“‘Water vloeit met de “metro” naar het Poopómeer’
Net als je het geloof in de ontwikkelingssamenwerking wil opgeven, staan er initiatieven voor je neus die je doen verbazen en weer pakken energie geven om aan het werk te gaan! Een initiatief dat werkt zonder externe financiering, zonder tussenkomst van een ngo, maar puur op de kracht van de samenwerking van vrijwilligers uit de vele gemeenschappen van de Altiplano. ¡Ayni! noemt dat in Aymara.
Meer dan twintigduizend jaar geleden bestond het Boliviaanse Hoogland uit een enorm meer, het Minchinmeer. De Uru’s zijn volgens de legenden de oudste bewoners van deze Altiplano en leefden aan deze oevers. Inmiddels is dit binnenmeer sinds lang verdwenen en heeft het een enorme vlakte aan klei achtergelaten.
Er wonen vandaag niet alleen Uru’s, maar ook Aymara’s en Quechua’s bovenop deze kleilaag, die verzadigd is met zout door het hoge zoutgehalte van dat bijna legendarische Minchinmeer. De waterputten zijn enorm zout. ‘Van deze put weigeren zelfs de schapen te drinken’, klinkt het na het proeven van het grondwater. En met die woorden groeide een zeer productieve samenwerking.
Het plan om het grondwater te verbeteren ontstond in Cari Cari. Inmiddels zijn al meerdere provincies betrokken.
© Silke Ronsse
Men is de conventionele investeringsprojecten beu
Met twaalf man vertrokken we in een auto voor zeven. De opkomst was groter dan verwacht en iedereen moest natuurlijk ter plaatse geraken. De mensen van het dorp Llanquera wachten ons op in de gemeenschap. Er kwamen ook mensen uit andere streken van de Altiplano toe. Na een paar uur had het aantal zich nog eens verdubbeld.
‘We willen niet nóg meer beton, we hebben kennis nodig.’
Iedereen heeft water nodig, maar de bronnen zijn schaars en van zeer slechte kwaliteit. De interesse is groot. ‘We willen niet nóg meer beton, we hebben kennis nodig’ hoor ik enkele mannen tegen elkaar zeggen.
Ze zijn de conventionele projecten beu. Een tijd geleden kregen ze in één van de gemeenschappen een waterput met pomp en watertoren. Na enkele weken werkte het systeem niet meer.
De pompen zijn niet gemaakt voor de extreme omstandigheden van de Altiplano en na afronding van het project is geen budget beschikbaar voor reparatie.
De jongste generatie is gefascineerd door de klei uit eigen bodem tijdens de workshops.
© Alberto Vázquez Ruiz
Wetenschappers versus de lokale kennis
Waar een mierennest zit, is er water. Hetzelfde geld voor llareta, een lokale mosachtige plant die ook wel als brandstof wordt gebruikt. Ook voor zoetwater op te sporen wordt beroep gedaan op bepaalde planten of de aanwezigheid van zandduinen. Al weet men pas echt de kwaliteit van het water door handmatig een put te graven.
Door verschillende mensen wordt ook radiësthesie toegepast met een wichelroede om ‘wateraders’ te vinden en de beste plaats voor een waterput uit te kiezen. Een systeem gebaseerd op de detectie van een elektromagnetisch veld. Een pseudowetenschap, die verbazend goede resultaten lijkt te geven. De mieren, llareta en radiësthesie zijn het steeds vastberaden met elkaar eens over de exacte locatie van deze ‘wateraders’.
Het gebruik van een Allemans wichelroede voor de zoektocht naar grondwater.
© Silke Ronsse
Op dat punt ontstaat er al snel frustratie vanuit de gemeenschap naar ngo’s die projecten aanbieden zoals bijvoorbeeld waterputten. Deze technici blijken geen aandacht te hechten aan de kennis die de bewoners van hun ouders of grootouders hebben overgenomen. Integendeel, soms wordt het vlakaf als hekserij beschouwd omdat er geen volledige wetenschappelijke verklaring is voor het gebruik van radiësthesie.
‘We hebben water nodig voor onze schapen’
Traditioneel worden op de Altiplano wijiñas gegraven. Dit zijn open reservoirs die worden uitgegraven om regenwater op te vangen en zo dienst te doen als drinkwater voor het vee, alsook soms voor de mensen zelf. Een kudde schapen bevat al snel enkele honderden dieren, en die drinken elk zo’n vijf liter water per dag.
Het centrale deel van de Altiplano is niet geschikt voor landbouw. Veeteelt is er de belangrijkste inkomstenbron.
© Silke Ronsse
Recente jaren merkt men dat deze wijiñas sneller uitdrogen en men vaak in september al zonder water valt, terwijl het regenseizoen pas werkelijk in december van start gaat. In die periode is het zoute en vaak arseen houdend grondwater het enige alternatief. Soms sterven er schapen door de slechte waterkwaliteit en raakt men een groot deel van hun inkomsten kwijt.
De zandlaag als een immense ondergrondse tank
Op een dag kwam de vraag waarom de waterbronnen die tot dan toe zoet waren, alsmaar zouter worden. ‘Is het dan niet nodig dat het grondwater dat we gebruiken, ook weer moet worden aangevuld?’ werd me nieuwsgierig gevraagd. En zo ontstond een reeks terreindagen met boringen, metingen en observaties. En vervolgens drie praktische workshops over de werking van het grondwater.
De derde workshop haalt het belang van infiltratie van regenwater en hervegetatie aan.
© Alberto Vázquez Ruiz
Een belangrijk onderwerp zijn de relatief dunne zandlagen die zich in het kleipakket bevinden en kunnen dienst doen als een gigantisch ondergrondse watertank. Het is daarbij natuurlijk heel belangrijk dat die tank continu wordt aangevuld door de infiltratie van regenwater. De kleilaag houdt misschien veel zout vast, maar als we de zandlaag aanvullen met zoet water, zullen de waterputten al snel een betere waterkwaliteit geven.
in dat ideale geval kan per persoon een paar miljoen liter water per jaar gewonnen worden.
Het verbazende is dat als we de neerslagdata op het Boliviaanse Hoogland bekijken, de hoeveelheid jaarlijkse neerslag helemaal nog niet zo laag is, vergeleken met centraal of zuidelijk Spanje. Waar het fout gaat is dat deze neerslag op zeer korte tijd valt, op de kleilaag blijft liggen en vervolgens bijna volledig opnieuw verdwijnt door evaporatie. Een fenomeen dat alsmaar versterkt wordt door de klimaatverandering.
Stel dat echter ál deze regen zou kunnen opgeslagen worden in ‘tanks’, beschermd van wind en zon, dan kan in dat ideale geval per persoon op de Altiplano een paar miljoen liter water per jaar gewonnen worden.
Dankzij een handboor kunnen ze op een uur tijd nu de kwaliteit van het grondwater nagaan. Vroeger betekende dat een hele dag graven.
© Silke Ronsse
‘Die zandlaag is als een metrotunnel, en het water gaat met de metro richting het Poopómeer’ concludeert één van de betrokkenen.
De deelnemers zijn enthousiast want het is praktisch en toegepast op hun gebied. Voor een keer is het geen droge theorie die moeilijk toe te passen is op deze vlakke, zoute, droge Altiplano.