“‘“Zelfs de vogels zongen niet meer in Kasai”’
Met onze teams begaf ik mij naar een afgelegen deel van Kasai, dat bijzonder zwaar getroffen was door het geweld. Dorpen en akkers waren platgebrand, en er waren verschillende massagraven ontdekt. Een man kwam naar ons toe en vertelde, opmerkelijk kalm: “Het geweld was hier zo afschuwelijk dat zelfs de vogels dagenlang niet meer zongen.”
Toch leek het toen ik hier aankwam alsof er niets gebeurd was. Kananga is een tamelijke typische, bruisende stad in Congo, met ongeveer 750.000 inwoners. De markten waren druk, luide muziek weerklonk uit de kleine winkels. Dat leek in niets op de stad die mijn collega’s in maart zagen. Toen was de stad doodstil. Geen enkele school of winkel was open. De angst was overal. Uiteindelijk besefte ik dat het normale stadsleven dat ik zag, een soortgelijke ervaring was als wanneer je het graf van een geliefde bezoekt een jaar na de begrafenis, wanneer er weer gras is beginnen groeien. Het leven heeft zich herpakt.
Verkracht en onthoofd
Er zijn andere beelden van dit bezoek die me bijblijven. Ik herinner me een tienermeisje dat lachte en achter andere kinderen aanholde in de gangen van het ziekenhuis. Het was alsof haar niets overkomen was. Maar enkele weken eerder werd haar zus onthoofd voor haar ogen. De gewapende mannen die haar zus vermoordden, namen haar mee en hielden haar tien dagen vast, vastgebonden, op de vloer. Ze verkrachtten haar zo vaak dat het onmogelijk te zeggen is hoeveel keer precies. “Als je iets durft zeggen, snijden we je hoofd af, zoals bij je zus,” zeiden ze. De mensen in Kasai zijn door zoveel gegaan, dat je het nauwelijks kan voorstellen.
Angst om medische hulp te zoeken
De crisis in Kasai begon een jaar geleden, maar het heeft lang geduurd voor we de schaal ervan inzagen. Tijdens de ergste maanden kwam er helemaal geen humanitaire hulp – en nu nog nauwelijks. Waarom vroegen de mensen niet om hulp? Een dorpsoudste zegt: “Wanneer je op de grond ligt en er wordt op je geschoten, kan je niet opstaan en weglopen om hulp te vragen.” Artsen Zonder Grenzen begon pas in Kasai te werken in maart – veel te laat, dat is zeker – en we weten dat we vandaag maar een fractie van het probleem zien.
De verwondingen van de patiënten die we behandelen, getuigen van het extreme geweld. Uit angst hebben sommige zwaargewonden dagen of weken gewacht om een dokter op te zoeken. Een van onze patiënten was een hand afgehakt. Hij bleef weken verborgen in het woud, bang om gevonden en gedood te worden, en behandelde zijn stomp met traditionele geneesmiddelen… Toen hij bij ons ziekenhuis aankwam, had zich een abces gevormd en was er ernstige infectie in het bot van zijn voorarm. Het wordt moeilijk om een verdere amputatie te vermijden.
Als onze psychologische teams vragen wat er gebeurd is, vertellen onze patiënten nooit wie het geweld gepleegd heeft; daarvoor zijn ze te bang. Maar ze vertellen hun verhaal, en dat is altijd verschrikkelijk. Een echtgenoot onthoofd voor je ogen, een echtgenote verkracht terwijl jij en je kinderen vastgebonden gedwongen worden om toe te kijken. Maar ze vertellen het verhaal maar één keer. Daarna komen altijd dezelfde vragen: hoe kan ik geld verdienen, mijn familie voeden, een huis bouwen? Wat is mijn toekomst?
Bosbrand tijdens een zomermaand
De crisis in Kasai is als een bosbrand tijdens de droge zomermaanden: een vonkje in augustus 2016 heeft de hele regio in lichterlaaie gezet. Miljoenen mensen zitten vast in de val van aanvallen door milities en represailles door het leger. Zelfs lokale conflicten die er oorspronkelijk niets mee te maken hadden, zijn geëxplodeerd door de chaos. En zelfs als Kananga weer normaal lijkt, horen we op andere plaatsen verontrustende geluiden. Het gebrek aan toegang door de onveiligheid maakt dat het moeilijk is om te begrijpen wat een gerucht is en wat werkelijkheid. Maar het staat vast dat, zelfs als het eruit ziet alsof er niets gebeurd is, zich hier een menselijke tragedie heeft afgespeeld – en nog steeds afspeelt.
Joanne Liu, internationaal voorzitter AZG