Solidariteit is nodig over de generaties heen
“‘De winter is hier’
De decimering van de subsidies voor cultuur door Jan Jambon is een symbolische beslissing die als doel heeft om een onderdeel van de sector pijn te doen. Niet meer en niet minder. Wie nog zat te wachten op een signaal, op een druppel om écht in paniek te zijn, die heeft er bij deze een.
Bie Vancraeynest
© Brecht Goris
Tot op heden maak ik nog als vrijwilliger deel uit van een aantal culturele organisaties. Mijn professionele passage in de culturele sector was van korte duur. Het voelt dus maar zijdelings als “mijn” sector. Ik voer een loyale oppositie omdat ik geloof in de transformatieve kracht van de kunsten en vind dat iedereen die dat wil er toegang moet toe hebben: om te kijken en te beleven maar ook om te maken.
Toch kwam de beslissing van de nieuwe minister van cultuur ook bij mij als een mokerslag. (Staat daar geen nul teveel?) Ik voel me genoeg betrokken om er een nacht van wakker te liggen en doorgaans slaap ik als een baby. Het is dus wel degelijk in de wij-vorm dat ik spreek als het gaat over de toekomst van de culturele sector. Ook al omdat ik vind dat meer dan ooit solidariteit op zijn plaats is, ook met organisaties die daar zelf niet altijd zo goed in zijn.
Weet je wat ik alvast niet ga doen?
Ik ga geen ludieke en creatieve acties mee helpen uitdenken en uitvoeren.
Ik ga niet nog beter uitleggen wie we zijn en wat we doen. Nog eens herhalen wat de economische waarde is van kunst en cultuur en dat voor elke euro er zoveel euro terugkeert. Ik ga geen filmpjes delen van artistieke projecten die ook een sociale meerwaarde hebben. Niet nog eens de momenten opsommen waarin de hogere en de lagere kunsten mij hebben gered. Ik ga Winston Churchill niet verkeerd citeren.
Wie nog zat te wachten op een signaal, op een druppel om écht in paniek te zijn, die heeft er bij deze een.
We kunnen niet blijven hetzelfde doen maar dan met minder geld.
We kunnen ook niet meer blijven oogcontact vermijden met zij die nog slechter af zijn en luisteren naar dat interne stemmetje dat zegt dat je braaf moet blijven stil zitten en dat het nog veel erger had kunnen zijn. ‘Oed u moa ljèhe’ zeggen ze in West-Vlaanderen, hou je laag bij de grond. Dat hebben we de vorige besparingsronde gedaan. Het levert niets op.
We gaan de architecten van dit beleid, en ook de uitvoerders ervan niet overtuigen van hun ongelijk en onkunde. We gaan ook de schrijvers van de 598 juichende commentaren onder de stukken over deze knip niet overtuigen. Die hebben het liefst geen subsidies voor wat dan ook, tenzij voor het hekken rondom hun eigen tuin om anderen buiten te houden.
Wat ik ook niet wil doen, is minder kritisch zijn omdat de sector onder vuur ligt. Zelfcensuur is nu echt het laatste wat we nodig hebben. We moeten blijven aankaarten dat de boel op vele plaatsen voor en achter de schermen nog veel te vaak door witte oudere mannen wordt gerund, dat de werkvloer niet altijd een veilige plek is, dat er burn-outs zijn, dat fair practice (het behoorlijk verlonen van creatieve mensen) nog steeds moet worden bevochten. In mei van dit jaar verscheen nog een stuk in RektoVerso met een illustratie die helder scheve verhoudingen in de raden van bestuur van instellingen duidt.
Wat ik echter wel wil doen, is vragen aan de grote kunstinstellingen die zich de voorbije legislatuur hebben opgeworpen als behoeders van “de scene” om eens voor de draad te komen met harde valuta. De mensen die dit model hebben bevochten en onaflatend hebben beargumenteerd, hebben nu de kans om te bewijzen dat dat geen dode letter was. Ze kunnen alvast de belobbyde drie procent die ze zelf niet hoeven te besparen in een projectenpot steken. We hebben een solidariteit nodig over de generaties heen.
Ik denk dat we kunnen leren hoe we de volgende vijf jaar door kunnen komen, zeker van hen die in het verleden al moeilijk op de bestaande subsidiepot aanspraak konden maken. Omdat ze de juiste woorden niet vonden om hun project te verkopen, omdat hun naam geen belletje deed rinkelen, omdat hun naam een belletje deed rinkelen dat de mensen in de commissie niet graag horen, omdat ze verloren liepen in het online aanvraagformulier. Een groep voor wie het al moeilijk was, en nu quasi onmogelijk.
Er valt te leren wat echte solidariteit is van (vaak jonge) mensen die het weinige dat ze hebben letterlijk delen. Hun geld, hun atelier, hun woning, hun eten, hun balletvloer. Als de vuist die we maken, de beweging die we in gang trachten te krijgen deze keer niet inclusief is, dan hoeft het niet voor mij. A rising tide lifts all boats, maar dan moet je wel al in de boot zitten.
Precaire kunstenaars hebben hun leven al lang aangepast aan het waardig met minder doen, zij zijn het die licht laten schijnen in het donker en ons de weg naar het licht kunnen tonen.
We moeten ook de mensen in de selectiecommissies, en de mensen van de administratie aanspreken. We moeten iedereen die zetelt in deze regering en die wél affiniteit heeft met wat op Vlaamse podia gebeurt, aanspreken. We moeten de leden van de oppositie helpen om hun parlementaire werk terdege te doen.
‘We moeten onze energie voor het verzet doseren, dat gaat hier nog wel even duren.’
Wat we ook moeten doen, is iedereen die wel al werkt in de sector oproepen om zich aan te sluiten bij de vakbond. Tegenmacht moet je organiseren op een schaal die groot genoeg is.
We gaan minstens vijf jaar hard op onze tanden moeten bijten en een plan moeten hebben voor als het daarna nog erger blijkt te kunnen worden. Het doel mag niet zijn dat we redden wat er te redden valt. Niet iedereen kan zich door een bank laten sponsoren. We moeten blijven bevechten dat er behoorlijk wordt geïnvesteerd met publieke middelen. Dat geld is van ons, en we mogen dat ook mee besteden.
Het enige voordeel aan deze beslissingen is dat van de duidelijkheid. Dit is een symbolische beslissing die als doel heeft om een onderdeel van de sector pijn te doen. Niet meer en niet minder. Wie nog zat te wachten op een signaal, op een druppel om écht in paniek te zijn, die heeft er bij deze een.
Gisterenavond kwamen alvast bijzonder veel strijdbare mensen samen in een uitpuilende Beursschouwburg. Vijf jaar geleden was er ook zo’n bijeenkomst, zij het het met een iets bescheidener opkomst. Toen voelde ik “momentum”, en kreeg ik ontzettend veel energie van mensen die, soms voor het eerst, in verzet gingen.
Misschien projecteer ik mijn eigen gevoelens, maar nu voelde het anders. Toen leek het op moedig opruimen na de verwoestende passage van een windhoos, nu voelt het als een begin van de nucleaire winter. Uit alle geledingen van de sector zaten mensen in de zaal, en duidelijk niet iedereen voelt dezelfde urgentie. Dat leverde een lijst van veel verschillende ideeën, maar nog niet onmiddellijk strategieën op.
Vijf jaar geleden waarschuwde iemand me die avond: ‘We moeten onze energie voor het verzet doseren, dat gaat hier nog wel even duren.’ Dat waren profetische woorden.