“‘De dt-regel als pauwenstaart’
Wie duurzaamheid predikt, verwijst vaak naar Moeder natuur. Dat voorbeeldige en sobere besje recycleert dat het geen naam heeft, gaat steevast voor natuurlijke evenwichten en laat overdaad bestraffen door de strenge regels van natuurlijke selectie. Als prooien erg talrijk worden, weten natuurlijke vijanden daar goed raad mee. Intomen die handel!
Zit matigheid dan echt ingebakken in de natuur? Vaak wel, maar dan weer helemaal niet. Er wordt onmiskenbaar met twee maten en gewichten gewerkt. Moeder natuur laat zich ook regelmatig zien als een diva met streken. Extravagantie, overdrijven, veel uitgeven aan uiterlijk vertoon: niets van al dat fraais is haar vreemd. Het schoolvoorbeeld van ridicule overdrijving is de pauw.
Pluimen in het achterste
Deze drag queen onder de hoenders is uitgedost met een – laten we kritisch blijven – belachelijk grote staart. Handig is anders. En dan moet die kleurrijke waaier nog open gespreid worden om er druk mee te schudden.
Bovendien kan mijnheer de pauw niet om het even waar zijn nummertje opvoeren. Hij moet met de voorkant pal in het invallend zonnelicht staan. De oogvlekken op de staart lichten immers pas goed op door UV-stralen te weerkaatsen. Dat spektakel krijgt u helaas nooit te zien. Mevrouw de pauw ziet immers dingen die er voor u niet zijn. UV-gevoelige ogen zijn niet aan Homo sapiens besteed.
Schizofrene moeder
Moeder natuur lijkt een gespleten persoonlijkheid te hebben. Het ene beest zit in een sober, schorskleurig uniform. Het andere zit opgescheept met een hilarisch pak uit de collectie van een geflipte couturier.
Dat was ook Darwin niet ontgaan. Het vormde zelfs een heuse queeste voor de vader van de evolutiebiologie. In zijn meesterwerk On the origin of species voert hij een sterk betoog voor natuurlijke selectie als een mechanisme voor evolutie. Kenmerken die helpen om te overleven in een bepaald milieu worden bevoordeeld. Maar hoe helpt een onhandige staart om aan roofdieren te ontsnappen? En wat gedacht van al dat machogedoe van burlende edelhertmannetjes die nog liever vechten dan eten?
Biologie van de club van 27
De beestenwereld zit vol voorbeelden van een James Dean aanpak: ‘Live fast, die young’. Overleven is dan bijzaak, sexappeal komt op het voorplan. Extravagantie onder de vorm van blitse kleuren en opmerkelijk gezang of gedrag helpen niet om lang te leven, maar des te meer om aantrekkelijk te zijn. Stoer machogedrag zit ook in dat laatje.
Twaalf jaar na natuurlijke selectie introduceerde good old Charles in 1871 ook het principe van seksuele selectie. Pittig detail: hij deed dat in het boek waarin hij over de afstamming van de mens sprak, The descent of man and selection in relation to sex.
Biologische kenmerken zijn dus niet alleen het resultaat van de strijd om te overleven, maar ook van de strijd tussen en binnen de seksen. De agenda van de overleving is niet die van de voortplanting.
Handicap als zuivere troef
Wie rondkijkt in de bonte beestenwereld ziet overal de sporen van seksuele selectie. Een kuifje hier, een kleurrijk pak daar. Geurige parfums en zweverig gezang. Balts- en ritueelgedrag in de gekste kleuren en geuren zien we bij vissen, vogels, vlinders, eekhoorns, mestkevers, en … bij onszelf.
Eigenlijk kan veel in aanmerking komen om “sexy” te zijn. Maar er is één belangrijke voorwaarde. Het moet een prijskaartje hebben. Geen blik, maar goud. Geen glas, maar diamant. Geen prullenstaart, maar een stevige pauwenstaart. Geen simpel gepiep, maar een complex refrein.
Kostbare signalen vertellen veel over de eigenaar. Echte pracht en praal kunnen niet zomaar geveinsd worden.
Het kan om het lijf gaan, maar ook om het bezit. Paradijsvogels pronken met kleurrijke pluimen en artistieke dansjes. Prieelvogels pronken met een kleurrijk bouwsel versierd met zelf geplukte bloemen. Cultuur verruimt de pallet van mogelijkheden voor seksuele selectie, ook een eind buiten het lijf. Pronken met villa’s en bakken van auto’s wordt dan ook een optie.
Het handicapprincipe is hier van toepassing. Dat idee werd in 1975 gelanceerd door Amotz Zahavi, een pienter bioloog uit Tel Aviv. Het principe stelt dat betrouwbare signalen bij partnerkeuze kostelijk moeten zijn voor wie ze uitzendt. Pas dan kan de ontvanger het koren van het kaf scheiden. Met simpele, goedkope signalen kan iedereen afkomen, die zijn waardeloos.
Wie de “handicap” van een nutteloos, maar erg kostelijk extravagant kenmerk zonder problemen kan dragen, moet wel uit het goede hout gesneden zijn. Wat eerst een ridicuul kenmerk leek, blijkt dan een handelsmerk voor kwaliteit. Wie met een fraaie, maar erg onhandige staart door het leven gaat, is geen loser maar een klasbak.
Pauwenstaart tussen de oren
Seksuele selectie en het handicapprincipe blijken belangrijke kaders om ook uw en mijn gedrag tegen het licht te houden. Neem nu taal. Waarom is onze taal zo fascinerend ingewikkeld? Wat is de zin van dt-regels? Het verandert de betekenis toch geen zier?
Klopt, maar ingewikkelde regels en ridicule uitzonderingen maken een goede taalbeheersing tot een signaal van kwaliteit. Dan blijkt taal zich te ontpoppen tot een pauwenstaart voor publiekelijk vertoon. Of hoe tien voor taal toch weer alles met biologie te maken heeft.
Hans Van Dyck is hoogleraar gedragsecologie en natuurbehoud aan het Earth and Life Institute van de UCL (Louvain-la-Neuve).