“‘'Wij zijn niemand' (Koerden in Syrië)’
© Pieter Stockmans
© Pieter Stockmans
5 oktober 1962, de Syrische president Hafez al-Assad bezegelt het lot van 300.000 Syriërs. Koerden. Het regime beslist nieuwe identiteitskaarten uit te vaardigen. Koerden worden geweigerd. ‘Een politiek maneuver om te zeggen dat wij geen Syriërs zijn, dat er in Syrië geen Koerden zijn, dat Syrië een Arabisch land is’, zegt Bengin Hadj, een Syrische Koerd die in 2006 naar België vluchtte. Koerden in Syrië hebben geen nationaliteit, geen rechten, geen plichten. Ze zijn staatloos: onbekend of vreemdeling in eigen land.
Bengin, inmiddels erkend vluchteling in België, is één van hen. We ontmoeten hem in zijn bureau in Antwerpen, waar hij voor het Protestants Sociaal Centrum migranten helpt om vrijwillig terug te keren naar hun land van herkomst. Zelf was Bengin in juli 2011 een laatste keer in Syrië, geen ongevaarlijke onderneming. ‘Ik moest terug om te huwen met mijn vriendin, zodat ze naar België kan overkomen. Daarvoor moest ik een Syrische ambtenaar aan de grens omkopen. Ik nam de bus van Aleppo naar mijn stad al-Malikyah. De weg is bezaaid met controleposten.’
Geesten zonder ziel
‘Op de weg tussen Aleppo en Damascus passeerde mijn taxi dan weer Homs en Hama, twee steden onder militaire bezetting waar het regime veel slachtingen aanricht. Aan beide kanten van de weg zag ik een hallucinant lange rij van tanks en legervoertuigen. Zeker 5km lang. De steden zijn volledig afgesloten van buitenwereld. Toen ik verwonderd een vriend probeerde te bellen om over de tanks te vertellen, had ik wel signaal, maar geen verbinding.
De chauffeur van de taxi wist perfect vanaf waar de verbinding terug hersteld zou zijn. Het regime weet tot waar de verbinding te verbreken. Pas geboren kinderen sterven omdat er geen elektriciteit is in de ziekenhuizen. Op 17 juli 2011 was ik in Damascus. Er was een cultureel festival, alsof er elders in het land geen gruwelijkheden plaatsvonden. Heel bevreemdend allemaal.’
Bengin beschrijft spontaan en met zachte stem hoe ontwricht het weefsel van de samenleving in Homs en Hama werkelijk is. Dood, gruwel en perversiteit is de orde van de dag. ‘Het begin van het nieuwe schooljaar werd uitgesteld omdat schoolgebouwen worden gebruikt als gevangenissen. De gewone gevangenissen zitten immers vol: er zitten al meer dan 10.000 mensen in de gevangenis in Homs. Wat in die gevangenissen en scholen gebeurt, is te gruwelijk voor woorden. In schoolgebouwen worden ook Shabiha, de knokploegen van het regime, getraind.’
Scholen, waar de volgende generatie kennis en waarden wordt bijgebracht, zijn vandaag plaatsen waar de meest immorele misdaden worden gepleegd. Amnesty International publiceerde bewijzen van hoe mensen in de gevangenis werden dood gefolterd. ‘Iemand die zoiets doet, heeft geen ziel. Het zijn geesten’, zegt Bengin.
‘Wij zijn niemand’
Bengin ziet het regime nog niet snel vallen. ‘Eerst zal er nog veel bloed vloeien, veel bloed’, zegt hij. Vanaf 15 maart, het begin van de revolutie in het zuidelijke provinciestadje Deraa, doen ook Koerden voor de eerste keer mee aan betogingen. ‘Voorheen was dit ondenkbaar’, zegt Bengin. ‘Nooit zag je Koerden betogen. Ze zouden het met hun leven bekopen. De angst was te groot. Het regime heeft zijn houding tegenover de Koerden verzacht, om hen te kalmeren en te vermijden dat zij de brede protestbeweging zouden vervoegen. Het grote feest voor het Koerdische nieuwjaar was bijvoorbeeld verboden, nu is het toegelaten.’
Vandaar ook de beslissing van Bashar al-Assad om de maatregel van zijn vader uit 1962 gedeeltelijk terug te schroeven. Syrische Koerden kregen de kans de Syrische nationaliteit aan te vragen. ‘50 jaar lang waren de generatie van mijn ouders en automatisch de generaties na hen slachtoffer van de maatregel van Hafez al-Assad. In 1962 moesten zij zich melden om een nieuwe identiteitskaart aan te vragen, maar omwille van hun Koerdische naam werden ze geweigerd. Sommige Koerden hebben ambtenaren moeten omkopen om toch een identiteitskaart te krijgen, maar niet iedereen had die mogelijkheid.’
Gaat de vergelijking met fascistische regimes in de Europese geschiedenis op? Bengin reageert: ‘Het regime in Syrië is chauvinistisch en nationalistisch, je zou inderdaad kunnen zeggen racistisch en fascistisch. Niet-Arabieren zoals wij, hebben geen rechten, noch plichten. We zijn simpelweg geen burgers van ons eigen land. We zijn niemand. Daar dragen we elke dag de gevolgen van. Koerden kunnen wel studeren, maar krijgen geen diploma van de universiteit. We hebben geen recht om een huis te kopen en te registreren.’
Bengin verwijst naar artikel 49 van de Fundamentele Wet, alsof elke Syrische Koerd dit wetsartikel uit het hoofd kent: het verbod om te kopen en te verkopen in de hele regio van al-Malikyah, in het uiterste noordoostelijke punt van Syrië waar veel Koerden wonen.
Identiteit en inkomsten gestolen
Leven zonder erkende identiteit heeft gevolgen. ‘Wij hebben familie aan de Turkse kant van de grens, maar wij kunnen hen niet bezoeken’, zegt Bengin. ‘Zonder identiteitsdocumenten raken we niet voorbij de grenscontroles. De Turkse Koerden hebben het ook niet makkelijk, maar zij hebben tenminste Turkse identiteitskaarten. De Koerdische taal is nog steeds verboden in Syrië. In elk gemeentehuis, zelfs in dorpen en steden met uitsluitend Koerdische inwoners, hangt een bord: “Verboden een andere taal te spreken dan het Arabisch”.’
‘Thuis spreken we Koerdisch, maar op school leren we enkel Arabisch. De meeste Koerdische kinderen kunnen niet schrijven in hun eigen taal. Ik heb op mezelf Koerdisch leren schrijven. Nergens in Syrië, zelfs niet in onze regio bijvoorbeeld op uithangborden van Koerdische winkels, zie je Koerdische letters. Koerdische muziek kan wel, maar niet met een politieke boodschap. Dan word je gegarandeerd opgepakt door de veiligheidsdiensten. Zij begrijpen goed wanneer iets Koerdisch is. En vergeet niet dat er Koerden zijn die met de Syrische veiligheidsdienst samenwerken.’ Bengin zegt dat dit vooral arme Koerden zijn die door de Syrische overheid worden omgekocht om informant te worden.
We proberen wat dieper te graven. Heeft het echt enkel met taal, cultuur en identiteit te maken? ‘Vooral, maar het wordt nog versterkt door een economische realiteit’, zegt Bengin. ‘Onze regio in het noordoosten van Syrië is olierijk. Het staatsbedrijf Rumeilan biedt werkgelegenheid aan 10.000 personen, Arabieren die het regime vanuit Damascus aanvoert. Dat is meer dan het totaal aantal inwoners van al-Malikyah. Dat bedrijf zou werk kunnen bieden aan iedereen in onze regio. Wij zouden meegenieten van de rijkdommen in onze eigen bodem, maar nu verdwijnen die allemaal naar andere provincies en in de zakken van de Assad-familie.’
Syrische nationale voetbalploeg
Voelt Bengin zich wel Syriër, houdt hij van het land dat zijn bestaan ontkent? Hij aarzelt geen seconde: ‘Natuurlijk. Ik ben er geboren. Ik supporter bijvoorbeeld voor de Syrische nationale voetbalploeg. Ik voel me medeburger, want met Syriërs heb ik geen probleem. Het is het regime dat racistisch is. Zouden plots alle Belgen racistisch worden als het Vlaams Belang hier de macht zou overnemen?’
Op straat roepen mensen “wij zijn één, wij zijn allemaal Syriërs”. Maar de wonden zijn diep. Kunnen de Koerden een centrale regering in Damascus nog wel vertrouwen? Bengin antwoordt krachtig: ‘Ik wil mijn eigen regering, een regering die mij vertegenwoordigt en die ik ter verantwoording kan roepen. Anders gaan we nooit echte vrijheid krijgen. De Koerdische kwestie ligt erg moeilijk in Syrië, en is ook verbonden aan de Koerden in Turkije en Irak. Als het regime van Assad valt, krijgen de Koerden misschien wel autonomie.’ Misschien, in een democratisch Syrië, zegt hij twijfelend.
Nu de Syrische revolutie woedt, zien ook de Koerden een historische kans op een betere, gelukkigere en vrijere toekomst in Syrië. Maar vrijheid betekent voor Bengin en vele andere Syrische Koerden autonomie en federalisme.
Pieter Stockmans, Majd Khalifeh