Ondernemersschap en ontwikkelingssamenwerking
“‘Brengt deze bus Benin op de juiste weg?’
Ontwikkelingsexperte Melanie Schellens neemt het West-Afrikaanse ontwikkelingsland Benin onder de loep. Hoe kan het land investeringen aantrekken en een geloofwaardig ondernemersklimaat uitbouwen? Toont busmaatschappij Baobab Express de juiste weg? En wat met de officiële ontwikkelingssamenwerking?
Je komt wat tegen tijdens de 530 km onderweg van Cotonou naar Natitingou, van de zuidelijke kuststreek naar het Atakora-gebergte in het noordwesten van Benin. Wrakken van vrachtwagens. Gedeukte stoffige Peugeots uit de vorige eeuw. Stalletjes met illegale benzine uit Nigeria. Stukken nagelnieuwe autoweg gevolgd door brokkelige landwegen.
Overvolle bussen met gebarsten ruiten en vette grauwe roetwalmen. Konvooien tweedehandsauto’s onderweg van de haven van Cotonou naar Niger. En altijd en overal die volgeladen brommers, de zems. Maar ook, met een zekere regelmaat, die glimmende bussen van Baobab Express. Zoek de zeven verschillen met de concurrentie. Ze toeteren nauwelijks, halen je niet in op onmogelijke plaatsen, hun passagiers zitten keurig vastgegespt volgens de instructies op de tv-schermpjes in de bus, en ze zijn verzekerd. De bussen zijn proper, vertrekken op het aangegeven uur en komen doorgaans ook op tijd op hun bestemming. En de rit is niet duurder dan de gebruikelijke taxi-brousse. Zo kan het dus ook.
Chris Van Assche, CEO van de vennootschap African Drive die het kapitaal en de expertise levert voor Baobab Express, vertelt hoe dat gaat. African Drive zag het licht in 2013 en richtte in datzelfde jaar Baobab Express op. Het bedrijf startte als een kleinschalig initiatief dat met twaalf minibussen in eerste instantie een betere bereikbaarheid beoogde voor regio’s in het noorden van Parakou (zo’n 450 km van Cotonou). Het Belgische techbedrijf Materialise lag mee aan de basis, en zorgde met andere ondernemers voor het startkapitaal.
Ze toeteren nauwelijks, halen je niet in op onmogelijke plaatsen, hun passagiers zitten keurig vastgegespt volgens de instructies op de tv-schermpjes in de bus, en ze zijn verzekerd.
Zes jaar later bereikt het bedrijf met een vloot van een dertigtal nieuwe bussen de belangrijkste stadjes en markten in vrijwel het hele land. De bussen worden door African Drive ter beschikking gesteld aan Baobab Express die ze op afbetaling verwerft. Afgezien van die financiële constructie is Baobab Express inmiddels een volledig Benins bedrijf. De directeur en alle medewerkers zijn lokaal gerekruteerd, de ticketverkoop gebeurt door lokale zelfstandigen.
Die ontwikkeling ging niet vanzelf. Er werd geëxperimenteerd met leasing en franchising. Twee fraudepogingen vereisten een strenge aanpak. Bij sommige wegcontroles door de politie wordt vermoed dat ze geïnspireerd worden door de concurrentie. Banktransacties kosten in Benin een onevenredig deel van de winst. De correcte fiscale verrekening vergt bijna elk kwartaal een uitgebreide onderhandeling.
Ook gekwalificeerd personeel vinden is een uitdaging. De medewerkers worden in het bedrijf gevormd, er komt nog coaching uit België voor sommige domeinen. Het kwaliteitslabel waarmee het bedrijf zichzelf in de markt zet, vereist een rigueur die in Benin niet gebruikelijk is. Kortom, de uitdagingen die dit bedrijf tegenkomt, kenmerken het ondernemersklimaat in het land.
Ondernemersklimaat
Benin oogde de afgelopen decennia weliswaar politiek stabiel en betrekkelijk veilig, maar dat bleek niet voldoende om dat ondernemersklimaat fundamenteel te verbeteren. Stroompannes, slecht onderhouden wegen, lage onderwijskwaliteit, cliëntelisme en corruptie, willekeur bij het toepassen van regels over eigendom, fiscaliteit, verkeer, … vormen enkele van de hinderpalen die de meeste ondernemers afschrikken om in dit land te investeren.
Er is de huidige regering-Talon veel aan gelegen om dit klimaat te verbeteren, en ze bracht daartoe al allerlei hervormingen in stelling. De regering rekent tegelijkertijd ook op de privésector om een belangrijk deel van haar programma (Programme d’Action du Gouvernement) uit te voeren.
Benin oogde de afgelopen decennia weliswaar politiek stabiel en betrekkelijk veilig, maar dat bleek niet voldoende om dat ondernemersklimaat fundamenteel te verbeteren.
Het loont de moeite om die plannen te toetsen aan een recent verschenen analyse van de politieke economie van het land , waar onder andere de professoren Romain Houssa, Jean-Philippe Platteau en Paul Reding van de Universiteit van Namen aan meewerkten. Die studie toont dat onder het kalme en stabiele oppervlak van dit land een gecompliceerd spel van politieke, etnische en regionale verhoudingen schuil gaat die een groot deel van het economische leven bepalen, van de moeilijkheden om het kadaster te organiseren, over het beheer van de elektriciteitsmaatschappij en de belastingdiensten tot en met het huidige monopolie in de geprivatiseerde katoensector -met aspecten die onvermijdelijk doen denken aan de brutale overgang van communisme naar wild kapitalisme in Rusland.
Daarenboven is Benin economisch sterk afhankelijk van het grote buurland Nigeria – niet alleen in de officiële economische relaties, maar vooral ook in de ruim verspreide informele (en deels illegale) grenshandel. Die politiek-economische verhoudingen dragen er volgens de onderzoekers toe bij dat veel van de noodzakelijke hervormingen uiteindelijk niet in praktijk gebracht worden, dat formeel gestemde wetten geen toepassing krijgen, en dat overtreders niet of selectief gesanctioneerd worden.
Ook de evaluatie over de steun aan duurzaam ondernemerschap door de Belgische ontwikkelingssamenwerking in Benin, uit 2018, wijst op een aantal knelpunten; met name de slechte afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt, het gebrek aan toegang tot financiering, de moeilijke toegang tot land en de slechte kwaliteit van de infrastructuur voor vervoer. De evaluatie gaat evenwel voorbij aan de dieper liggende oorzaken.
De vicieuze cirkel doorbreken
De analyses zijn vaak scherp, en veel Beniners zullen de pijnpunten herkennen in hun dagelijkse frustraties. Maar veel van die Beniners zien het ook graag anders, want het gaat niet alleen om hinderpalen die investeerders en ondernemers tegenhouden. Het zijn, in hun bredere context, de klassieke problemen van de armste ontwikkelingslanden, en dan beland je al snel in een vicieuze cirkel: er zijn te weinig ondernemers om als motor van ontwikkeling te kunnen fungeren, maar het land wordt beoordeeld als te “onderontwikkeld” om meer ondernemers te kunnen aantrekken…
Toch hoeft zo’n diagnose geen doodvonnis te betekenen, want vicieuze cirkels kunnen doorbroken worden en ook vastgeroeste verhoudingen kunnen evolueren, al gebeurt dat soms met pijnlijke schokken. Zo’n schok kwam er eind augustus, toen Nigeria de grenzen met Benin (en de andere buurlanden) sloot voor alle economisch verkeer. Dit heeft op korte termijn zeer pijnlijke gevolgen voor grote aantallen Beniners die afhankelijk zijn van zowel de formele als de informele handel.
De schoktherapie zou op langere termijn evenwel kunnen bijdragen aan gezondere economische verhoudingen en ruimte maken voor meer productieve tewerkstelling. Want de uitgebreide informele sector – ook de legale- mag dan veel arme Beniners een beetje inkomen opleveren, het blijft sappelen en het is geen zegen voor de ontwikkeling van het land.
Het werk in hoofdzakelijk kleine handeltjes en lokale, zeer kleinschalige en nauwelijks gemechaniseerde productie en transformatie is weinig productief en inefficiënt georganiseerd. Bovendien ontloopt de overheid niet onbelangrijke inkomsten uit belastingen en sociale bijdragen die ze niet kan heffen.
Om bij de sector van het personenvervoer te blijven: die is in Benin grotendeels gebaseerd op ongeorganiseerd busvervoer (een heel beperkt aantal vaste lijnen), ongeregelde taxi-brousses en de alomtegenwoordige brommers die voor eigen rekening rijden. Een groot deel van dat wagenpark rijdt op benzine die illegaal uit Nigeria werd gesmokkeld. Slechts weinigen kunnen een decent, laat staan duurzaam inkomen puren uit deze informele vormen van vervoer en er is geen vorm van sociale zekerheid gekoppeld aan dit soort zelfstandige arbeid.
Make a new plan, Stan
Waar moet een land als Benin dan beginnen om uit de vicieuze cirkel te geraken? De reguliere investeerders laten het voorlopig nog afweten. Zijn die paar durvers met risico-investeringen in sociale ondernemingen zoals Baobab Express deel van de changemakers? Het zijn in ieder geval heel interessante initiatieven om te volgen. Je moet maar durven, en volhouden, ook bij tegenspoed. Ze dagen uit, maar kunnen ze de cirkel doorbreken? Het zijn inspirerende voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, die hoopvol stemmen in tijden van grote vragen over duurzame ontwikkeling en twijfels aan de klassieke recepten. Maar ze lossen niet alle problemen op.
In welke mate kan ontwikkelingssamenwerking daar nog bij helpen? Ondanks alle kritieken heeft de klassieke ontwikkelingssamenwerking haar steentje bijgedragen aan het uitroeien van de ergste armoede, aan betere gezondheid en meer onderwijsvoorzieningen, aan verbeterde infrastructuur. Maar haar bijdrage is beperkt, het is te weinig en lang niet altijd doeltreffend en haar wordt zelfs verweten vastgeroeste toestanden en politieke macht in stand te houden.
Ook de Belgische officiële samenwerking zoekt naar nieuwe vormen om duurzaam lokaal ondernemerschap te steunen.
Veel donorlanden proberen ondertussen andere modellen uit, en kijken daarbij vooral ook naar mogelijkheden om de privésector meer rechtstreeks te steunen. Die evolutie hebben we op deze pagina’s al vanuit verschillende hoeken toegelicht. Ook de Belgische officiële samenwerking zoekt naar nieuwe vormen om duurzaam lokaal ondernemerschap te steunen. Daarvoor zijn nieuwe partners nodig (zoals kamers van koophandel, bedrijvenfederaties, investeringsmaatschappijen, …), en andere financieringsvormen (zoals kapitaalsparticipaties en leningen in plaats van subsidies en giften).
Maar de hoger vermelde evaluatie over ondernemerschap in Benin kwam een beetje te vroeg, want de nieuwe oriëntaties bestaan nog hoofdzakelijk op papier. De hervorming van BTC naar ENABEL is nog maar een jaar oud; de mogelijkheden om nieuwe partnerschappen te sluiten staat nog in de kinderschoenen. Het instrument bij uitstek dat een hefboom zou kunnen betekenen voor durvende ondernemers bestaat nochtans al langer, namelijk de investeringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden BIO-invest, opgericht in 2001.
BIO-invest blijft echter een kleine speler en is weinig zichtbaar in de armste ontwikkelingslanden. De (bij wet voorziene) verplichting om een welbepaald rendement te halen maakt dat ook voor BIO-invest de risico’s daar te hoog zijn. In 2018 opende BIO-invest een nieuwe investeringsfaciliteit waarmee ze grotere risico’s zou kunnen nemen, maar slechts voor een beperkt aantal kleinere projecten. De beperkte schaal van BIO-invest maakt het ook moeilijk om echt aanwezig te zijn op het terrein en projecten intensief op te volgen– dat brengt de rendabiliteit immers al snel in het gedrang.
De ondernemers van African Drive en Baobab Express hebben daar niet op gewacht en zijn ondertussen alweer een halte verder om nieuwe uitdagingen aan te pakken, deels gefinancierd met crowdfunding. Dergelijke bedrijven hebben geen subsidies van ontwikkelingssamenwerking nodig, maar echte investeerders die een risico willen nemen. Dat moeten sociale investeerders zijn, die weliswaar winst beogen maar daarbij niet enkel denken in termen van financieel rendement: ook maatschappelijke meerwaarde telt.
In de armste landen is de rol van ontwikkelingssamenwerking dan jammer genoeg nog niet uitgespeeld. Met gedurfde investeringen en dynamische ondernemers zijn de problemen waar zij tegen aanlopen immers niet van de baan. Een busmaatschappij legt geen wegen, organiseert geen belastingdienst en biedt in het beste geval slechts on-the-job beroepsvorming …
Andere initiatieven blijven nodig om het noodzakelijke ondernemersklimaat fundamenteel te verbeteren – en ja, dat betekent dus ook dat je best nog even doorzet met die heel klassieke aspecten zoals betere gezondheid, onderwijs en infrastructuur. Maar de klemtoon moet dan verschuiven naar werkbare overheidsinstellingen, transparante regelgeving en de handhaving daarvan.
Meer, en liefst ook beter. Dat is geen louter technische opdracht, maar vraagt ook een politieke analyse van de dieperliggende oorzaken, en een dialoog om die bespreekbaar te maken.