“‘Wij hebben hulp nodig’
Extremen inspireren zegt Nick Cave. Ik ga akkoord. Na mijn buitenlandse ervaring volgt er een terugblik die kritisch doet reflecteren over hier en daar, prestatiedruk, globalisatie en ontwikkelingssamenwerking.
Het waren zes heel mooie maanden in Tanzania, waar ik veel geleerd, gevoeld en gezien heb. Toch zit ik sinds mijn terugkeer met meer twijfels dan voor mijn vertrek.
Mijn veilige thuishaven ging de eerste dagen gepaard met wat meer stress dan gewoonlijk, gewoon in het dagelijkse leven. In een broodjeszaak, in de winkel, op een drukke Graslei… de sfeer zat anders, en dat beviel me in het begin niet goed.
Prestatiedruk
Je krijgt drie vragen nadat je lang bent weg geweest in een exotisch land. 1. Het is moeilijk acclimatiseren/aanpassen nu zeker? 2. Hoe was het? Vertel er mij alles over! 3. Hoe? Je bent niet echt gebruind.
Het was inderdaad niet heel gemakkelijk. Ik kwam van een plaats waar je steeds hartelijk begroet wordt, ook door vreemden. Er is minder afleiding doordat materiële rijkdom, een veelheid aan keuzes en manipulatie minder doorgedrongen zijn in de maatschappij. Mensen richten zich naar elkaar, vinden daar hun eigen glimlach en ze luisteren echt. Anders zijn is niet afstotend, integendeel. De prestatiedruk om naar een bepaalde, opgelegde norm te leven is er minder. Je kan jezelf zijn, echt zijn.
Hier is dat niet zo, of toch minder. Meteen voelde ik die constante druk. Je kan hier niet buiten de lijntjes kleuren zonder dat je meteen een vieze blik krijgt of berispt wordt. Als je vreemden aanspreekt over je gevoelens dan is de kans groot dat men denkt dat je dagelijks een psychiater bezoekt. Ik kon ook écht niet kiezen in de winkel en op restaurant. Zelfs die vrijheid, dat denken we toch, om mijn eigen consumptie te kiezen ging gepaard met stress. Zoiets merk je pas echt als je het kan vergelijken met een andere situatie.
Twijfelachtige ontwikkeling
Daarom twijfel ik sterk over het oxideren van economische welvaart in ontwikkelingslanden, volgens wereldlijke (lees: Westerse) normen. Met andere woorden, globalisatie is door zoveel redenen niet goed. De gekende externaliteiten van globalisatie kennen we: uitbuiting van arbeid, groei van sociale en politieke ongelijkheid, vernietiging van het milieu en culturele homogenisatie. Ik voeg daaraan toe dat het individuele ontplooiing in de weg staat en het psychologische problemen versterkt. De focus wordt verlegd van constructief, menselijk naar destructief, individueel.
Hieruit volgt dat een deel van de ontwikkelingssamenwerking tot andere resultaten kan leiden dan de vooropgestelde doelen. Niet alle goede doelen zijn goed en duurzaam. Een Westerse wind vernietigt vaak lokale ontwikkeling. Toch kan het wel werken, denk ik, zolang samenwerking en participatie centraal staan. Interventies moeten actief begeleid en bijgewoond worden door lokale mensen, realistische budgetten moeten hanteerd worden, lokale gewoontes gebruikt en versterkt.
Denken dat wij het hier beter hebben en beter weten dan daar is zo fout, en die invloed moet beperkt worden. Voor humanistische crisissen, schendingen van mensenrechten en extreme armoede is er wel bijstand nodig, en de middelen zijn er. Dit moet in samenwerking gebeuren, in het lokale kader. Waar er juist moet ingegrepen worden, en wanneer een actie goed is afgewogen tegen negatieve gevolgen lijkt me voer voor moraalfilosofen. Maar scholen bouwen in hartje Afrika waar Europese leerstof gegeven wordt, is niet zo heel anders dan een Coca-Cola advertentie plaatsen op een kruispunt in Kinshasa.
Neem nu even Tanzania als voorbeeld. Julius Nyerere liet weinig tot geen buitenlandse invloeden toe in het land. Er was geen televisie, lokale producten deden het goed, zelfvoorziening ging vlot. Het land groeide gezapig, maar vooral gelijk en met zijn allen tezamen. Tanzania was zeer stabiel, en op zichzelf gefocust. Iedereen kon zijn ding doen, in zijn of haar eigen taal. Totdat de president en zijn socialistische kabinet aftraden in 1985 en de grenzen opengingen. Ongelijkheid groeide, en lokale producenten werden steeds meer naar de achtergrond verwezen. Ngo’s deden mee hun intrede, samen met ongewilde invloeden. De valse, opgebouwde wereld van expats staat in schril contrast met wat het land echt nodig heeft; lokale focus en gelijke groei.
Economische welvaart als barometer
Er schuilt veel hypocrisie in globalisatie. Landen gebruiken andere landen voor hun eigen groei. Ze beloven ontwikkelingslanden economische groei door achterhaalde en weinig actuele economische theorieën. Als deze ontwikkelingslanden dan hulp nodig hebben, en vragen, worden ze vaak nog meer de dieperik ingeduwd. Vluchtelingen, die moeten vluchten door rampen vanwege de klimaatopwarming of Westers beïnvloede oorlogen, worden aan hun lot overgelaten.
Ik zie weinig gemeende, belangeloze hulp. Ook hier niet, voor onze eigen toekomst en voor de jongeren die steeds meer ongerust, onzeker, gestresseerd en depressief zijn.
Het economische model is het model geworden van het individuele leven, hoe men zich verhoudt tot anderen. Onze identiteit hangt vooral af van onze status, werken moet ons leven voldoening geven. Als je faalt, moet je je schuldig voelen. Heel druk werken verleent ons prestige.
Wat doe je dan echt voor jezelf? Nadenken, creatief en cultureel bezig zijn, intermenselijk vertrouwen en humor zijn een goed antidotum tegen stress. Neem daar gerust je tijd voor, verrijk jezelf.