Wat als we terug naar buiten mogen?
“‘Binnen en buiten’
Bie Vancraeynest praat overal en met iedereen over COVID-19. Toch is ze bang dat we gaan vergeten hoe het was tijdens deze begindagen van de crisis. We moeten allemaal offers brengen in "oorlogstijd", maar de ouden, de zotten, de armen het eerst. Is iemand daar nota van aan het nemen? Nu C alles zo scherpstelt?
Bie Vancraeynest
© Brecht Goris
Bie Vancraeynest praat overal en met iedereen over COVID-19. Toch is ze bang dat we gaan vergeten hoe het was tijdens deze begindagen van de crisis. We moeten allemaal offers brengen in “oorlogstijd”, maar de ouden, de zotten, de armen het eerst. Is iemand daar nota van aan het nemen? Nu C alles zo scherpstelt?
Hebt u dat ook? Het is nog geen drie weken dat we hiermee bezig zijn, en toch lijkt het al een eeuwigheid geleden dat ik iemand heb aangeraakt.
Ik ruilde mijn buitenleven in voor een binnenleven. Ik ontdekte dat ik een diepvriezer en een airfryer bezit en een eindeloze collectie comfortabele broeken. Niets stond me dus in de weg om van de ene op de andere dag een halve facebookactivist te worden, vanuit de zetel. Dezelfde zetel waar ik doorgaans afgepeigerd in neerplof na een dag “buiten”.
Nadat ik Zoom had gedownload, had rondgehangen op Google en mijn hand had opgestoken op Jitsi, bleek dat veel aspecten van mijn job vanop afstand via het web kunnen gedaan worden. Maar voor enkele dingen moet ik wel nog de deur uit. Dat voelde als een geruststelling. Want iedereen die geen dokter of verpleegster of rekkenvuller is, heeft het zich koortsachtig (no pun intended) afgevraagd de voorbije weken: ‘Maak ik het verschil?’. ‘Doe ik ertoe?’. De existentiële crisis van wie niet essentieel is.
Het zijn de keren dat ik noodgedwongen naar buiten mag die de resterende binnenuren draaglijk maken. Maar het is als een ander universum binnenstappen. Ik lijk steeds dezelfde plaat op te leggen, maar ik ga ze blijven grijs draaien. De mensen die aan de knoppen zitten, hebben er, enkele uitzonderingen te na gesproken, geen idee van hoe mensen aan de rafels van onze samenleving leven.
De genomen maatregelen zijn zo gesneden op maat van de middenklasse dat ook de discussies daarover gaan
Eergisteren nog ontmoette ik op zo’n buitentocht een verwarde man op straat die me in het Arabisch vroeg waarom alles dicht was. ‘Dit gaat nog zeker drie weken duren, maar waarschijnlijk vijf’, trachtte ik uit te leggen en ik werd zelf een beetje verward. ‘En dat allemaal voor een virus?’, zei hij alsof hij het hele zaakje maar raar vond.
De genomen maatregelen zijn zo gesneden op maat van de middenklasse dat ook de discussies daarover gaan (hoever mogen we nu eigenlijk fietsen?) terwijl een pak mensen die offline leven nauwelijks weten wat er nu eigenlijk aan de hand was. Niet iedereen leeft online. Daarnaast gaat wie zijn geloof in de staat en de instellingen al lang is verloren, niet zomaar “gehoorzamen” na een persconferentie.
Kamikazes met recupgroenten
Stilaan komen middelen en oplossingen tevoorschijn voor straatbewoners, maar het waren weer eens burgers die het initiatief moesten nemen. Nog voor de horeca dicht ging, hoorde ik het bedrag 4000 euro vallen. Twaalf dagen echter heeft het gesmeek geduurd voor de overheid eindelijk met halfslachtige maatregelen op de proppen kwam voor wie geen kot had om in te blijven. Ik neem aan dat de bevoegde mensen ook maar hun best doen, ik weet dat we ons in nieuwe wateren bevinden. Maar ik heb een aantal keren gedacht: het is gewoon niet goed genoeg. En mij samen met veel andere eerstelijnswerker in de steek gelaten gevoeld.
Ik hoop dat het openen van hotels en jeugdherbergen in kaart brengt hoeveel mensen er eigenlijk al in nood waren
De zorg voor een heel pak nieuwe kwetsbaren is de voorbije jaren, en zeker sinds 2015 door nieuwe organisaties opgenomen. Het zijn ook deels die mensen in de frontlinie die nu gewoon weer nog maar eens nieuwe solidaire systemen bedenken om eten tot bij mensen te brengen die daar zelf niet voor kunnen zorgen.
In deze crisis was het logisch geweest daarmee te beginnen. Met zij die door de straten zwerven van bedeelde maaltijd naar humanitaire hub en naar plekken om te douchen. Met die groep waarvan de grootte al werd onderschat en die alleen maar aangroeit nu de hele informele economie is stilgevallen, en wie werkte in de clandestiniteit zijn bed niet meer kan betalen. Ik hoop dat het openen van hotels en jeugdherbergen in kaart brengt hoeveel mensen er eigenlijk al in nood waren én hoeveel organisaties en burgerinitiatieven, elk op hun manier, voor en tijdens de crisis die noden lenigen.
Ik ben onder de indruk van zoveel mensen, individuen, die nu elke dag rondrijden, de straat opgaan. Zonder masker, zonder handschoenen, kamikazes met recupgroenten.
De vindingrijkheid van mensen op het terrein die gewoon handelen: een leefgroep besliste out of the box te denken en alle opvoeders die dat konden, hebben de kinderen gewoon mee naar huis genomen. Zo wordt plaats gemaakt voor de vele kinderen die nu acuut uit huis geplaatst moeten worden, omdat fulltime thuis zitten gewoon te gevaarlijk is.
Bang dat we gaan vergeten
Overal en met iedereen praat ik over COVID-19 en toch ben ik bang dat we gaan vergeten hoe het is geweest, de voorbije twee weken. Ik voel de nood om wat ik vaststel, de vreselijke én de goede dingen, te registreren. Geen nood, ik ga hier niet in quarantaine een roman bij elkaar pennen. Ook al lees ik de vlogs en tweets en quarantaine dagboeken, toch ben ik bang dat hoe het was tijdens deze begindagen van de crisis, gaat vervagen in ons geheugen.
Ik ben bang dat we niet gaan onthouden wie werkelijk iets bijdraagt, wie verder gaat als de rest stilvalt. Wat een ravage dat terugplooien op het kerngezin soms teweegbrengt.
Dat onze mentale gezondheidszorg volledig ondergefinancierd is. De psychiatrie werd leeggehaald voor C en voor veel patiënten is dat plots terug naar af.
We moeten allemaal offers brengen in oorlogstijd, maar de ouden, de zotten, de armen het eerst. Is iemand daar nota van aan het nemen? Nu C alles zo op scherp stelt?
Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik de voorbije weken ook niet heb genoten van hoe nabij sommige mensen toch voelen, zonder ze in het echt te kunnen zien. Van uit het raam of van achter een hek half schreeuwend toch met mensen uit de buurt te kletsen. Van mijn oude buurvrouw Ilona die optimistisch is en me vraagt om haar Lotto te gaan halen. Van de aanzwellende potten en pannen om 20u. Van de kruidenier op de hoek die onder de toog bloem “en vrac” verkoopt aan wie niet heeft gehamsterd. Van het feit dat er ineens wel geld is voor alles waar zo krampachtig op werd bespaard.
Millimeter voor millimeter
Voor wie droomt van een groots en meeslepend leven, een nieuwsjunkie is of gewoon behept met sensatiezucht, zijn dit best interessante tijden. En ik zit in de doorsnede van die drie categorieën.
Waar ik tegen opzie, is de overgang tussen het binnen en het buitenleven, waarvan ik nu al weet dat het verwarrend zal zijn, relaties en vriendschappen onder druk zal zetten. Er komt geen moment waarop alles ineens zal mogen en we een volksfeest organiseren als bij de bevrijding, er zullen geen einde-van-de-lockdownfeestje-baby’s worden geboren. De conclusies die zullen worden getrokken, zullen heel uiteenlopend zijn.
De Standaard rapporteerde gisteren al dat op de Nationale Veiligheidsraad maatregelen op tafel hebben gelegen om onze vrijheden als burger nog veel verder in te perken. Ervaring leert dat zo’n maatrgelen na de crisis soms moeilijk terug te draaien zijn.
We zullen millimeter per millimeter ons leven van weleer én de rechtstaat moeten heroveren, en daarvoor zullen we uiteindelijk wel moeten buiten komen.