Hoe vrij is het Europese recht van vrij verkeer en verblijf?
“‘De kip van de buren is een gans’
© Konstantinos Tsanakas
© Konstantinos Tsanakas
MO*columniste van de maand en sociaal werker Kaat Hermans vraagt zich soms af waarom mensen armoede "hier" verkiezen boven armoede "daar". Misschien vindt ze een antwoord op die vraag in een Bulgaars gezegde.
Wat ze het meeste mist, zijn de kippen en hun eieren. De kippen die er op los pikten in hun tuin. Een tuin die vlot overliep in de straat, in de velden tot aan het dorp. De eieren die ze stiekem uit het kot haalde, als de kippen wakker waren, maar niemand in huis dat al was.
Ze komt uit een MOE-land. En hoewel dat het de afkorting is van Midden- en Oost-Europees, mag je het letterlijk nemen. Bulgarije, het land van woeste bergen, van folklore en het vieren van naamdagen. Evengoed het land van de leegloop, van hoge werkeloosheid en openlijke corruptie. Het land met alsmaar minder inwoners.
Ook zij trok weg. Nu woont ze met haar gezin op een klein appartement. Een raam van een halve vierkante meter kijkt uit op het grauwe gebouw aan de overkant. Drie kinderen, één man, twee slaapkamers. 1150 euro per maand. En de traphal moet ze zelf onderhouden.
Een lift of brandtrap ontbreekt, net als een stevig slot op de voordeur. Ik hoef nooit aan te bellen en sta meteen in een hal met meterkasten en volgepropte brievenbussen. Waar de achternamen heerlijk rijmend bijna allemaal eindigen op -ov en -ova. De mannen en vrouwen van Oost-Europa.
De traphal onderhouden is het minste van haar zorgen. Kuisen, dat is ze gewoon. Ze is poetsvrouw. Ja, zo origineel is onze integratie wel. En haar man werkt in de bouw. Geen grap. Dat is het voor hen ook niet.
Hij heeft nog een paar jaren in de bouw te gaan. Tot hij daarvoor te kapot is. Dan kan hij nog altijd terecht in een vleesverwerkingsbedrijf.
Ze stappen niet rechtsreeks van de FlixBus die stopt aan station Dampoort naar het OCMW. Zo simpel is het voor niemand.
Deze mensen zijn EU-burgers. Ze mogen zich dus in de verschillende lidstaten ‘vrij verplaatsen’ en er ook ‘verblijven’. Zolang ze niet ten laste zijn van de staat. Lees: ze stappen niet rechtsreeks van de FlixBus die stopt aan station Dampoort naar het OCMW. Zo simpel is het voor niemand om steun te krijgen.
Dus ze maken gebruik van hun eigen netwerk, in een taal die ze begrijpen. Ze komen terecht in panden van hun werkgever, wat betekent dat een job verliezen gelijk is aan onderdak verliezen.
In het beste geval krijgen ze een arbeidscontract voor hun neus. In het slechtste geval, en dat is het meestal, gaat het om papieren waardoor ze in schijnzelfstandigheid belanden. Ze zijn zogezegd zelfstandige, maar werken voor één baas. Een baas die hen niet in loondienst wil nemen. En zo betaalt niemand sociale bijdragen. Of toch zeker niet genoeg.
Zodra hun adres officieel erkend wordt, lopen de achterstallige facturen van "hun onderneming" binnen. Tegen dan is de werkgever al overgestapt op een volgend slachtoffer. Betalingen? Die hebben nooit plaatsgevonden. Cash is onzichtbaar.
En cash komt goed uit, want probeer maar eens met een Bulgaarse identiteitskaart een bankrekening te openen in een Belgische bank. Nochtans, de theorie is veelbelovend. Er is namelijk zoiets als de basisbankdienst: ‘De gegarandeerde dienstverlening voor elke consument die legaal in een lidstaat van de Europese Unie verblijft.’
In de praktijk ga je naar een bankkantoor met jouw identiteitskaart en krijg je te horen dat ze geen chip kunnen uitlezen. Dat ze van ‘Brussel’ geen bankrekening mogen voorzien voor jou. Brussel, toevallig de plek waar ook de grote instellingen zitten die net bepalen dat ze dat wél moeten doen. Als je een klacht hebt, kan je altijd een mail sturen naar de klachtendienst. Of je kan bellen. Onze medewerkers zijn beschikbaar voor u.
Dus deze EU-burgers mogen niet afhankelijk zijn van de staat, ze moeten werken. En sociale zekerheid bijdragen natuurlijk. Maar ken jij veel werkgevers die cash uitbetalen en in orde zijn wat sociale bijdragen betreft? Ken je bedrijven die werknemers die geen bankrekening kunnen openen, toch op een legale manier uitbetalen? Laat het me weten. Want ik blijf mee zoeken.
Telkens ik mensen zie worstelen met de nadelen van dit ‘vrij verkeer en verblijf’ van personen, vraag ik me af waarom ze het blijven doen. Waarom ze armoede hier verkiezen boven armoede daar.
Misschien vind ik het antwoord in een Bulgaars gezegde: ‘De kip van de buren is een gans.’ Vergeef me het plattelandsplaining: ganzen leggen grotere eieren dan kippen. Onze versie van het groenere gras aan de overkant.
Misschien ligt het daaraan. Dacht ze aan deze kant van het continent meer ganzen te vinden? Of grotere eieren? De enige eieren die ze zich hier kan veroorloven, zijn die van gestresseerde legbatterijkippen. Waarvan de dooier bleek is en de smaak onbestaande.
Sinds het begin van dit schooljaar, is ook vrijwillige inburgering betalend. Dus lessen Nederlands en maatschappelijke oriëntatie krijgt ze niet.
Zij en haar man spreken Duits, Turks, Spaans en Bulgaars. Onze gesprekken zijn een polyglottisch hoorspel waarin de ene taal het gebrek aan woorden in de andere invult.
Hun talen zijn getuigen van hun migratieverleden. Hun integratievermogen. Want elk land waar ze passeerden, waar ze probeerden, hebben ze de taal geleerd. Een ander alfabet, een andere uitspraak en een andere woordenschat. Ik heb al moeite als mijn toetsenbord op qwerty staat.
Maar Nederlands lukt niet. Sinds het begin van dit schooljaar is ook vrijwillige inburgering betalend. Dus lessen Nederlands en maatschappelijke oriëntatie krijgt ze niet. Of toch niet op de schoolbanken.
In de huizen waar ze kuist, vangt ze woorden op en probeert ze die te onthouden. ‘Suiker’, zegt ze terwijl ze me een glas cola en een Bulgaarse koffie voorschotelt. ‘Neh, merci.’ Antwoord ik in het Bulgaars. Ik schud mijn hoofd. En ze lacht. Ook dat moet ze nog leren: nee schudden en ja knikken. Het omgekeerde van haar Bulgaarse lichaamstaal.
‘Wat is dat met Belgen en geen suiker in de koffie. Geen suiker. En ook geen televisie. In de huizen waar ik kuis, staat geen televisie. Geen suiker en geen televisie.’
Maatschappelijke oriëntatie, zonder ervoor te moeten betalen. Dan is er toch sprake van integratie door werk, zoals de VDAB het graag heeft. Voor haar man ligt dat anders. Je kan moeilijk Nederlands leren van collega’s die het zelf niet spreken.
Haar kinderen zitten in OKAN, het onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen. Hun huiswerk Nederlands slingert rond op tafel. Soms komt het over als gezellige huiselijkheid, soms alsof de huiswerkblaadjes haar wijzen op alles wat ze niét kan. Ze is tot hier geraakt, ze is zelf op zoek gegaan naar een toekomst voor het hele gezin en heeft alles achtergelaten. Maar ze kan haar kinderen niet eens helpen met hun huiswerk.
De integratie van Bulgaarse vrouwen begint op Belgische toiletten. Het zijn niet mijn woorden, maar ik zie ze wel elke dag bevestigd. Dus ze poetst.
Ze poetst graag, ook al zijn de huizen vaak veel te proper. Wat een idee, mensen betalen om een proper huis te kuisen.
Ze poetst veel. Als ik haar uitnodig voor een optreden om acht uur ’s avonds, komt ze net van haar werk. Dat is ook zo bij een zaterdagse infosessie rond lessen Nederlands.
Als ze ziek is, wordt ze bang. Bang om haar job te verliezen. Bang om haar appartement te verliezen. Bang om te verliezen. Dus gaat ze werken.
Ik kan weinig voor haar doen. De machteloosheid van het sociaal werk. Die op een of andere manier, en heel tegenstrijdig, soms net mijn drijfveer is. Ik ondersteun haar, probeer zaken mee uit te zoeken en uit te leggen. Ik bouw samen met haar een netwerk op. Ik vertaal brieven, zoek mee naar documenten. Ik blijf geloven dat ze het wel kan, bij uitstek wanneer zij dat zelf niet meer gelooft.
En ik breng haar eitjes. Door de openstaande voordeur, de net gekuiste traphal in. Ik zet de eieren voor haar deur, want ze is op haar werk. De eieren komen van kippen die er op los pikken in mijn tantes tuin. Een tuin die vlot overloopt in de straat, in de velden tot aan het dorp.
Een klein stukje Bulgarije in een doosje Belgische eieren. Het zijn geen ganzeneieren, maar toch.
Om de privacy van de mensen waarmee ik werk te beschermen, heb ik in bovenstaand verhaal verschillende ervaringen met intra-Europese migranten gecombineerd. Maar, zoals het cliché het wil, is de vrouw effectief poetsvrouw en werkt de man intussen niet langer in de bouw, maar in een vleesverwerkingsbedrijf.
Er was iemand
Die vroeg:
‘Wat mis je het meest?
‘Thuis zijn’,
Zei ik.
Tjitske Jansen
Word ProMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in