De twee gezichten van China

Column

Chinese kunstenaars en politiek

De twee gezichten van China

De twee gezichten van China
De twee gezichten van China

China staat niet gekend om zijn verdraagzaamheid voor kritiek. Ching Lin Pang heeft het in deze column over twee kunstenaars, die via hun kunst elk op een eigen manier aan politiek doen. De ene, Ai Weiwei, is scherp, kritisch en niet te beroerd om te shockeren. De minder bekende kunstenares Yang Yanping wijdt zich dan weer al decennia aan het tekenen van verwelkende lotusbloemen, symbool van zuiverheid maar ook van vergankelijkheid.

© Brecht Goris

Ching Lin Pang

© Brecht Goris

Ai Weiwei behoeft geen introductie. Hij is de bekendste hedendaagse Chinese kunstenaar buiten China. En dit omwille van zijn niet aflatend activisme en kritiek op het autoritaire regime van China.

Het is niet toevallig dat hij kunst koppelt aan politiek. Het lot dat zijn vader Ai Qing te beurt viel, heeft een ingrijpende invloed gehad op hem. Ai Weiwei was amper één jaar oud toen zijn vader in ongenade viel waardoor de hele familie verbannen werd naar de meest onherbergzame streken van China, eerst naar Heilongjiang aan de grens met Korea en vervolgens naar Xinjiang in Noordwest China. De ene streek al ruwer dan de andere.

Gedurende bijna twintig jaar was de familie blootgesteld aan een hard, uitzichtloos en afstompend bestaan. Het was pas na de dood van Mao dat de familie, na bijna twintig jaar in ballingschap, terugkeert naar Beijing. Wat volgt was eerherstel en de toenemende verbetering van de materiële levensomstandigheden en kansen om het eigen leven in handen te nemen.

Een gegeerde uitweg was migratie en liefst migratie naar Amerika. Ai Weiwei liet er geen gras groeien en vertrok als één van de eersten naar Amerika in 1981. Hij deed verschillende steden aan vooraleer zich te vestigen in New York, een stad die hij vergeleek met een “bokaal diamanten”. Hoewel de rijkdom hem zeker niet ontging, was hij vooral onder de indruk van de vrijheid die een individu geniet op vlak van actie en meningsuiting. Hij deed ook een poging om een diploma te behalen en was voor een korte periode ingeschreven in Parsons School of Design.

Als kunstenaar-provocateur deinst Ai Weiwei er niet voor terug om de spot te drijven met de Chinese overheid en het sacrale karakter van oude Chinese kunst.

Lang bleef hij er niet. Hij had geen zittend gat. Dit komt omdat hij nooit op schoolbanken heeft gezeten tijdens zijn jeugdjaren in Xinjiang. Maar het is wel in New York dat Ai Weiwei tot ontplooiing kwam als artiest. Hij omarmde gretig de conceptuele kunst en het duurde niet lang voor hij zijn eigen stijl en vocabularium ontwikkelde: scherp, kritisch en niet te beroerd om te shockeren. Tien jaar lang had hij de tijd om het Engels en de westerse kunstwereld te doorgronden. In 1993 besloot hij terug te keren naar zijn land om voor zijn stervende vader te zorgen.

De jaren ’90 was een periode waarin de Chinese overheid zo gefocust was op de economische groei dat er een soort van gedoogbeleid ontstond voor kunstenaars, die naar hartenlust konden experimenteren. Ai Weiwei heeft in die jaren ook een stevig netwerk uitgebouwd met westerse kunstenaars en kunstminnaars die bereid waren te investeren in hedendaagse Chinese kunstscene.

De rijzende ster Ai Weiwei was niet meer te stuiten. Als kunstenaar-provocateur deinst hij er niet voor terug om de spot te drijven met de Chinese overheid en het sacrale karakter van oude Chinese kunst. Hij was niet te beroerd om enkele neolithische potten van meer dan 4,000 jaar oud doodleuk aan scherven te gooien op de grond of zonder schroom het logo van Coca Cola met acrylverf op deze neolithische potten te schilderen! Tot grote hilariteit en jolijt van de westerse kunstwereld.

Zijn relatie met de Chinese overheid is er een van kat en muis. Soms krijgt hij zelfs opdrachten van de overheid. Intussen behoort het “Vogelnest” stadium dat hij samen met het architectenbureau Herzog & de Meuron ontwikkelde voor de Olympische Spelen van 2008 tot één van de iconen uit de recente tijd. Maar hij ligt voor het merendeel van de tijd overhoop met de overheid. Zozeer zelfs dat hij in 2010 huisarrest krijgt en niet langer naar het buitenland kan om zijn werk toe te lichten. Deze benarde situatie veranderde vijf jaar geleden wanneer hij door toedoen van bondskanselier Angela Merkel een internationaal paspoort kreeg zodat hij kon uitwijken naar Duitsland.

Ondanks zijn dankbaarheid aan Merkel kon hij niet goed aarden in Berlijn. Als mens geniet hij er van vrijheid, maar als kunstenaar voelt hij zich niet op zijn gemak in deze stad, koud — letterlijk en figuurlijk — ontoegankelijk, mede omdat hij geen Duits spreekt. Recent heeft hij Berlijn ingeruild voor Cambridge waar hij denkt meer te kunnen deelnemen aan het publieke debat omdat hij Engels wel machtig is. Het is wachten geblazen wat soort van kritiek of kritisch werk hij gaat maken over Brexit, of wie weet over Megxit.

Hoe verschillend is de levensloop en -keuze van de minder bekende Chinese kunstenares Yang Yanping. Zij behoort samen met haar man tot de eerste generatie moderne kunstenaars die opgeleid zijn na 1949 onder het maoïstisch regime. Ze is geboren in 1934, studeerde eerst architectuur, maar besloot dat kunst haar meer lag. Ze studeerde westerse schilderkunst in de kunstacademie van Beijing. Haar toenmalige leraar daar zal later haar echtgenoot worden.

Tijdens de Grote Culturele Revolutie werden zij zoals vele andere intellectuelen en kunstenaars naar het platteland gestuurd. Ze laat weinig los over deze periode maar we gaan ervan uit dat het geen vrolijke tijden waren. Toch is zij ook in die jaren van collectieve waanzin in alle stilte haar kunst blijven maken. Ze is vrij snel overgeschakeld van olieverf op traditionele Chinese inkt naar aloude kalligrafische wijze.

Wat opvalt is haar stille vastberadenheid om zich ten volle te geven aan één onderwerp, één bloem in één bepaalde staat om die telkens opnieuw op een andere wijze weer te geven.

Op het einde van de jaren ’70 toen de politieke koorts was gaan liggen, keerden ze terug naar Beijing. Naar eigen zeggen, zag ze ergens in 1978 op een avond in een veld verwelkende lotusbloemen. Ze was zo geïntrigeerd door dit beeld dat ze besloten heeft om de rest van haar leven te wijden aan deze bloem in verval. De lotus staat in China niet alleen symbool voor zuiverheid, maar ook vergankelijkheid – zeker omdat ze ervoor kiest om de verwelkte bloem weer te geven — en tegelijk ook voor kracht tot vernieuwing. Toen zij en haar man in 1986 een studiebeurs kregen van State University of New York, Stony Brook aarzelden ze geen moment. En ze zijn in de VS gebleven.

Yang Yanping behoort tot één van de meest gedistingeerde hedendaagse inktschilders. Ze onderscheidt zich van de klassieke school door de frisheid van haar werk — ondanks het thema van de tanende lotus — en modern met sprankelende kleuren en nieuwe technieken. Wat opvalt is haar stille vastberadenheid om zich ten volle te geven aan één onderwerp, één bloem in één bepaalde staat om die telkens opnieuw op een andere wijze weer te geven.

Gedurende decennia leefde zij samen met haar man een karig leven als arme ingeweken kunstenaars. Recent is daar verandering in gekomen en wordt ze erg gesmaakt in de VS maar ook in Hongkong, Taiwan en China. Ze blijft er rustig bij en schildert vrolijk verder, alsof ze nog steeds de zoete smaak van vrijheid proeft als op de eerste dag van aankomst in de VS. Als je goed kijkt, lijkt haar werk op een kruising tussen Matisse en Morandi.

Twee Chinese kunstenaars die de tumultueuze politieke ontwikkelingen van China aan de levende lijve hebben ondervonden: ontbering en vernedering onder het maoïsme, eerherstel en de opportuniteit om naar Amerika te gaan gevolgd door internationale erkenning, de ene al bekender dan de andere. Toch vallen vooral de verschillen op: temperament, visie op de wereld, de manier van kunst maken en communiceren, de relatie met de Chinese overheid. Beiden zijn anders maar even Chinees.