Is activisme nuttig?
“‘Activisten komen in vele maten en gewichten, en soms kunnen ze ook de wereld veranderen’
Je hebt activiteit en je hebt activisme. Het tweede lijkt een overtreffende trap van het eerste. Voor sommigen is dat op zich al voldoende om het verdacht te vinden. Voor anderen wordt het dan pas interessant. Maar is activisme ook meer dan een scheldwoord of een geuzennaam?, vraagt Tom De Herdt zich af. En is het ook nuttig?
Nick Youngson (CC BY-SA 3.0)
Je hebt activiteit en je hebt activisme. Het tweede lijkt een overtreffende trap van het eerste. Voor sommigen is dat op zich al voldoende om het verdacht te vinden. Voor anderen wordt het dan pas interessant. Maar is activisme ook meer dan een scheldwoord of een geuzennaam? En is het ook nuttig?
Héél nieuw is het woord alvast niet. De Oostenrijkse meubelmaker en filosoof Karl Popper timmerde er een tekst mee in de jaren dertig van vorige eeuw. Hij maakte er een onderscheid tussen drie soorten activisme — waarna hij zichzelf tot één van deze soorten bekende, en in de rest van de tekst argumenteerde waarom hij de twee andere niet vond deugen. Meer dan hier en daar wat afstoffen en wat actualiteit toe te voegen hoef ik eigenlijk niet te doen.
Allereerst is er het activisme van wat Popper de “historicisten” noemde: filosofen als Marx of, in een hele andere traditie, John Stuart Mill, vooruitgangsfilosofen die het tot hun missie maakten om de wetten van de geschiedenis te kunnen lezen. De geschiedenis heeft voor hen een eigen richting, dus strikt genomen is het niet nodig om van de wereld een betere plek te maken, de geschiedenis zorgt daar zélf wel voor. Sociaal activisme kan dan echter nog steeds helpen bij het verzachten of verkorten van wat Marx de “barensweeën van een nieuw historisch tijdvak” noemde. De activist(e) als ziener en maatschappelijke vroedvrouw.
Radicaal tegenovergesteld daarmee in wereldopvatting, maar verbazend gelijkaardig in politiek handelen, situeert Popper de utopische activisten: zij gaan immers uit van een radicale maakbaarheid van de wereld en van de mens. Geen van beide kent eigen wetmatigheden, of toch niet in die mate dat ze niet manipuleerbaar zijn. Een nieuwe wereld is niet alleen wenselijk en mogelijk, hij is vooral een kwestie van organisatie. Popper omschrijft het utopisme van zijn tijd als
Popper heeft het in één adem ook over de manier waarop de fascistische beweging de “lange mars door de instellingen” organiseerde.
“Het opnieuw modelleren van de ‘hele samenleving’ volgens een welomlijnd plan of blauwdruk; het doel is om de “sleutelposities” in te nemen en de macht van de Staat uit te breiden tot die bijna identiek wordt aan de samenleving en is er bovendien op gericht om vanuit deze “sleutelposities” de historische krachten te controleren die de toekomst van de zich ontwikkelende maatschappij vorm te geven, hetzij door deze ontwikkeling te stoppen, hetzij door de koers ervan te bepalen en de maatschappij daaraan aan te passen”
Popper schrijft hier over (of tegen) de advocaten van centrale planning van zijn tijd. Maar Popper, die het Nazi-regime is moeten ontvluchten en deze tekst publiceert in het huistijdschrift van de London School of Economics, heeft het in één adem ook over de manier waarop de fascistische beweging de “lange mars door de instellingen” organiseerde (met dank aan Dries Van Langenhove om ons die geschiedenis nog eens in herinnering te brengen) om de werking van deze instellingen traag maar zeker te gebruiken: hetzij om een nieuwe wereld te boetseren, hetzij om een verloren gewaande wereld te herstellen.
Activisme en realisme
De kritiek van Popper op beide soorten activisme is essentieel gelijkaardig: ze zijn niet “realistisch” – ze zijn ofwel niet bezig met die werkelijkheid (want die moet toch vervangen worden), ofwel hebben ze er een Grote Theorie over, waardoor grondig kijken ook niet meer hoeft. Maar hoeveel weten we eigenlijk écht over hoe de wereld – en de mens – ineen zit?
De sociale werkelijkheid laat zich niet zomaar kneden, ze reageert actief en hervormt mee, ze hervormt slechts gedeeltelijk, of ze gewoon stribbelt tegen.
Dàt is het essentiële probleem van grote projecten die de samenleving als geheel willen hervormen, zij het ter linker- of ter rechterzijde: we kunnen onmogelijk inschatten wat ze precies teweeg zullen brengen. Enerzijds weten we te weinig: We kunnen de gevolgen van beleid slechts bij benadering inschatten.
De meeste soorten van beleid hebben ook een aantal onbedoelde gevolgen, ook negatieve. Anderzijds zijn beleidsmakers maar één van de vele change makers: de sociale werkelijkheid laat zich niet zomaar kneden, ze reageert actief en hervormt mee, ze hervormt slechts gedeeltelijk, of ze gewoon stribbelt tegen.
Dus pleit Popper voor “stapsgewijze sociale engineering”: verbeter de wereld door gestaag en met kleine aanpassingen aan te brengen aan het maatschappelijke weefsel. De stapsgewijze sociale ingenieur (in tegenstelling met een ingenieur die werkt met natuurlijke materialen – herinner u dat Popper ook meubelmaker was) weet in de eerste plaats hoe weinig hij weet.
Dus enkel door stap voor stap te werken kan hij leren uit zijn fouten en uit de onbedoelde gevolgen van haar acties. Grote hervormingen maken zo’n leerproces onmogelijk, er gebeurt immers teveel tegelijkertijd, en onbedoeld. En dus is het helemaal niet zeker of het eindresultaat beter is dan de beginsituatie.
Neem nu een Brexit, een onafhankelijk Vlaanderen,of het afschaffen van het kapitalisme. Als politieke voorstellen kunnen ze ongetwijfeld mensen bekoren, maar Popper zou ze klasseren onder utopisch activisme: je kan immers onmogelijk zeggen welke gevolgen ze precies zouden hebben voor wie, omdat de keten van gevolgen zo ontstellend complex is dat je niet weet waar je uitkomt.
Dit soort beslissingen kan je eigenlijk alleen maar nemen met de rug naar de toekomst, ongeacht de gevolgen. Misschien uit weerwraak, uit romantisch verlangen, uit angst, uit een hogere morele reden, uit volgzaamheid of simpelweg uit verwarring. Allemaal moeilijk te verdedigen redenen in een transparante publieke besluitvorming.
De nuttige utopie
Ik ben eigenlijk goeddeels mee met Popper. Toch zou ik, vanuit diens nadruk op realisme, toch ook ruimte laten voor twee andere soorten activisme.
De utopie kan haar nut hebben als kompas. Het geeft de grote richting aan maar geen indicatie van hoe je daar nu precies kan geraken.
Ten eerste: Zoals Popper zélf al aangaf, valt de sociale werkelijkheid niet te kneden omdat ze gedeeltelijk zichzelf kneedt. Met andere woorden: beleidsmakers kunnen zich dan activist wanen, ze zijn maar activist naast zovele anderen.
Ook, uiteraard, de mensen wiens hoop en verwachtingen niet werden meegenomen in bestaand beleid. Gele hesjes, sans papiers, minderjarigen. Je hoeft uiteraard niet legaal te zijn om activist te zijn in deze zin. Een claim voor meer rechtvaardigheid kan uiteraard ruimer zijn dan een claim voor respect van de wettelijkheid.
Ten tweede: De utopie kan zeker ook haar nut hebben. Maar dan niet als beleidsmaatregel, eerder als kompas. Een kompas geeft de grote richting aan, maar geen indicatie van hoe je daar nu precies kan geraken.
Thomas Piketty omschrijft zijn globale belasting op kapitaal op die manier als een nuttige utopie: onmogelijk om zomaar rechtstreeks in te voeren, dat wel, maar het blijft toch ook een belangrijk referentiepunt, waartegenover je andere beleidsmaatregelen – elk nuttig op zich – kan afzetten: alle soorten belastingen op kapitaal, een vermogensregister, regionale coördinatiemechanismen, enzovoort.
Volgens mij hebben we ook daarvoor toch nog een andere soort activist nodig dan de realistische gis-en mis-activist die Popper bedoelt. Een activist die onze idealen aanscherpt, onze dromen bevraagt en uitnodigt om alles nog eens op een rijtje te zetten. Niet alleen tot de verbeelding sprekend, ook buitengewoon nuttig.