“‘Een absurde rechtszaak in Peru’
Afgelopen donderdag, 3 september, woonde ik een rechtszaak bij op de rechtbank van Cajamarca, mijn eerste rechtszaak en meteen een strafzaak. Tot een uitspraak kwam het niet, want de zaak werd voor de vierde keer uitgesteld.
De “feiten” dateren uit 2013; “feiten” omdat het hier eigenlijk om een non-zaak gaat. En toch is deze strafrechtelijk.
Het gaat als volgt. De aanklagers zijn Luis Castañeda Pisco, de gouverneur van het district Sorochuco en Pedro Zamora Fojas, de gouverneur van de provincie Celendín (beiden pro-mijnbouw).
De beklaagden zijn zestien milieudirigenten (vertegenwoordigers van een gemeenschap met een uitgesproken anti-mijnbouw mening); elf mannen en vijf vrouwen uit Sorochuco, Celendín en Cajamarca. De straffen die boven hun hoofden hangen zijn absoluut niet mals; tot 35 jaar celstraf riskeert ieder van hen.
Voor een strafrechtelijke zaak met dergelijke zware beschuldigingen zouden er harde bewijzen op tafel gelegd moeten kunnen worden. Die zijn er echter niet.
De gebeurtenissen situeren zich ten midden van het Conga-conflict. De bewoners van Sorochuco en Celendín hielden een algemene asamblea op de “Plaza de Armas” in Sorochuco, waarbij velen samenkwamen en hun ongenoegen en bezorgdheden te uitten over de uitbreiding van het mijnbouwberijf Yanacocha met het project Conga. Deze asamblea verliep op een pacifistische wijze.
Tegelijkertijd namen de aanklagers deel aan een vergadering, waarin men beslissingen wou nemen, die tegen de belangen van de samengekomen comunarios zouden indruisen. De zestien dirigenten, die fungeerden als spreekbuis, wilden de stem van de verontwaardigde burgers ook aan bod laten komen op de desbetreffende vergadering, dus traden zij deze binnen met het voorstel de vergadering naar buiten te brengen, waar allen waren samengekomen.
Achteraf werden deze zestien ervan beschuldigd dat zij deze vergadering zouden binnengetreden zijn met wapens en beide gouverneurs bedreigd zouden hebben, om hen vervolgens te kidnappen. Dit is echter nooit gebeurd. Voor een strafrechtelijke zaak met dergelijke zware beschuldigingen zouden er zware bewijzen op tafel gelegd moeten kunnen worden. Die zijn er echter niet.
Mijnbouwbelangen
Donderdagochtend was het reeds de vierde keer dat deze zaak voorkwam. Steeds was er een reden om de zaak uit te stellen; de openbare aanklager had het dossier niet kunnen inlezen; de openbare aanklager kwam niet opdagen; een andere openbare aanklager werd voorgedragen omdat de voorgaande claimde niet genoeg betrokkenheid te hebben met de zaak. Deze keer, ah, deze keer was er geen derde rechter. Aangezien het om een strafzaak gaat moet immers een college van rechters beslissen. Nummer drie was op één september namelijk officieel op pensioen gegaan en de volgende rechter met dezelfde bevoegdheden betrad het ambt pas officieel in de namiddag. Case dismissed.
Achter deze absurde rechtszaak zitten duidelijk andere belangen. Mijnbouwbelangen. Met deze zaak poogt men het verzet te criminaliseren. De 16 beklaagden zijn allen leiders die zich openlijk uitgesproken hebben tegen de desastreuze gevolgen die het Conga-project van Yanacocha met zich mee zou brengen. En de aanklagers? Die komen doodleuk opdagen met één van Yanacocha’s leidinggevende advocaten.
De aanklachten die de 16 en andere dirigenten reeds eerder neerlegden tegen Yanacocha werden netjes gearchiveerd. Maar deze zaak wordt verdergezet, ook zonder bewijzen. De beklaagden kwamen hiervoor reeds viermaal van ver, betaalden het dure transport naar Cajamarca en moesten daarvoor hun werk noodgedwongen een dag neerleggen. Om op 29 oktober terug te komen, want dan komt de zaak opnieuw voor, voor de vijfde keer.