hedendaags rechtssysteem zoals elke Belgische jurist wel weet. Het antieke concept duidt op iemand die uit de samenleving wordt verbannen, iemand die daarom buiten de wet staat en op wie de wetten bij gevolg niet van toepassing zijn.

De Homo Sacer mag om die reden door iedereen en zonder verdere consequenties gedood worden, maar hij mag niet geofferd worden tijdens een ritueel. In meer hedendaagse termen zou je kunnen zeggen dat die persoon vogelvrij is: ze kan feitelijk gedood worden, maar dit zal en kan binnen de samenleving die de Homo Sacer verbannen heeft niet als een ‘moord’ of een ‘executie’ geïnterpreteerd of gelabeld worden. Deze termen zijn immers juridische categorieën die niet van toepassing zijn op mensen die buiten de wet staan.

Agamben interpreteert dit concept vanuit het verschil tussen bios en zoè. Voor hem is een Homo Sacer iemand van wie de bios gedwongen is ontnomen door iemand anders en die daardoor gereduceerd is tot zoè. Een Homo Sacer is dus zonder dat hij of zij dat wil niet langer een subject, staat buiten de wet, en kan voor allerlei doeleinden gebruikt worden. In het voorbeeld van de zoo humain van Expo 58 zijn dat dus de opgesloten Congolezen.

De persoon of instantie die bij de Homo Sacer de bios ontneemt is ‘de soevereine macht’. Zij bezit de macht om te beslissen wie een Homo Sacer wordt en beslist dus direct of indirect over leven en dood. In ons voorbeeld van Expo 58 is dat dus wat we uit gemak de organisatoren van de wereldtentoonstelling en de Belgische overheid zullen noemen. Je zou echter ook kunnen stellen dat de hele Belgische bevolking metaforisch of indirect de rol speelt van de soevereine macht omdat zij deelneemt aan de koloniale representaties en hun ideologie, en ze die bovendien veelvuldig reproduceert.

De manier waarop de soevereine macht de bios ontneemt van wie Homo Sacer verwordt, is aan de hand van de “uitzonderingstoestand”. De uitzonderingstoestand is een toestand waar ‘bij uitzondering’ beslist wordt dat de gewone wetten niet meer van toepassing zijn. Het is de wijze waarop de soevereine macht beslist wat deel uitmaakt van de politieke gemeenschap en wat niet en is dus ook de manier waarop ze de norm van haar politieke ruimte en cultuur bepaalt.

De soevereine macht bepaalt immers aan de hand van de uitzonderingstoestand wanneer en voor wie de wetten van toepassing zijn en wanneer en voor wie dat niet het geval is. De soevereine macht bepaalt dus wat ze in haar cultuur wil behouden en wat ze liever niet wil behouden en daarom in de uitzonderingstoestand plaatst. Als een Homo Sacer  ongewenst is bij de soevereine macht en hij of zij in de uitzonderingstoestand geplaatst wordt, wordt hij of zij uitgesloten van de maatschappij, waardoor de normale wetten, regels, enz. plots niet meer van toepassing zijn. De uitzonderingstoestand bepaalt dus ook de grens tussen inclusie en exclusie.

Agamben en de dood van Mawda Shawri

Vermoedelijk ziet u nu wel waar ik naartoe wil en hoe de link tussen Agamben en de tragische dood van Mawda Shawri zit. Vluchtelingen zoals Mawda Shawri en haar familie zijn in onze maatschappij verworden tot Homo Sacers, zoals die andere term, ‘illegalen’, i.e. mensen zonder burgerschap, duidelijk laat zien.

Maar hoe legitimeer je het ontzeggen van hulp aan mensen die duidelijk in nood zijn en van wie het leven zelfs in gevaar is? Het antwoord is simpel: door hen niet als mensen te representeren.

Hun bios is hen ontnomen, ze zijn gereduceerd tot het naakte leven, het dierlijke leven. Ze worden bijna letterlijk als sardienen in een blik getransporteerd in een bestelwagen. Maar niet alleen de mensensmokkelaars instrumentaliseren de vluchtelingen voor hun eigen profijt. Ook België en de EU doen dit en delen dus in de soevereine macht. ‘Fort Europa’ houdt niet-Europese subjecten graag buiten omdat ze haar rijkdom dan niet moet delen. Maar hoe legitimeer je het ontzeggen van hulp aan mensen die duidelijk in nood zijn en van wie het leven zelfs in gevaar is? Het antwoord is simpel: door hen niet als mensen te representeren, door hen van hun subjectiviteit te ontnemen, door hen te reduceren tot zoè.

Daarin speelt de media ook een belangrijke rol. De eeuwenlange geschiedenis van (neo)koloniale representaties, het gebrek aan genuanceerde niet-witte of niet-Europese personages op televisie en in film, de karikaturale representaties in het nieuws van ‘jihadisten’ in Molenbeek en elders, … Al deze representaties (en veel meer) nemen deel aan de uitholling van de subjectiviteit van ‘de andere’, van de mens die we niet (zo goed) kennen, van zij die een andere huidskleur, religie, of politieke opvatting hebben.

Wat concreter viel het me in de context van de dood van Mawda heel hard op hoe in de Vlaamse berichtgeving steeds sprake was van ‘de ouders van Mawda Shawri’, zonder dat ze bij naam genoemd werden. Toen ik dit artikel begon te schrijven, heb ik dan ook heel lang moeten zoeken tot ik hun namen vond; zo lang zelfs dat ik aanvankelijk dacht dat ze om de één of andere juridische reden niet mochten worden vrijgegeven. Het is pas bij het toevallig lezen van dit artikel van The Guardian dat ik leerde dat de ouders Shamdine en Ako heten.

Het ontbreken van de namen van de ouders in de Vlaamse berichtgeving illustreert echter uitstekend het argument van Agamben. Als de pers hen hun naam ontneemt, ontneemt ze hen namelijk ook hun gezicht en een deel van hun menselijkheid. Het ontnemen van hun naam, de unieke identificatiewijze die hen afzet van anderen, is het ontnemen van hun individualiteit. Ze gaan op in de massa, en verworden tot louter ‘een ding’.

Er gaat in linguïstische kringen wel eens het aforisme dat iets niet in de werkelijkheid kan bestaan, als er geen woord voor bestaat. Als Shamdine en Ako dus geen naam krijgen, bestaan ze dan nog wel?

De dood van Mawda Shawri als uitzonderingstoestand

In het geval van de dood van Mawda lijkt het me ook heel duidelijk dat de uitzonderingstoestand zoals Agamben die beschrijft van toepassing was. Agenten mogen hun vuurwapen immers volgens de wetten van de samenleving enkel gebruiken wanneer dit voor zelfverdediging noodzakelijk is en dat lijkt uit de getuigenissen van Shamdine en Ako niet het geval te zijn. De wetten leken de agenten dus duidelijk niet van toepassing in deze ‘uitzonderlijke’ situatie. Ze besloten dan ook om even de wetten buiten beschouwing te houden, de vluchtelingen buiten de wet te plaatsen, en de situatie te interpreteren als een uitzonderingstoestand. Het resultaat was er: de Homo Sacer was gedood, (voorlopig) zonder consequenties.

Maar niet alleen het burgerschap en haar rechten en jurisdictie werden de slachtoffers tijdens het schietincident ontzegd, ook hun menselijkheid werd afgenomen. Zo heeft het veel te lang geduurd tot Mawda medische hulp kreeg, heeft Comité P eerst ontkent dat het kind gestorven was aan een kogelwonde (want recht op waarheid en kennis is een recht van subjecten en burgers, niet van objecten of zij die enkel zoè zijn), mochten de ouders niet met het kind naar het ziekenhuis gaan (hoewel ze bezwaarlijk een gevaar voor de maatschappij vormden), moest een tweejarig kind dus eenzaam sterven, en werden de ouders pas bijzonder laat van haar dood geïnformeerd, pas na het hele land het al wist.

Uit de onmenselijke manier waarop ze behandeld zijn geweest, blijkt dus dat Mawda en haar familie niet alleen hun burgerrechten werden ontzegd, maar ook zelfs hun elementaire en essentiële internationale en universele mensenrechten.

© SP Groningen (CC BY-NC-ND 2.0)

Een vader en een zoon nemen deel aan een pro-vluchtelingendemonstratie in Groningen op 14 december 2015.

© SP Groningen (CC BY-NC-ND 2.0)​

Wat nu?

Het is dan ook niet verwonderlijk dat een groep academici, waaronder de filosofe Isabelle Stengers, in een open brief in La Libre Belgique oproept tot een onmiddellijke regularisatie van de familie Shawri. Deze oproep is een poging om de familie opnieuw haar bios te gunnen, en al doende ook haar rechten op een volwaardig juridisch en/of parlementair onderzoek naar de dood van hun kind.

Een mogelijke regularisatie zou een manier zijn om de familie opnieuw haar bios te gunnen, en al doende ook haar rechten op een volwaardig juridisch en/of parlementair onderzoek naar de dood van hun kind.

Daarnaast zou de regularisatie voor de familie niet alleen een erkenning van haar rechten zijn, maar ook een erkenning van haar menselijkheid. Als de familieleden namelijk geen asiel krijgen in België, moeten ze immers hun kind wel hier begraven, maar kunnen ze hier zelf niet blijven, en moeten ze dus opnieuw hun kind achterlaten.

De zaak Shawri is echter maar een symptoom van een onderliggende ziekte. De noodzakelijke regularisatie van de familie Shawri is dan ook maar een incidentele of acute oplossing voor een structureel probleem. Als we een eind willen maken aan de structurele ontneming van de bios van vluchtelingen en migranten, dan is een verregaande aanpassing van ons denken en onze rapportage over andere landen, mensen en culturen nodig, en moeten we streven naar een berichtgeving die hun genuanceerde menselijkheid belicht.

De moderne democratie als soevereine macht

Wat de dood van Mawda en Agamben ons ten slotte ook laten zien, is dat een mens in onze moderne democratieën niet per definitie het recht heeft om rechten te bezitten. Het wordt hem of haar louter toegestaan die rechten te bezitten door de soevereine macht. Zij kan diezelfde rechten immers ook op elk moment weer wegnemen aan de hand van de uitzonderingstoestand.

In onze moderne democratieën heeft een mens niet zonder meer het recht om rechten te bezitten. Dit recht wordt hem of haar louter toegestaan door de soevereine macht, die datzelde recht ook op elk moment weer kan wegnemen.

Dat is ook de reden waarom er vorig jaar bij onze noorderburen zoveel commotie ontstond bij de uitspraak ‘doe normaal of ga weg!’ van minister-president Mark Rutte. Met zo’n uitspraak waarborgt Rutte zichzelf immers het recht of de soevereine macht om wat normaal is, i.e. de norm, te bepalen, en dus te bepalen wie of wat er buiten de norm en in de uitzonderingstoestand wordt geplaatst.

Overigens lijkt mij dit ook de reden waarom de natiestaat als concept volledig verouderd is. De natiestaat beschouwt ‘de natie’ immers als het legitieme beginsel of de logische basis van de staat. De natie is daarbij dan het ‘autochtone’ volk, haar cultuur. In een geglobaliseerde wereld en in de context van migratie en de EU is een dergelijk concept dan ook bijzonder exclusief.

Toch houden de meeste Europese staten nog steeds aan dit idee vast. Vanuit een theoretisch perspectief impliceert dit dan ook dat de moderne Europese natiestaten heel wat mensen snel in de uitzonderingstoestand zouden kunnen plaatsen en hen zo ook tot Homo Sacers zouden kunnen veroordelen. Daarom waarschuwt Agamben ons ook dat elke moderne democratie de potentie heeft om heel snel tot een totalitair regime te verworden. In feite is dat totalitaire aspect voor de Italiaanse filosoof zelfs inherent aan elke moderne democratie door haar positie als soevereine macht. Zij alleen beslist immers wanneer en voor wie ze de uitzonderingstoestand verkondigt.

In de praktijk gaat de soevereine macht in onze moderne Europese staten natuurlijk gelukkig zelden zo ver, maar het valt toch op dat de voor de natiestaat ongewenste individuen, zij het migranten, andersgeaarden, andersgelovigen, of anderen die de norm van de soevereine witte middenklasse niet delen, vaak nog tweederangsburgers blijven. Het blijft dus in elke democratie steeds opletten geblazen!