Die privéjets moeten tenslotte toch ergens vertrekken

Column

Een kwestie van keuzes. En van prioriteiten

Die privéjets moeten tenslotte toch ergens vertrekken

Die privéjets moeten tenslotte toch ergens vertrekken
Die privéjets moeten tenslotte toch ergens vertrekken

Zou de minister-president aan zijn kransje CEO’s in Davos hebben uitgelegd dat een verlieslatende luchthaven voor deze regering meer doorweegt dan een mens die het financieel moeilijk heeft?, vraagt Tine Hens zich af. Of schaamt hij zich er toch een heel klein beetje voor?

© Brecht Goris

Tine Hens

© Brecht Goris

Zou de minister-president aan zijn kransje CEO’s in Davos hebben uitgelegd dat een verlieslatende luchthaven voor deze regering meer doorweegt dan een mens die het financieel moeilijk heeft?, vraagt MO*columniste Tine Hens zich af. Of schaamt hij zich er toch een heel klein beetje voor?

Het was maandagochtend, blue monday dan nog, en de Vlaamse minister-president reageerde enigszins gepikeerd. Hij stond klaar om op te stijgen en binnen anderhalf uur alweer te landen in Davos, waar hij allemaal CEO’s zou ontmoeten, zakenmannen van het hoogste niveau. Maar omdat in een democratie vragen nog steeds vrij zijn, had hij toegezegd om luttele seconden voor zijn vertrek een radio-interview te geven.

Of dat bezoek van hem aan Davos nu echt nodig is? Wat had hij te zoeken bij dat elitaire onderonsje van mensen die met privéjets reizen alsof het auto’s zijn en die met hun ecologische voetafdruk de crisis die ze hopen op te lossen bij alles wat ze kopen, eten, doen vooral vergroten?

‘Is dat ook al verkeerd’, foeterde de minister-president. Enigszins opgenaaid maakte hij de journalist van dienst duidelijk dat het zeer belangrijk was wat hij in Davos ging doen.

Hij zou er praten met bedrijfsleiders. Hij zou zich in miljoenen bochten wringen om investeringen naar Vlaanderen te halen. Want dat was zijn job, ervoor zorgen dat de welvaart in Vlaanderen op z’n minst bewaard en liefst nog verbeterd werd.

‘Ik werk daar dag en nacht aan’, liet hij zich enigszins verontwaardigd ontvallen.

Schimmel en muizenkak

Het korte gesprek schoot later die dag door mijn hoofd. Tijdens een studiedag over klimaat en sociale rechtvaardigheid zag ik een filmpje waarin kinderen vertelden over het huis waarin ze wonen.

Het leven en alles wat erbij hoorde, had hen murw geslagen, hun spreken was verstomd en dus was het makkelijk hen aan de kant te schuiven en te vergeten.

Ze beschreven hoe er amper water uit de kraan kwam. Hoe er in alle hoeken schimmels in gekke kleuren verschenen. Dat er tussen hun kleren muizenstrontjes lagen. Dat de wc zelden goed doorspoelde en dat die geur overal in huis hing.

Ze vertelden ook dat het vochtige, tochtige en slecht riekende huis beter was dan de woning die ze daarvoor huurden. Maar als ze konden kiezen, dan zouden ze toch graag verhuizen naar een iets grotere woning. Eén waarin ze een eigen kast voor hun kleren en spullen hadden, maar vooral een zonder schimmel en zonder muizenkak.

De volgende spreker toonde beelden van de achterkant van huizen. Ze had het over noodkopers. Mensen die net voldoende geld bij elkaar konden schrapen om een bouwvallig pand te kopen, maar daarna amper middelen overhielden om dat huis te renoveren.

Soms begonnen ze er wel aan, dan stapelden de bouwmaterialen zich op op de koer achter het huis, waar ze vervolgens in weer, wind en hittegolven bleven liggen omdat de verbouwing de eigenaars boven het hoofd groeide. Het huis was in te slechte staat om het met een paar eenvoudige ingrepen op te knappen.

Alles moest anders. En dat was onbetaalbaar. Dus sliepen ze gewoon verder in de slaapkamers zonder ramen, ook al werden ze iedere nacht wakker van een vreemde druk op hun borstkas; verwarmden ze enkel de keuken die ook zithoek was en probeerden ze de zwarte uitslag op de muren te bedekken met verf of behangpapier.

Hulp durfden ze niet te vragen. Hun grootste vrees was dat als iemand over de vloer kwam om pakweg het dak of de vloer te controleren, hun woning in een klap onbewoonbaar zou worden verklaard. Het dak boven hun hoofd mocht dan bouwvallig en niet helemaal waterdicht zijn, ze stonden ten minste niet op straat.

Een nieuwe kloof

Ze vertelden het gelaten, alsof hoop te pijnlijk was om te koesteren omdat de ervaring hen leerde dat hun dromen meestal onvervuld uit elkaar spatten. Het leek alsof ze te moe waren om verontwaardigd te zijn, om hun stem te verheffen. Het leven en alles wat erbij hoorde, had hen murw geslagen. Hun spreken was verstomd en dus was het makkelijk hen aan de kant te schuiven en te vergeten.

De cynische waarheid is dat mensen wier voetafdruk amper een spoor nalaat sneller en makkelijker met de vinger worden gewezen.

Aan wie wel luisterde, daar op die studiedag, voegden ze er nog aan toe hoe ze hun hart vasthielden bij iedere nieuwe verstrenging van de normen voor het energiepeil van woningen. Ze noemden het een nieuwe kloof. Een die steeds groter werd. Tussen zij die mee kunnen met klimaatmaatregelen en anderen die noodgedwongen achterblijven.

De cynische waarheid is dat mensen wier voetafdruk amper een spoor nalaat sneller en makkelijker met de vinger worden gewezen. Want zij zijn het die een petroleumkachel aansteken. Zij zijn het die met een oude diesel rondrijden, zij zijn het die het goedkoopste voedsel kopen. Hun vervuiling is zichtbaar en direct.

Dat is het verschil met wie rijker is. De destructieve kracht van hun consumptiepatroon openbaart zich elders, vaak ver weg. De statistieken liegen nochtans niet. De tien procent rijkste mensen op deze planeet zijn goed voor vijftig procent van de uitstoot. Het is niet hoe armer hoe vuiler, maar wel hoe rijker hoe viezer. Het is de wraakroepende onrechtvaardigheid van de klimaatcrisis. Wie er het minst aan bijgedragen heeft, draagt de zwaarste lasten.

Het is ook de wraakroepende onrechtvaardigheid van het knullige klimaatbeleid dat deze Vlaamse regering heeft opgetuigd. Het uitgangspunt is dat van het kooigevecht: ieder voor zich en wie veel heeft, zal veel krijgen.

Wie zich zonnepanelen, dubbel geïsoleerd glas en een warmtepomp kan permitteren, bespaart op zijn energierekening en mag zichzelf een klimaatwinnaar noemen. Al de rest heeft brute pech. Voor hen is het pompen of spijtig genoeg verzuipen.

Het hoeft niet zo te zijn, natuurlijk. Het is perfect mogelijk een sociaal rechtvaardig klimaatbeleid te ontwerpen, waarbij mensen die het nu moeilijk hebben, die op de plekken met de meeste luchtvervuiling wonen, die amper groen om zich heen hebben, die ziek worden van het huis waarin ze wonen, het beter krijgen. Maar daarvoor moet je van mensen in armoede en andere kwetsbare groepen in de samenleving de prioriteit maken.

Een klimaatbeleid dat uitgaat van de noden en gebreken van kwetsbare groepen komt uiteindelijk iedereen ten goede. In plaats van trickle down is het building up.

Prioriteiten

‘Hoe kan het,’ vroeg ik me af, ‘dat een minister-president beweert dat hij zich in miljoenen bochten wringt om de welvaart in Vlaanderen te behouden en dat er tegelijkertijd zo veel mensen geen huis hebben, of in een bouwvallig huis wonen? Dat steeds meer mensen verarmen?

Hoe kan je daar blind voor zijn? Hoe kan je dat voor jezelf verantwoorden, dat je er als beleidsmaker in een rijke regio niet in slaagt mensen uit de armoede te tillen? Dat je toelaat dat kinderen zonder eten naar school gaan? Dat mensen drie jobs moeten combineren om te overleven?’

Op de schaal van deze regering weegt een verlieslatende luchthaven meer door dan een mens die het financieel moeilijk heeft.

Blijkbaar kan dat. Blijkbaar is het mogelijk je als minister-president in een bubbel van gelijkgezinden op te sluiten, om je enkel te omringen met zakenmensen, CEO’s en bedrijfsleiders. Om jezelf op die manier belangrijk te vinden en om jezelf wijs te maken dat wie het moeilijk heeft dat vooral aan zichzelf te danken heeft en dat de overheid er niet is om iedere noodlijdende mens gericht te ondersteunen.

Ik beeldde me in hoe de minister-president die maandagochtend opsteeg vanop de luchthaven van Deurne. Hoe hij met een koffie in de hand door het raampje neerkeek op de startbaan.

Hoe hij even de ogen sloot en tevreden glimlachte omdat zijn regering er, tegen de ‘maatschappelijke kosten-batenanalyse’ in, voor de kerstvakantie in geslaagd was deze luchthaven toch weer zijn jaarlijkse dotatie van pakweg 70 miljoen te garanderen. Voor iedere euro die de luchthaven van Deurne verdiende, paste de overheid gulhartig 3 euro bij. Het moet zijn dat hij dat een prima regeling vond. Die privéjets moeten tenslotte ergens vertrekken.

Zo zie je maar. Een luchthaven kunstmatig in leven houden is blijkbaar belangrijker voor de welvaart dan de levenskwaliteit van mensen die geen geld hebben om te vliegen, maar wel verplicht meebetalen aan de vliegdrang van enkelingen. Het is een kwestie van keuzes, natuurlijk. En prioriteiten.

Op de schaal van deze regering weegt een verlieslatende luchthaven meer door dan een mens die het financieel moeilijk heeft. Zou de minister-president dat aan zijn kransje CEO’s in Davos hebben uitgelegd?

Of schaamt hij zich er toch een heel klein beetje voor?