De gulzige levensstijl van de bovenste helft van de middenklasse is niet houdbaar

Column

Vrijheid ingevuld als een te grote voetafdruk kan geen verworven recht zijn

De gulzige levensstijl van de bovenste helft van de middenklasse is niet houdbaar

De gulzige levensstijl van de bovenste helft van de middenklasse is niet houdbaar
De gulzige levensstijl van de bovenste helft van de middenklasse is niet houdbaar

De kritiek op een eenzijdige focus op individuele verantwoordelijkheid in de klimaatcrisis is terecht, en tegelijk mogelijk een beetje misleidend, schrijft MO*columnist Jan Mertens. ‘Laten we naar onszelf kijken als burgers, en niet als consumenten. Individuele stappen doen ertoe.’

© Brecht Goris

Jan Mertens

© Brecht Goris

Deze column is ook te beluisteren:

Ondertussen meer dan twintig jaar geleden kreeg ik kanker. Uiteindelijk is alles goed gekomen. Ik leef nog en heb in principe uitzicht op nog een lange tijd op deze aarde. Dat ik er nog ben, heb ik vooral aan anderen te danken. Aan dokters, verpleegkundigen, vrienden en vriendinnen, familie, … Het was niet mijn verdienste en het was ook niet omdat ik hard ‘gevochten’ heb. Zonder de goede gezondheidszorg en sociale bescherming die we hier hebben, zou ik mogelijk in armoede zijn beland.

Ik herinner me nog goed hoe het was in dat kamertje in Gasthuisberg, waar de specialist me uitlegde dat ik kanker had, zonder dat woord te gebruiken. Mijn huisarts was erbij, en na de consultatie gingen we beneden in de hal een koffie drinken, samen met een dierbare vriendin die er ook bij was. Ik vroeg hem: ‘Heeft hij nu gezegd dat ik kanker heb?’ Hij bevestigde. Toen ik thuiskwam, heb ik mijn adresboekje genomen en heb ik al mijn dierbaren gebeld om te zeggen dat ik kanker had. Nadat ik mezelf zo vaak dat woord had horen zeggen, geloofde ik dat ik het had. De waarheid was bevrijdend.

Wat ik erg moeilijk vond, was te merken dat zoveel mensen verdrietig waren door mijn ziekte. Ik was er helemaal niet op voorbereid dat velen mij om een of andere reden niet zomaar wilden missen in dit leven, of zoiets. (Ik ben niet zo goed in liefde waarschijnlijk.) Het heeft me iets geleerd over vrijheid. Ik ben niet van mezelf alleen. Ik kan maar zijn wie ik ben door de anderen en door de natuur waar ik een deel van ben. Mijn vrijheid eindigt waar die van een ander begint.

Als ik keuzes maak die de vrijheid van een ander om waardig te leven verkleinen, is dat geen echte vrijheid. Vrijheid gaat altijd samen met verantwoordelijkheid. Ik heb het leven teruggekregen, in tegenstelling tot zoveel andere mensen die kanker kregen. Het voelt als vanzelfsprekend dat ik nu zorgzaam met dat leven omga, onder meer tegenover de mensen dankzij wie ik er nog ben en als eerbetoon aan wie er niet meer is.

Er is nood aan robuuste publieke diensten die mensen moeten beschermen in de transitie, met een nadruk op de meest kwetsbaren.

Elke avond maak ik een kleine buiging voor het leven, omdat ik zomaar weer een dag extra heb gekregen. En elke dag word ik opnieuw geboren om te handelen, om het goede te doen. De vrijheid die daarin rust, geeft meer vrede dan een vrijheid die zich niets van anderen aantrekt of die enkel aansluit bij een beeld van de mens als een ‘smal’ individu, gedreven door hebzucht.

Ik heb eigelijk nooit echt goed begrepen dat mensen zeggen dat ze het niet willen weten of ze kanker hebben. Ze voelen iets in hun lichaam dat niet in orde is, maken zich eigenlijk zorgen en zoeken allerlei uitvluchten om maar niet naar de dokter te moeten gaan. (Ik heb overigens toen ook lang gewacht, besefte ik nadien.) Omdat ze niet willen weten wat er aan de hand is. Omdat ze bang zijn dat ze misschien hun hele leven moeten omgooien (en moeten stoppen met roken of drinken).

Nog liever niet weten en hopen dat het over zal gaan of dat je ineens dood zult vallen dan dat moerassig gevoel te moeten delen met anderen. Nog liever door machteloosheid aan je dierbaren de kans ontzeggen om waardig afscheid te nemen en je samen uit het leven te laten dragen dan de ziekte in de ogen te kijken. Nog liever praten in wollige metaforen dan te kijken naar de in zekere zin banale hardheid van die ziekte. Het is allemaal begrijpelijk waarschijnlijk, maar het is een rare en droevige vorm van vrijheid.

Kijken naar de eigen verantwoordelijkheid

Wat heeft dit alles nu eigenlijk met de klimaatcrisis te maken? Het beeld van die ervaringen van 1999 kwam ergens uit het niets naar me toe toen ik onlangs weer enkele stukken las waarin de teneur was dat we moeten ophouden met te kijken naar de invididuele verantwoordelijkheid (van de consument), maar ons moeten richten op de structuren en op de grote vervuilers. En het argument dat dan steeds erbij wordt gehaald is dat het idee van een koolfstofvoetafdruk is bedacht door een oliebedrijf als deel van een perfide strategie om de aandacht af te leiden van de eigen bedrijfsverantwoordelijkheid.

Al die dingen zijn waar natuurlijk. Het is absoluut fout om de verantwoordelijkheid voor de oplossingen door te schuiven naar individuen om zo structurele maatregelen te vermijden. Dat is inderdaad een te verwerpen neoliberale strategie. Er is dus wel degelijk nood aan sterke wetten die door een sterke overheid worden opgevolgd. Er is nood aan robuuste publieke diensten die mensen moeten beschermen in de transitie, met een nadruk op de meest kwetsbaren.

De voetafdruk die verbonden is met een welbepaalde gulzige levensstijl van laten we zeggen de bovenste helft van wat wij de middenklasse noemen, is wereldwijd niet houdbaar.

Het is vermoeiend te horen dat bedrijven zeggen dat ze ‘enkel doen wat de consumenten vragen’. Dus ja, oliebedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor het herstellen van de schade die ze hebben veroorzaakt. Dus ja, de nucleaire sector moet de verantwoordelijkheid nemen om te betalen voor het veilig bewaren van het levensgevaarlijk afval dat door hen is gecreëerd. En dus ja, de grotere vermogens moeten een grotere bijdrage leveren zodat er voldoende middelen zijn om sociale bescherming te organiseren voor de meest kwetsbaren. Over al die dingen zijn we het vanzelfsprekend eens, en dat moet dan ook het startpunt van de discussie zijn.

Maar soms slaat deze redenering – hopelijk ongewild – om naar een andere kant waarin die een alibi wordt om vooral niet naar de eigen verantwoordelijkheid te kijken. De fout ligt enkel bij ‘het’ systeem, ‘de’ structuren, ‘de’ kapitalisten, ik moet zelf vooral niets, want dat is niet systemisch. Zo geformuleerd is dat een beetje een zwaktebod, een ingenieuze vorm van niet willen weten.

Het doet me denken aan het verhaal dat ik ooit hoorde van een dierbare vriendin. Ze zit in een rolstoel. Toen haar trein arriveerde in Antwerpen-Centraal vroeg ze aan een andere passagier of hij haar even wilde helpen bij het uitstappen. Die antwoordde: ‘Ik zou dat kunnen doen. Maar als ik dat doe, verhinder ik dat het structurele probleem van de NMBS duidelijk wordt. Ik ga het dus niet doen.’ De NMBS heeft inderdaad een aantal structurele problemen. Maar in afwachting of voorbereiding van hun oplossing moet je natuurlijk ook nog wel kunnen uitstappen en kun je ervoor kiezen iets te betekenen voor een ander of niet.

De ecologische crisis wordt in belangrijke mate veroorzaakt door hoe we produceren en consumeren, en dat vertaalt zich als een rechtvaardigheidskwestie. De domeinen waar we het zwaarst wegen op de planeet zijn: voeding, wonen, mobiliteit en kleding. Het effect van ons consumptief of ecologisch gulzig gedrag in die domeinen is systemisch. Het kapitalisme loopt als het ware dwars door ons heen. En het is niet omdat BP ooit een campagne deed over de koolstofvoetafdruk als deel van een neoliberale strategie van misleiding dat het weten van de reële ecologische voetafdruk en de rechtvaardigheidsconsequentie ervan irrelevant is.

Via de voetafdruk kun je zien hoe binnen een maatschappij mensen aan de bovenste helft van de inkomensschaal een veel grotere verantwoordelijkheid dragen voor de ecologische crisis en hoe de meest kwetsbaren daar de gevolgen van dragen. Natuurlijk moeten de superrijken daarop aanspreken. Maar we moeten ook mondiaal en intergenerationeel durven kijken. Dan zien we dat de voetafdruk die verbonden is met de middenklassenorm, met een welbepaalde gulzige levensstijl van laten we zeggen de bovenste helft van wat wij de middenklasse noemen, wereldwijd niet houdbaar is.

Die norm is dus zelf een grote vervuiler. Als we naar landen kijken, dan is ons land, en zeker het Vlaamse deel ervan, een grote vervuiler. Die we dus moeten aanpakken. Vrijheid ingevuld als een te grote voetafdruk zorgt voor de onvrijheid van anderen, en kan dus geen verworven recht zijn.

Een slappe invulling van wat vrijheid zou kunnen zijn

Het is altijd handig om het dan alleen maar over ‘de’ bedrijven te hebben. Niet onterecht natuurlijk, maar soms ook iets te simpel. Ja, een bedrijf als Ryanair moet zich ook houden aan ecologische en sociale regels die door een parlement zijn vastgelegd. Maar tot nader order zijn er denk ik niet zoveel mensen die wettelijk verplicht worden om met het te goedkope Ryanair te vliegen, als ze al moeten vliegen.

Zeggen dat we ons gedrag pas zullen veranderen wanneer “men” de regels aanpast is eerlijk gezegd een nogal slappe invulling van wat vrijheid zou kunnen zijn. Hoe vrij is het om over jezelf te zeggen dat je niet kunt weerstaan aan de druk van een economisch model dat je op allerlei manieren probeert te verleiden om jezelf te definiëren als een gulzig en begerig wezen? Het is een vorm van niet willen weten. Je kunt jezelf heel erg groen vinden, je kinderen met de bakfiets naar de methodeschool brengen en daarna doorfietsen naar de zelfplukboerderij, maar toch in de feiten een zeer grote voetafdruk hebben omdat je zo nodig die intercontinentale vluchten wilde doen. Niet om aan toerisme te doen, vanzelfsprekend, maar om te ‘reizen’…

Het is niet het klimaat- en natuurbeleid dat te snel gaat, het is de klimaat- en biodiversiteitscrisis zelf die te snel gaat

Bij een deel van links is er terecht veel zorg over de mate waarin het klimaatbeleid meer of minder sociaal rechtvaardig wordt aangepakt. Maar tegelijk is er veel te weinig besef (of willen weten) van de vaststelling dat de ecologische crisis zelf een sociaal feit is. De ecologische gulzigheid van de ene leidt tot de kwetsbaarheid en de armoede van de ander.

Commentatoren van progressieve kranten erkennen ondertussen dat het wel wat uit de hand loopt met al die “klimaataanpassers” die vinden dat we geen rekening moeten houden met het IPCC-rapport. Maar op basis daarvan dan onder ogen zien dat er misschien wel een fundamentele aanpassing nodig is van onze gulzige levensstijl? Nee, dat is dan weer een brug te ver, want zogenaamd ‘moraliserend’.

Het is in werkelijkheid de ecologische crisis die bezig is onze samenleving te ontwrichten. Een diepgaande, bewust georganiseerde transformatie naar een ander model van welvaart binnen planetaire grenzen is misschien moeilijk, het is wel het meest realistische en hoopvolle antwoord. Het vraagt wel een bredere invulling van wat we als vrijheid zien. Het is niet het klimaat- en natuurbeleid dat te snel gaat, het is de klimaat- en biodiversiteitscrisis zelf die te snel gaat, en dat als gevolg van een jarenlang bewust georganiseerde ecopauze.

De dingen die je wél doet, die doen ertoe

Misschien kunnen we op een andere manier denken over individuele verantwoordelijkheid. In ons terecht verzet tegen onder meer een ‘groen consumentisme’ zien we onszelf misschien onbewust wel vooral of enkel als consument, alsof dat zou zijn wie we echt zijn. We zijn echter als burger in de wereld geworpen, niet als consument. Alleen als burger kun je vrij zijn. De grootste vrijheid die we hebben, ligt in het handelen als burger, leerden we van Hannah Arendt. Als burger ben je lid van een politieke gemeenschap – wat mij betreft een mondiale en intergenerationele – en word je elke dag opnieuw geboren en uitgenodigd om die vrijheid in te vullen.

Als individuele acties een onderdeel zijn van een collectieve beweging of strijd, zijn ze net heel zinvol. Zo leerden we van Rosa Parks. Energiecoöperaties – om maar een voorbeeld te noemen – die effectief tot een systemische verandering leiden, zijn ooit bedacht door individuen, aan hun keukentafel. De dingen die je wél doet, die doen ertoe. En door het gevoel te hebben dat je zelf een deel van de verandering bent, voel je je minder machteloos en kun je je energie behouden voor de collectieve actie die tot een bewust georganiseerde duurzame en rechtvaardige transformatie kan leiden.

Bereid zijn om te willen leven in waarheid zou wel een onderdeel moeten zijn van een eigentijds burgerschap dat hoop kan geven. Niet willen weten hoe ernstig de diagnose is, niet willen weten wat die diagnose betekent voor jouw levensstijl en wat de gevolgen van jouw keuzes voor anderen zijn, dat is een heel bedroevende en in de feiten cynische vorm van vrijheid.

Elke dag binnen jouw mogelijkheden proberen te handelen, in het naakte besef van de planetaire grenzen, van je deelzijn aan de rest van de natuur en van je verbondenheid met de kinderen elders en in de toekomst, dat lijkt me een vrijheid die pas echt recht doet aan wie we zouden kunnen zijn als mens.