'We kunnen sterven in de Middellandse Zee, maar ook in ons bed'

Blog

'Als ik vrijheid of kansen in mijn land zou hebben, ik was er gebleven'

'We kunnen sterven in de Middellandse Zee, maar ook in ons bed'

'We kunnen sterven in de Middellandse Zee, maar ook in ons bed'
'We kunnen sterven in de Middellandse Zee, maar ook in ons bed'

Het is vandaag zo heet in Niamey, dat de jonge vrouwen die pannenkoeken verkopen op de hoek van de straat deze bijna kunnen laten bakken in de zon en hun vuurtje mogen blussen. Het is vandaag zo stoffig in Niamey, dat we allemaal zand en stof in onze longen nemen en uitsnuiten, en met onze handen om ons heen flapperen om onze gespreksgenoot beter te kunnen zien doorheen de draderige hete brij die lucht genoemd wordt. Het is vandaag de dag waarop we allen opstonden en neergeslagen werden met het nieuws van 700 slachtoffers in de nieuwe scheepsramp die de Middellandse Zee voortbracht. De grootste ramp met migranten in deze zee ooit.

We zitten samen op wat vieze matrassen en bidmatjes in een barak, schuin tegenover de garage van buscompanie Sonef. Sonef wordt geprezen en gepromoot als de béste busmaatschappij van Niger. Sonef is ook wereldberoemd onder de migranten die onderweg zijn naar het continent van melk en honing.

We kunnen altijd sterven

Het is wel vijftig graden in de barak. Straaltjes zweet over ieders gezicht. Toch praten we honderduit. We, dat zijn Gambianen, enkele Senegalezen, twee Maliërs. Mijn buurman heeft ondertussen mijn vrouwensandalen aangetrokken en kan bouwen op veel pret van de anderen. ‘Maar de zee, vrienden. De zee.’ Het gelach verstomt.

Ter tijd en stond moeten we Kebba uit de barak verjagen. Deze schakel in het smokkelnetwerk moet niets weten van het nieuws van de ramp. ‘Allemaal propaganda’ zegt hij. ‘Een leugen van Europa om mensen tegen te houden de zee over te steken.’ Al een geluk gelooft geen mens zijn smoesjes en wordt hij weggehoond.

‘Ja, dat weten we. En we voelen enorm mee voor onze broeders die hun leven verloren.’ Alhagie, een andere pion in hetzelfde netwerk heeft een andere aanpak. Hij vertelt zijn broeders op voorhand eerlijk over alle gevaren die hun te wachten staan en route, en helpt hen indien ze overtuigd zijn deze gevaren te trotseren.

En dat gevaar, dat zijn ze bereid te trotseren. Ze komen reeds van te ver. Ze hebben reeds te veel geld opgegeven voor deze weg. Teveel meegemaakt. Hier in Niamey ruik je bijna de zee. Of toch alvast het zand van de woestijn.

‘C’est le temps que tu as perdu pour ta rose qui fait ta rose si important.’ Dit citaat uit Le Petit Prince van de Saint-Exupéry komt in mijn hoofd en blijft er de ganse middag hangen.

‘Ik ben hier voor een beter leven. En als ik terugga ga ik er niets vinden. We kunnen altijd sterven, ook vannacht in ons bed. De zee is slechts een manier van reizen. Zoals de straat een andere is. Als man mag je nooit opgeven.’ Seikou is een moedig man. ‘Er zijn veel mensen die sterven onderweg, maar er zijn er ook veel die overleven.’

Maar er is ook angst in de barak. Angst is een moeilijk thema. Angst moet je verbijten als goede moslim, als echte man. Maar het woord smaakt niet vies. En de vrees wordt schoorvoetend toegegeven. Maar dan zijn er de dilemma’s. Huis of goed in het thuisland zijn verkocht om de tocht te maken. Het geld is opgeraakt in Niamey, veelal door de vele checkpoints onderweg waar de corrupte officiers en soldaten hen grif geld aftroggelen. ‘Hoe kunnen we dan terugkeren?’

Als ik vrijheid of kansen in mijn land zou hebben, ik was er gebleven

De Gambianen zijn eenduidig. Ze kunnen, willen of mogen simpelweg niet terug naar hun land. Het regime heeft hen er langzaam maar zeker kapot gemaakt. Vanbinnen of letterlijk vanbuiten opgevreten. 
Niemand wil écht die zee over. Niemand wil echt dagenlang bovenop een truck door de woestijn van Agadez naar Libië wetende hoeveel ongelukken er gebeuren onderweg. Hoeveel de truck verdwaald geraakt, in panne valt, of iemand eraf tuimelt. Niemand staat erom te trappelen zich te laten opsluiten in één van de gevangeniscontainers in de woestijn in Libië. Maar waar vinden ze het geld om opnieuw te beginnen met een business in pakweg Guinee?

En wat als de VN hen terugstuurt naar Gambia, met medeweten van de president? Dan vliegen ze gegarandeerd rechtstreeks naar de gevreesde gevangenis Mile 2.

‘Als ik hier kan werk vinden, blijf ik.’

De zorgen zijn er. En de angst hangt in de lucht. Maar de opties zijn nihil. De praatvaar tegenover mij oppert zijn angst over de kampen in Italië. De jaren die kunnen verstrijken zonder uitsluitsel over je toekomst. 
Deze mensen zijn geen onwetenden. Dat waren ze, voor ze vertrokken. Maar de tocht tot Niger heeft hen wijzer en kleiner gemaakt. Moedeloosheid nam de plaats in van hoop.

‘Als ik hier kan werk vinden, blijf ik.’ Dat geldt ook voor de meisjes. Fatumata uit Mali is verschrikkelijk bang. Ze weet ondertussen wat er gebeurt met je als vrouw onderweg. Maar ze wil zo graag haar Malisch vriendje terugzien in Frankrijk dat ze blijft twijfelen. En niemand had haar ooit over die woestijn verteld. Mariam uit Gambia is zeker. Ze krijgen haar de zandvlakte niet door. Ze is sinds eergisteren gestart met een kleine eetstand in de straat van Sonef. Zo hoopt ze geld te verzamelen voor haar zieke dochter in het thuisland, en wie weet met enige tijd een Senegalees restaurant te starten. ‘Mensen uit Niger houden van Senegalees eten’, weet ze.

Voor Moussa uit Senegal hoeft het allemaal niet meer. Hij leest de rampverhalen elke dag via het internet. Misschien gaat hij naar Benin, of naar Ivoorkust.

Voor ik vertrek zie ik Rasta nog. Hij heeft zich de voorbije uren wat verstopt. 
‘Natuurlijk ben ik bang. Ik ben doodsbang. Maar ik kan niet meer terug. De zee is mijn enige optie.’

*De namen zijn fictief ter bescherming van de betrokkenen.