De Vlaamse startnota: een elegante en omfloerste vertaling van “eigen volk eerst”

Column

Een donderpreek vanop de kansel van het nationalisme

De Vlaamse startnota: een elegante en omfloerste vertaling van “eigen volk eerst”

De Vlaamse startnota: een elegante en omfloerste vertaling van “eigen volk eerst”
De Vlaamse startnota: een elegante en omfloerste vertaling van “eigen volk eerst”

Ik wilde het niet per se, maar mijn plichtsgevoel dwong me tot het lezen van de beruchte startnota. Een mens moet toch een beetje op haar hoede blijven deze dagen.

© Brecht Gortis

Bieke Purnelle

© Brecht Gortis

Je zou denken dat de mensen die “de kiezer” heeft aangeduid om van deze chaotische kluit aarde een min of meer leefbaar gebied te maken, zulke nota’s schrijven om ons te vertellen op welke wijze zij aan onze noden en behoeften tegemoet denken te komen. Een soort belofte dus. Dat viel tegen.

De nota bleek allerminst een belofte, maar een dreigement. Een donderpreek vanop de kansel van het nationalisme. “Middelmatigheid is onze vijand”, las ik in paragraaf drie. Alsof de duivel zelf ons ‘s nachts uit onze warme bedjes komt lichten als wij niet excelleren in alles wat wij doen ten dienste van de virtuele natiestaat Vlaanderen.

Vlaanderen als navel van de wereld. Een navelputje vol stinkend pluis.

Niet “wat kunnen en moeten wij, verkozenen des volks, voor u doen?”; niet “wat hebben de burgers nodig?”. Maar wel: “wat verwachten wij van jullie, luie burgers?”. Nieuwkomers hoorden de donderpreek rommelen in de verte. Sociale zekerheid na vijf jaar verblijf. Tot dan zoekt u het maar uit. Zes maanden wachten op kindergeld. Die luiers breit u maar zelf. Met de hand. Voorrang voor sociale woningen voor mensen die een duurzame band met de gemeente of regio kunnen aantonen. Een elegante en omfloerste vertaling van “eigen volk eerst”.

Vlaanderen als navel van de wereld. Een navelputje vol stinkend pluis. Nu heb ik niets tegen Vlaanderen. Integendeel. Er zijn onaangenamer plekken om te vertoeven. Maar alles kan altijd beter. Ook in Vlaanderen. Wachtlijsten. Armoede. Uitsluiting. Ziekmakende lucht. Immobiliteit. Afijn, genoeg werk aan de winkel. Maar de nota werd duidelijk niet geredigeerd met ‘plus est en nous’ in het acherhoofd.

Het lovend bezingen van weiden, rivieren en vredigheid in een verknoeide regio vol lintbebouwing, verkavelingen en dichtslibbende autowegen, met een ondermaatse luchtkwaliteit: het zou van een zeker gevoel voor humor kunnen getuigen. Zou. Ware het niet dat iemand deze tekst in alle ernst had opgesteld. Geen betonstop, maar een “bouwshift”. “Kernversterking en kwalitatieve verdichting”. Ik weet nog steeds niet wat het betekent.

We moeten mededogen tonen met jonkies die hun identiteit verbinden aan een vlag met een bedenkelijke geschiedenis, maar vooral niet met jonge mensen die wakker liggen van de noodtoestand van het klimaat.

De – overigens excellente – Vlaamse humorwedstrijd over de nota was nog maar goed en wel op gang getrokken of een tweede Vlaamse rel diende zich aan. De zomerse festivalweide rolde zich uit tot de gedroomde arena voor identitaire twisten. “Het klimaat” bleek zowaar een “ideologische kwestie”, in plaats van het onontkoombare prioritaire thema dat wetenschappers al decennia op tafel proberen te leggen. Jonge vrouwen die de wetenschappers een handje willen helpen en daartoe al een half jaar beledigingen en bedreigingen slikken, werden op de camping van Pukkelpop belaagd door jeugdige adepten van Dries en co. Het soort deerniswekkende alfamannetjes die intussen denken dat ze zich alles kunnen permitteren, en daar nog gelijk in krijgen ook.

De schijnbaar heldere kwestie draaide anders uit. De jofele jongens die de meisjes met pis bekogelden en bedreigden hadden vlaggetjes mee. De foute vlaggetjes. De rest is geschiedenis.

Dit zijn de tijden waarin we leven. Onlogisch, onaangenaam verrassend en bij wijlen niet te verdragen. We moeten mededogen tonen met jonkies die hun identiteit verbinden aan een vlag met een bedenkelijke geschiedenis, maar vooral niet met jonge mensen die wakker liggen van de noodtoestand van het klimaat. We moeten trots zijn op dingen waaraan we geen enkele verdienste hebben. We moeten ijveren voor onszelf, en enkel voor onszelf. Niet eens beseffend dat we er niets aan hebben, maar een bevoorrechte minderheid des te meer. We moeten de ander als de concurrent, de rivaal zien. Vooral niet als gelijke. We moeten ons druk maken over vlaggen en vaandels, maar niet over de situatie van wie het moeilijk heeft.

De idealen van de verlichting; de macht aan het volk; broederschap, gelijkheid en vrijheid zijn verder af dan ik me herinneren kan.