De ander echt zien

Column

De ander echt zien

De ander echt zien
De ander echt zien

We zijn een samenleving “on the run”, zo begint Bleri zijn column. Die jachtigheid van de samenleving zorgt ervoor dat we eigenlijk niet meer weten wie “de ander” is. Het is pas als we even stil blijven staan dat we voorbij het karikaturaal en simplistisch beeld kunnen kijken dat ons vaak werd aangepraat, het is pas dan dat we die andere echt kunnen zien.

We zijn een samenleving “on the run”. Altijd op weg, ergens naartoe. Gehaast. Met veel dingen die in ons hoofd spoken. Zorgen over familie of werk. Over uiterlijk of gezondheid. We denken dat we alleen staan, en het allemaal zelf moeten doen. Vaak is dat ook zo. Hierdoor sluiten we ons steeds meer in onszelf op. Het hele systeem duwt ons in dat denken, in die houding. ‘Mensen zijn van natuur egoïstisch en we denken vooral aan ons eigenbelang’, luidt het credo. Op anderen rekenen of met anderen samenzijn hoeft niet en daar hebben we trouwens ook geen tijd voor. Het kost ook teveel moeite.

In tijden waarin communicatie nog nooit zo gemakkelijk is geweest, lukt het ons steeds minder om samen te zijn met anderen. Ik bedoel hier werkelijk aanwezig zijn. Samen met je partner ontbijten, maar intussen scrollen op je smartphone, de krant doornemen en naar de radio luisteren. Zoiets is niet aanwezig zijn, hoe trots we ook op onszelf zijn op dergelijke momenten.

In tijden waarin communicatie nog nooit zo gemakkelijk is geweest, lukt het ons steeds minder om samen te zijn met anderen.

In werkelijkheid brengen we minder tijd door met andere mensen. Dat geldt niet alleen voor volwassenen, maar ook voor kinderen. Kijk maar hoe buiten spelen of samen spelen enorm is afgenomen. Bovendien hebben we vooral contacten met mensen met wie we dezelfde leefwereld delen. Ondanks deze evoluties wil dit niet zeggen dat we geen mening hebben over elkaar of over andere groepen in onze samenleving. Meestal hebben we snel een oordeel over elkaar.

We kijken naar kleur, religie, status of gender en vormen bepaalde oordelen over anderen. Soms maken we het nog “eenvoudiger” door louter op stereotypes te steunen. De oordelen worden dus gebanaliseerd. Dit zorgt ervoor dat we de ander eigenlijk niet meer zien. We zien enkel dat wat ons is aangepraat over de ander: een karikaturaal en simplistisch beeld. Over de migrant, de vluchteling, de moslim, de Vlaming, de jongere, de bejaarde of de transgender.

We steunen op stereotypes en verwachten hiervoor zelfs begrip. Want we zijn niet alleen gehaast, we hebben ook minder tijd. Tijd maken voor mensen die dichtbij ons staan, lukt met moeite, vaak zelfs niet, laat staan dat we tijd kunnen maken voor kennissen of onbekenden. Het is daardoor dat we vooral moeten steunen op vluchtige oordelen. Iets wat velen onder ons doen.

Onze agenda’s zijn het beste bewijs. Vol met afspraken en veel te doen. Hop van de ene activiteit naar de ander, regelmatig gestresseerd door de tijdsdruk. Zelfs pubers hebben een volle agenda. Het is een teken van status geworden.

Deze gehaastheid, het tijdstekort, de hopen vooroordelen, zorgen ervoor dat we de ander niet zien of ontmoeten. De ander, die een mens is, lijkt eerder iets materieels waarmee we geen banden of voeling hoeven te hebben. Het is alsof we omringd worden door poppen of levenloze wezens.

Van onszelf vinden we wel dat we meer zijn dan dat. We zijn echt, we leven. We hebben verhalen, dromen, wensen, angsten en liefdes. De ander, daarvan weten we het niet en het boeit ons meestal ook niet. Vooral als de andere iemand is die we niet kennen. Dat elk van ons in de ogen van iedereen, behalve die van onszelf, als een ander wordt gezien, vergeten we.

Zoals iedereen heb ik niet veel tijd en ben ik vaak gehaast. Maar soms lukt het mij om stil te staan en te kijken naar de mensen rondom mij. Ik denk na over de mensen die mijn pad kruisen. Wie zijn ze? Welke verhalen hebben ze te vertellen? Wat hebben ze meegemaakt? Zijn ze gelukkig? Wat hebben ze in hun gedachten? Hebben ze iemand om hun angsten of liefde te delen? Is er iemand die om hen geeft? Wat zou die in haar/zijn hoofd hebben? Waarom lijkt ze zo verloren? Wat denkt een kind van acht jaar? Is deze oude man die hier voor mij staat bang voor de dood?…

Pas als we heel even stil staan en sommige van deze vragen stellen, beginnen we de ander te zien.

Om de medemens te ontmoeten is het nodig dat we de ander echt zien.

We zien een mens, zoals wij er zelf ook een zijn. We zien diens glimlach, geluk, fierheid, maar ook zijn angst of bezorgde blik. We beseffen dat we soms verloren rondlopen, maar op andere dagen overtuigd en vastberaden in het leven staan.

We weten dat we momenten van sterkte hebben, maar ook van kwetsbaarheid. In de ander herkennen we onszelf. Vanaf dat moment is de ander niet langer een levenloos lichaam dat er niet toe doet. De ander bestaat en is een spiegel van onszelf. Dit inzien maakt ons nog kwetsbaarder. Want we willen niet dat anderen onze kwetsbaarheid herkennen. We willen vooral sterk overkomen. Alsof wij allemaal niet mensen, maar supermensen zijn.

Misschien moeten we er niet naar streven om supermensen te zijn, maar gewoon om mens te zijn. Om de medemens te ontmoeten is het nodig dat we de ander echt zien. Als we dit kunnen zullen we zorgen en kwetsbaarheid herkennen, maar tegelijk ook empathie en verbondenheid voelen.

Bleri Lleshi is politiek filosoof en auteur de bestseller ‘Liefde in tijden van angst’ en ‘Inaya. Brief aan mijn kind’. Zijn blog vind je hier en je kan hem volgen op Facebook en Twitter

Tags