Als het voorbij is gaan we onthouden wat we hebben gemist

Column

Maandagblues van gemis

Als het voorbij is gaan we onthouden wat we hebben gemist

Als het voorbij is gaan we onthouden wat we hebben gemist
Als het voorbij is gaan we onthouden wat we hebben gemist

Klagen is niet aan de orde als je alles hebt wat nodig is. En toch, deze tijd weegt een ton, ook voor MO*columniste Bieke Purnelle. ‘Missen legt bloot wat je blij maakt en inspireert, waar je energie uit put, waarvoor je opstaat, waarvan je deel uit wil maken. Mijn maandagblues waren niet meer dan gemis.'

MO*columniste Bieke Purnelle

© Brecht Goris

Klagen is niet aan de orde als je alles hebt wat nodig is: een dak boven je hoofd, voldoende te eten, een inkomen, een fijne job. En toch, deze tijd weegt een ton, ook voor MO*columniste Bieke Purnelle. ‘Missen is ellendig. Missen stelt je noden scherp. Missen legt bloot wat je blij maakt en inspireert, waar je energie uit put, waarvoor je opstaat, waarvan je deel uit wil maken.’

Ik weet niet hoe met u gaat, maar zelf heb ik een dipje. De koude, grauwe dagen, waar zelfs het middaguur zich vermomt als avondschemering De zoveelste dag tussen dezelfde vier muren, waarvan ik elk scheurtje, elke vlek blind tekenen kan. De loden stilte tussen de digitale meetings en de telefoongesprekken in. Het onheil dat ons toeschreeuwt op radio en televisie en op dreigende krantenpagina’s. Deze tijd weegt een ton en valt niet te verplaatsen in je eentje.

Door het raam zie ik de postbode door de winternevel ploeteren. Bijna benijd ik hem zijn actieradius en mobiliteit. De postbode, die mij in mijn warme werkkamer ziet zitten, dampende koffie bij de hand, benijdt mij wellicht evenzeer. Misschien moeten we af en toe onze jobs en levens eens ruilen, om te weten hoe de ander het beleeft.

Misschien moeten we af en toe onze jobs en levens eens ruilen, om te weten hoe de ander het beleeft.

Klagen is niet aan de orde als je alles hebt wat nodig is: een dak boven je hoofd, voldoende te eten, een inkomen, een fijne job. Flink zijn, zeggen de stemmetjes in je hoofd, die klinken als zuster Prudentia van de tweede kleuterklas: vriendelijk, maar kordaat.

Gewoon

Ik wacht op de thuiskomst van twee kinderen, die goddank wel nog onder de mensen komen, al zijn het dan leerkrachten met veel te veel eisen en klasgenoten die hen al eens treiteren. Kinderen die al 10 maanden lang flinker zijn dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.

Ik zal hen vragen hoe hun dag was en het antwoord zal weinig prijs geven over wat hen bezighoudt. ‘Gewoon’, zal de jongste zeggen. ‘Viel wel mee’, zal ik van de oudste horen. Het is zo lang geleden dat iemand van ons nog gewag maakte van een uitzonderlijk fijne dag, dat ik vergeten ben hoe zo’n bijzondere dag eruit kan zien.

De laatste avond van het jaar was nochtans zacht als de vacht van een konijntje. Wij hadden een dierbare vriendin uitgenodigd om de avond bij ons door te brengen, want dat mocht. Dat er iemand op bezoek zou komen vulde het huis met opwinding en blijdschap. Ik rekende erop dat de kroost snel wat aperitiefhapjes zou scoren en dan verdwijnen achter een schermpje of voor de tv, zoals dat gaat wanneer volwassenen praten over volwassen dingen die kinderen vervelen.

Wat ik verwachtte gebeurde niet. Ze bleven. Ze praatten. Ze luisterden. Ze struikelden over hun voeten in hun haast om bestek, glazen of citroenijs te halen. Ze vielen niet om 22u in slaap, maar bleven wakker tot het ellendige jaar helemaal uitgetikt was.

Het deed me denken aan de bourgondische etentjes die mijn moeder vroeger gaf voor vrienden. De lange, volle tafel, het gekakel en het gelach, de dampende kommen en de rinkelende glazen, en hoe ik me gedeisd hield zodat niemand eraan dacht me naar bed te sturen, om niets te missen van het gegons in huis.

Gemis

Ik besefte dat ik had onderschat hoe groot ook hun gemis was, al spraken ze het zelden uit. Maar ook dat missen zich vaak pas manifesteert wanneer het gemiste zich even toont, al was het maar in een kort fragment.

Ik had onderschat hoe groot ook hun gemis was, al spraken ze het zelden uit.

Missen is ellendig. Missen stelt je noden scherp. Missen legt bloot wat je blij maakt en inspireert, waar je energie uit put, waarvoor je opstaat, waarvan je deel uit wil maken. Mijn maandagblues waren niet meer dan gemis.

Ik mis het gevoel ergens een levend deel van te zijn, hoe klein en onbeduidend ook. Ik mis vertrekken, vol verwachting. Ik mis thuiskomen, omdat thuis zoveel warmer is wanneer je er even niet bent. Ik mis toevalligheid en onvoorspelbaarheid. Ik mis zelfs de lelijke voetbalkantine van de jeugdclub met het schelle licht en de gruwelijke akoestiek, waar ik op vrijdagavond al eens te lang bleef plakken omdat iemand nog een rondje moest geven. Ik mis alles waar andere mensen bij zijn. Ik mis mensen. De wolf in mij mist de roedel.

De digitale gesprekken en vergaderingen van deze week eindigden allemaal met ‘hopelijk tot…’. Hoe hard wij hoopten elkaar in het echt te zien was bijna voelbaar over het internet. Hoe hard wij vreesden dat we beter niet te veel hoopten eveneens. Pessimisme is een strategie om niet al te zeer ontgoocheld te worden.

‘Stel dat alles voor altijd zo blijft…’, zei de jongste gisteren, alsof hij hoop verdacht vond. ‘Niets blijft voor altijd’, sprak ik vaag filosofisch, een quote die op schamper oogrollen werd onthaald. ‘Toch is het zo’, hield ik vol. Het gaat écht voorbij. En als het voorbij is gaan we onthouden wat we hebben gemist.