Dekoloniseren, de enige weg naar echte internationale solidariteit
“‘Wie investeert mee in het businessplan van boer Ibrahima?’
Na acht jaar geloven in sociaal investeren, ondernemerschap als motor van ontwikkeling en nog wat mooie principes op een hoop, kreeg sociaal ondernemer en wereldblogger Halewijn Timmerman een uitgekiend businessplan voorgeschoteld.
Stoephangen in Gawane - Kaolack
© Halewijn Timmerman
Na acht jaar geloven in sociaal investeren, ondernemerschap als motor van ontwikkeling en nog wat mooie principes op een hoop, kreeg Halewijn Timmerman, sociaal ondernemer en boer in Senegal, een uitgekiend businessplan voorgeschoteld. ‘Een plan waarin ik mijn referentiekader, waarden en normen en het morele vingertje echt helemaal moest lossen. Een plan dat zijn oorsprong heeft in het neokoloniaal, eurocentrisch karakter van onze handelsverdragen en ontwikkelingssamenwerking anno 2023. Dekoloniseren van verschillende sectoren is de enige weg naar echte internationale solidariteit.
Ik zit weer op de stoep in Gawane, waar ik de rest van de avond zal doorbrengen. Waar ik al m’n avonden doorbracht, vijf jaar lang. Waar tijd niet kostbaar is, omdat geld voor vrijetijd er niet is. Waar ik de ondraaglijke lichtheid van een leven zonder kansen heb trachten te begrijpen. Waar ik elke avond de Europese dromen van mijn maten aanhoorde. Waar ik zowat elke avond palaverde over de kansen die er wel niet zijn in Senegal zelf. Waar ik op 16-jarige leeftijd zelf een oversteek met de boot zou wagen als ik er geboren werd. Sowieso!
Ibrahima, een collega stoephanger, spreekt me zacht aan en zegt dat hij iets met mij wil bespreken. Hij stoephangt niet erg vaak, want hij werkt als boer lange dagen op het veldje van de familie in Kaolack. We zetten ons iets verderop. Hij begroet me hartelijk en vraagt hoe het met mij en al mijn familieleden gaat. Uiteraard pols ik ook naar zijn achterban, vrouw, kinderen, mama, papa, neef en nichten.
Nu zal het moment komen dat hij achter geld gaat vragen voor één of ander businessplan dat snel geld gaat opleveren. Na acht jaar Senegal ken je de geplogenheden, ken je de toon waarop je aangesproken wordt en de sfeer van een gesprek. Er is geld nodig.
Tot mijn grote verbazing vraagt hij me hoe ik in Senegal belandde. Waarom in godsnaam Kaolack en waarom kippen en varkens. Een vraag die ik nooit krijg in Senegal, maar waarvoor ik in België de repeat functie heb aanstaan. De vooringenomenheid, wantrouwen en vooroordelen naar Ibrahima toe doen me ongemakkelijk voelen. Elke keer opnieuw besef ik dat een eerste gedachteflits steeds vertrekt vanuit vooroordelen.
Ik herpak me en begin te vertellen. Na een korte redevoering over sociaal ondernemen, eigenaarschap, geloof in eigen kunnen en betaalbaar kapitaal is het stil. In het Wolof komt het allemaal nog niet zo goed over besef ik.
Trade not aid, of eerder Traide?
Eigenlijk wilde ik hem zeggen dat in Senegal beland ben als sociaal ondernemer omdat ik mij door een langdurige stage in de ngo-wereld serieuze vragen stelde over de sector. Niet over de prachtige mensen die dagelijks met volle inzet en goede bedoelingen werken voor een ngo. Wel over het zieke systeem dat medeverantwoordelijk is voor de noord-zuidverhoudingen in de wereld. Dat medeverantwoordelijk is voor de instandhouding van een afhankelijkheidsrelatie, ongelijke machtsverdeling en het superioriteits-/inferioriteitsgevoel dat telkenmale opnieuw bevestigd wordt.
Een systeem dat mensen uit België haalt om posten te bekleden in Senegal en hen hiervoor 10 keer meer betaalt dan voor een even competente Senegalees. Een systeem dat betaald wordt met winsten van onze drang naar economische groei die iedereen die niet mee kan achterlaat. Trade not aid, of eerder Traide?
Ik wou hem zeggen dat human development voor mij gaat over het vergroten en uitbreiden van individuele keuzes en dat werk in onze huidige samenleving een cruciale factor is in dit proces. Werk stelt mensen in staat een salaris te verdienen en hierdoor (meer) eigen keuzes te maken. Het geeft mensen de mogelijkheid te groeien en zichzelf te ontwikkelen.
Wat doen 95 % van alle ontwikkelingsprojecten en programma’s die vandaag nog worden opgezet echt?
Ik wou hem zeggen dat ik David Van Reybrouck volg in zijn redevoering over nuttig werk. Dat er pas nuttig werk kan verricht worden wanneer de heersende cultuur, taal (!), filosofie, lokale context en economische omstandigheden exhaustief in rekenschap worden genomen. Als dit eigen wordt gemaakt vanuit een lerende positie.
Ik wou hem zeggen dat wij veel te vaak bezig zijn met het invullen van wat we denken dat de andere nodig heeft. Wij weten dat toch helemaal niet? Neen klopt, wij Europeanen weten dat best. Ons geld gaat alleen naar projecten waarvan wíj denken dat dat goed zou zijn voor de mensen.
Kort door de bocht, maar vergelijk het met een situatie die we allemaal wel eens meemaken, waar we allemaal ons hoofd al eens over gebogen hebben. Wat geef je een bedelaar op straat? Een stuk brood omdat we denken dat hij honger heeft of een euro opdat hij zelf kan kiezen wat hij ermee doet. Hij weet immers zelf wat hij op dat moment nodig heeft. Of niets, omdat je het systeem erachter niet in stand wil houden en hem al zeker zijn carapils niet wil sponsoren.
Wat doen 95 % van alle ontwikkelingsprojecten en programma’s die vandaag nog worden opgezet echt? Maar echt echt echt hé? Niet wat er in hun visietekst staat. Ze geven brood, of ze geven geld, maar alleen om brood te kopen.
Ik wou hem zeggen dat er ongelooflijk veel talent en potentieel aanwezig is in Senegal dat verloren gaat omdat men niet in hen gelooft, vertrouwt en investeert. Het vertrouwen in zichzelf hierdoor is ook helemaal zoek geraakt.
ik wilde hem nog zoveel meer zeggen, maar ik wil niet meer prediken dan nodig.
Het businessplan van Ibrahimi
Ibrahima vraagt me of ik nog steeds overtuigd ben van investeren en sociaal ondernemerschap als motor voor duurzame ontwikkeling? ‘Absoluut’ antwoord ik hem, de twijfel in m’n eigen stem horende. Zoveel en directe vragen van een Senegalees die jonger is dan ik ben ik niet gewoon. Dat kan toch niet hier. I love it. Ik krijg er een warm gevoel van in mijn buik.
Hij vertelt me dat hij een formation entrepreneuriat heeft gevolgd via de Duitse ontwikkelingssamenwerking. Dergelijke opleidingen zijn op dit moment schering en inslag binnen de sector. Senegalezen ondersteunen in het formaliseren van hun business door modellen, principes en plannen die in Europa werken in een opleiding te gieten. Nog eens te meer gegeven door vrijwillig consultants vanuit Europa.
‘Ik heb een passie voor telen, maar op dit moment is het niet meer rendabel om in Senegal te boeren.’
Ibrahima vertelt me dat hij een businessplan geschreven heeft en wil mijn mening hierover. Dan toch geld nodig, maar wel goed ingepakt deze keer. Hij heeft 9500 euro nodig, die hij zal afbetalen vanaf het vierde jaar nadat hij start. De afbetaling zal lopen over acht jaar. De eerste vier jaar betaalt hij rente af en de laatste vier jaar rente+kapitaalaflossing. De startjaren zullen nodig zijn om enkele cruciale fases te doorlopen als ondernemer. Rendabiliteit is niet van vandaag op morgen een feit, voegt hij eraan toe.
Mijn interesse is van 0 naar 100 % gegaan. Hij maakt reflecties die ik zelf pas had na vier jaar ondernemen. Dank u Duitse ontwikkelingssamenwerking? ‘Over welke fase heb je het dan?’, vraag ik hem. De eerste jaren als ondernemer vragen een grote investering. Research en development, doorzetting, wil en vallen en opstaan. Niet? Ik word warmer en warmer en knik heftig.
Ik heb geen idee welk plan hij heeft, maar het maakt mij nu al weinig uit. Deze man heeft erover nagedacht en in zijn opleiding begrippen opgepikt die hij nu slim gebruikt. Zoals zowat elke startende ondernemer dat doet. Zoals ik gedaan heb.
Ik moet denken aan de bedelaar en het brood. Hij is geen bedelaar, maar een ondernemer. Leen hem gewoon dat geld, mensen weten heus wel wat ze zelf moeten doen met hun geld. In dit plan moet ik investeren, bedenk ik me. Hij vertelt dat hij een duidelijke richting heeft voor zijn plan, maar dat hij zijn unique selling point nog wil fine-tunen. Hij wil zorgen dat hij genoeg verdient om de lening af te kunnen betalen en hierin zoveel mogelijk mensen positief betrekken. Ik ben helemaal mee in zijn verhaal. Maar welk verhaal eigenlijk? Welke plan heeft die man? Waarin ga ik mee investeren? Ik ben zotbenieuwd.
De Senegalezen die hun toekomst in eigen land niet meer zien zitten door het consumptiegedrag van Europa zijn niet te tellen.
‘Wat is je business idee’?, vraag ik hem. Op een serieuze toon zegt hij dat hij een visum gaat kopen en naar Europa gaat om een job te zoeken. Hij wil zijn wereldbeeld verruimen, andere culturen leren kennen, kennis en ideeën opdoen en sparen om in Senegal te investeren. De 9500 euro heeft hij nodig om een visum te kopen en om op prospectie te gaan in Europa.
Een per diem per missiedag knipoogt hij naar mij, en daarmee naar een hele sector. Om een haalbaarheidsanalyse te kunnen doen en wat benchmarketing, maar vooral aan capacity building. Zijn Frans is niet goed genoeg en zijn capaciteiten als boer kunnen altijd aangespijkerd worden. Je kan altijd leren van elkaar. De kennis niet copy pasten maar vertalen naar de eigen lokale context.
Mijn maag krimpt in elkaar. De opbouw was subliem, zijn idee en aanpak zowaar nog beter. Is hij een genie of heeft hij nul realisme? Hij heeft me wel schaakmat gezet. Of niet?
Waarom investeer je de 9500 euro niet in je velden? ‘Ik heb een passie voor telen, maar op dit moment is het niet meer rendabel om in Senegal te boeren. Het klimaat warmt op, de regenval is steeds onvoorspelbaarder en onze velden zijn uitgeput.’
Neokolonialisme
Sinds een jaar heeft een grote agrobusiness geïnvesteerd in zijn gemeente. Ze telen groenten op meer dan 500 hectare voor export naar Frankrijk. De hoge kwaliteitseisen op de Europese markt zorgen ervoor dat de helft van hun productie op de lokale markt geduwd wordt. Soms wel tot 20 ton per dag. Wetende dat een familiale boer gemiddeld 600-700 kg groenten kan produceren op een seizoen.
De aanwezigheid van buitenlandse grootmachten zoals de Fransen en de Chinezen doen de kleine boeren hun land verlaten.
Vorig jaar oogstte Ibrahima pepertjes en verkocht deze op de lokale markt aan 3 euro per kg. Door de 20 ton pepertjes die wekelijks de markt op geduwd worden, kelderde de prijs dit jaar naar 50 cent per kilogram. Iedereen oogst immers op hetzelfde moment.
De agrofirm werkt ook met gps-gestuurde tractoren en bemesting om de rendabiliteit te optimaliseren. Ze pompen water op vanuit drie boorputten die de fossiele grondlaag helemaal uitput. Hij kan niet in deze regio blijven boeren ‘en door de pepertjes die Europa niet binnen mogen word ik gedwongen mijn eigen land te verlaten. Maar ik mag Europa ook niet binnen. Te hoge kwaliteitseisen’. Hij knipoogt weer.
Vroeger werkte ik als dagloner voor SONACOS. Het Senegalees staatsbedrijf dat pindanoten verwerkt tot olie. Sinds enkele jaren ben ik daar technisch werkloos bij gebrek aan pinda’s. Het probleem is niet zozeer de productie van pindanoten, hoewel het rendement per hectare fel achteruitgaat. Het zit hem in de aanwezigheid van de Chinezen in de sector. Chinezen kopen zowat alle pinda’s op dat ze kunnen vinden en betalen cash aan de boer. Dit jaar betaalden ze tot wel 25% meer per kilo dan de Senegalese marktprijs. Welke boer met verstand zou niet aan de Chinezen verkopen?
Ik knikte en vertelde hem dat ik voor het Fonds Pascal De Croos bezig ben met een onderzoek naar deze praktijken. Hij werd opgetogen en bood zijn hulp aan. De neveneffecten van de aanwezigheid van buitenlandse grootmachten zoals de Fransen en de Chinezen doen de kleine boeren hun land verlaten. Hij heeft beslist dat hij zijn kansen wil wagen om naar Europa te gaan.
Mijn gedachten flitsen alle kanten uit. De voorbeelden van Senegalezen die dit probeerden en niet slaagden zijn legio. De succesverhalen zijn op één hand te tellen. De Senegalezen die hun toekomst in eigen land niet meer zien zitten door het consumptiegedrag van Europa zijn niet te tellen.
‘Waarom denk je dat je in Europa zoveel beter af gaat zijn?’, vraag ik hem op een zachte toon. Hij kijkt me aan en lacht. ‘Het is het beeld dat ik heb van jullie. Quasi alle toubabs die je hier ziet, rijden in een geklimatiseerde 4X4 of hangen in een hotel aan de kust. Maar ook; al mijn Senegalese broeders die terugkomen uit Europa hebben zeven koffers vol cadeaus mee. Het zijn zwarte toubabs. Ze sturen auto’s, camions en containers met tweedehandsspullen op en in elk telefoongesprek met hem willen ze me overtuigen om naar daar te gaan. Welk beeld zou jij dan hebben?’
Er gaat van alles door me heen en acht jaar in Senegal flitsen door mijn hoofd. Al mijn opleidingen en de boeken die ik las over hulp en conditionaliteiten worden weer heel concreet. De bedelaar dan toch geen geld geven? De ondernemer geld lenen? Of alleen maar als dit binnen mijn moreel kader past?
Wat is het verschil?
In wat verschilt wat hij wil doen met wat ik heb gedaan? Ik heb in België een businessplan geschreven en heb een sociale onderneming opgestart in Senegal. Met meer vallen dan opstaan. Want de meeste dromen zijn bedrog. Wat is het grote verschil? Dat ik applaus krijg van mijn achterban in België en op een piëdestal gezet wordt in Senegal? Dat ik een paspoort bezit dat mij dit faciliteert? Wat is het verschil tussen hem en mij werkelijk? Niet veel denk ik, maar ook weer alles.
Ik vraag hem of hij al heeft aangeklopt bij programma’s die net investeren in dit circulair idee. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) van de Verenigde Naties, maar ook andere organisaties zetten programma’s op om dit mogelijk te maken.
Voor geen enkele organisatie voldoet hij aan de criteria. Hij is maar een simpele boer zonder veel kennis van het Frans. Iedereen verdenkt hem ervan gewoon naar Europa te willen gaan.
Ik slik nogmaals en mijn haren op mijn lijf gaan rechtstaan. Ik uit mijn waardering voor zijn businessplan, zijn aanpak, zijn openheid en zijn kwetsbaarheid om mij aan te spreken. Voor de veerkracht en ondernemendheid van deze man kan ik alleen maar mijn petje afdoen. Ik zeg dat ik dat geld niet heb en dat ik over alles eens goed moet nadenken alvorens ik investeerders zal aanspreken. Ik zeg hem dat ik het zal voorleggen aan geïnteresseerden.
Een gekocht visum als sociale investering? Investeert u mee?