“‘Chibok, van bevuilde waar en bomen met rechten’
150. Zoveel dagen zijn er verstreken sinds de 276 meisjes uit het Noord-Nigeriaanse Chibok door Boko Haram werden afgevoerd. 57 wisten vervolgens te ontkomen, van de 219 anderen is er geen nieuws.
© Brecht Goris
Tot 14 april behoorden deze kinderen tot de fortuinlijken die hun dagen op de schoolbanken slijten, een recht dat niet minder dan 10 miljoen andere Nigeriaanse jongens en vooral meisjes wordt ontzegd.
Sindsdien zijn de ontvoerden schimmen geworden, vervaagd tot oud nieuws. #BringBackOurGirls is grotendeels vergeten, de terugkerende kleine manifestaties van moeders in Abuja ten spijt.
Is het Michelle-Obama-effect uitgewerkt of werden onze harten en hoofden onderhand door nieuwe tragedies opgeëist? Door die andere kalifaat-stichters in het land van Tigris en Eufraat, door ebola en het Gaza-drama, door de mensenrechtenschendingen van alle partijen in Oekraïne, door Poetin en de impact van die crisis op onze perenkwekers?
Sinds de meisjes verdwenen werden veel nieuwe graven gedolven maar periodiek glippen ze mijn gedachtestroom in. Ik vraag me af of hen in de voorbije maanden hetzelfde lot wachtte als hun Oegandese leeftijdsgenoten uit Aboke in 1996?
139 studentes van het St. Mary College werden toen door het Verzetsleger van de Heer van hun bed gelicht. De onderdirectrice van de school, de Italiaanse zuster Rachele, ging Joseph Kony’s mannen onverschrokken achterna en wist 109 leerlingen vrij te praten.
De overige dertig werden afgevoerd, gehersenspoeld en gedwongen tot moorden. Wrede commandanten namen hen tot vrouw en zadelden hen op met ongewenste kinderen. Niemand kwam hen redden. Vijf meisjes lieten het leven, de rest ontsnapte op eigen houtje. Na 8 jaar gevangenschap, of zelfs na 13.
Rebellen en hoeren
Ik lees dat de meerderheid van hen uiteindelijk weer thuis ging wonen. Officieel waren ze welkom, maar op straat waren de scheldnamen niet van de lucht. Men noemde hen rebellen, hoeren, bevuilde waar.
Hetzelfde valt in Nigeria te vrezen. Nu al wordt in de plaatselijke media gewaagd van ‘de negatieve transformatie die de meisjes wellicht hebben doorgemaakt’, met tussen de lijnen de boodschap dat ze beter weg kunnen blijven. Religieuze figuren vragen zich naar aanleiding van de door Boko Haram voorgestelde ruil zelfs hardop af ‘of het de moeite loont om een meisje dat dagelijks door vijftien mannen is verkracht in te wisselen voor een strijder die straks weer aan het moorden gaat.’
Ach, er zou ook goed nieuws zijn. De ontsnapte Chibok-meisjes krijgen studiebeurzen voor scholen ver weg, net zoals de teruggekeerde Oegandese leerlingen destijds kosteloos in de hoofdstad mochten gaan studeren. De belofte is die van een nieuw begin.
Maar lukt dat ? Onwillekeurig moet ik terugdenken aan de ontmoeting met de Oegandese China Keitetsi, die haar leven een decennium geleden te boek stelde in ‘Ik was een kindsoldaat’. Ze was 29 toen ik met haar kennismaakte, had veel branie en was jongensachtig mooi. Alleen, China’s ogen waren die van een versleten mens. Uitgedoofd, ontdaan van elke illusie over zichzelf, het leven en de menselijke soort.
Ze vertelde dat ‘echt àlles leuk is in Denemarken’, waar ze toen vijf jaar woonde. ‘Zelfs de bomen hebben er rechten’, vervolgde ze met een vreugdeloos lachje. China wist dat ze geluk had, haar wachtte een nieuw leven in Europa terwijl het gros van haar oude kompanen voortijdig in een naamloos gat in de grond was beland.
Maar ze had het moeilijk met de kloof. Tussen hier en daar, tussen haar van rechten en mogelijkheden doordrongen bestaan en dat van de achterblijvers thuis. De kloof. Doet die ons het drama van Chibok vergeten? Of maakt ze ons alleen gelaten, berustend in het feit dat we niets kunnen/moeten doen? En stiekem opgelucht dat het niet echt onze dochters zijn die moeten worden teruggebracht?