“‘Dingen die blijven’
Gaan we alles recycleren, tot we een perfecte kringloop hebben, maar nog wel steeds evenveel plastic flesjes, vraagt MO*columnist Jan Mertens zich af. Of kunnen we naast recyclage van de dingen die echt nodig zijn ook denken aan een toekomst met minder plastic? Een toekomst met dingen die blijven.
Enkele dagen geleden zat ik met fijne mensen in een debat op een erg mooie locatie in Antwerpen. Toen ik vertrok, kreeg ik een prachtig eetbaar bloemenboeket mee. Nooit eerder was mijn bus- en treinreis zo geurig… Het was een boeiende avond, waarbij we het hadden over zwerfvuil, plastic flessen en de circulaire economie.
Zwerfvuil. Het is een interessant woord. Het suggereert dat het vuil er “per ongeluk” is gekomen. Het is op de dool, de weg kwijt. Het was ergens naar op weg, maar toen ging het zomaar fout. Het klinkt bijna vriendelijk.
De werkelijkheid is toch iets anders. Lokale overheden moeten jaarlijks vele miljoenen uitgeven om het zwerfvuil weg te halen van de straten en pleinen. (Die dingen zijn zogenaamd verdwenen, maar blijven wel heel erg…) Dat gaat onder meer over ontzaglijke hoeveelheden flesjes en blikjes die worden weggegooid.
Het verhaal dat je dan altijd te horen krijgt, is dat die “nog niet” zijn ingezameld. We moeten nog meer campagnes voeren om nog meer mensen ervan te overtuigen dat ze die dingen niet zomaar achteloos mogen weggooien. (Eigenlijk vind ik het – maar misschien word ik oud – vaak verbijsterend, met welke vanzelfsprekendheid mensen dingen als peuken of flesjes of blikjes zomaar weggooien, alsof dat een recht zou zijn, alsof het alleen maar normaal is dat “iemand” dat wel weer zal ophalen…)
Hoe meer we die dingen kunnen ophalen, hoe beter natuurlijk. Zwerfvuil is een heel ernstig probleem, om allerlei redenen. De vraag is alleen of de focus op ‘nog meer inzamelen om alle grondstoffen terug in de kringloop te kunnen brengen’ wel ambitieus genoeg is. Nee, wat mij betreft.
Je moet minstens proberen te vermijden dat die grondstoffen verloren gaan. Dat wil zeggen dat je ook de juiste maatregelen moet voorstellen. Het is vrij onbegrijpelijk dat er nog steeds geen statiegeldsysteem is voor blikjes en flesjes. Het Recycling Netwerk wees er onlangs opnieuw op dat statiegeld de hoeveelheid zwerfafval drastisch kan terugdringen. Zo’n systeem is haalbaar en betaalbaar.
Als we alle plastic flessen 100% ophalen, ze daarna 100% recycleren en daarna nieuwe flessen maken uit 100% gerecycleerd plastic, hebben we dan ons doel bereikt?
Er is echter nog steeds verzet van een aantal bedrijven. Blijkbaar is het voor hen handiger als een groot deel van de kosten voor een niet-duurzaam systeem wordt gedragen door de gemeenschap. Ze wijzen op het succes van het ophalen van verpakkingen via het huidige systeem met de blauwe (en roze) zakken. In die redenering is er geen statiegeld nodig, als we maar nog meer kunnen ophalen. Relevant is eigenlijk niet alleen hoeveel procent we al ophalen, maar ook hoeveel procent er nog niet opgehaald wordt, en of dat een kwestie is van ‘nog niet genoeg burgerzin’.
Het is technisch mogelijk om plastic flessen helemaal uit gerecycleerd materiaal te maken. Als we nog meer kiezen voor allerlei oplossingen die ervoor zorgen dat de flessen nog beter gesorteerd worden, dat het zuivere stromen zijn, en dat er weinig als afval verdwijnen dan is dat een stap vooruit. Ja, en toch ook weer niet helemaal. Als dat het doel is, is het zeker beter om met statiegeld te werken. Dat zal er hopelijk ook toe leiden dat de balans voor het betalen van de maatschappelijke kost van al die troep iets minder naar de overheid overhelt, om het vriendelijk te zeggen. Maar je moet ook een beetje verder kunnen denken.
Wat is het doel van het streven naar een circulaire economie? Is het er enkel op gericht om het huidig economisch model nog efficiënter te doen draaien? Als we alle plastic flessen 100% ophalen, ze daarna 100% recycleren en daarna nieuwe flessen maken uit 100% gerecycleerd plastic, hebben we dan ons doel bereikt? Zijn we dan goed genoeg bezig als die strategie tegelijk impliceert dat we geen fundamentele vragen stellen bij het veronderstelde comfort van zoveel verpakkingen? Moeten we ons niet afvragen of we niet met minder plastics voort kunnen?
Misschien moeten we ons afvragen of zwerfvuil wel degelijk een ongelukje is of dat het een probleem “by design” is.
Moeten we geen vragen stellen bij de gecreëerde behoefte van flessenwater, om maar een voorbeeld te noemen? Moeten we niet durven kijken naar de echte cijfers over het grondstoffengebruik? In dat geval zullen we vaststellen dat er geen effectieve daling is van het gebruik van grondstoffen, soms zelfs integendeel. Als een circulaire economie enkel als doel heeft de groei en de competitiviteit van de bedrijven te verbeteren zonder vragen te stellen bij wat ze produceren, dan zijn we niet goed genoeg bezig. Alleen als een circulaire economie er echt naar gaat streven om onze ecologische voetafdruk in absolute (en niet enkel in relatieve) getallen te verkleinen krijgen we uitzicht op een volhoudbare ontwikkeling, anders niet.
Dat brengt ons terug bij het zwerfvuil. Misschien moeten we ons afvragen of zwerfvuil wel degelijk een ongelukje is of dat het een probleem by design is. Als je een product maakt, zoals een drankflesje of –blikje, dat als doel heeft om weggegooid te worden, dan moet je niet verbaasd zijn dat mensen dat ook effectief doen. Het is eigenlijk fascinerend om zo’n flesje te zien. Het is vaak erg mooi gemaakt. Het ziet er aantrekkelijk uit. Maar het wezen van dat mooie ding is het er niet meer zijn. De bestemming is verdwijnen, niet aankomen. Het woord zwerfvuil is zo bekeken minstens een eufemisme.
De hoeveelheid plastic geproduceerd in een jaar is ongeveer evenveel als het totale gewicht van de mensheid.
Het wordt tijd dat we het plasticprobleem ernstig gaan nemen. Een ophefmakend artikel uit The Guardian bracht het onlangs nog aan het licht. Wereldwijd worden er 20.000 flesjes per seconde verkocht. De hoeveelheid plastic geproduceerd in een jaar is ongeveer evenveel als het totale gewicht van de mensheid. Die hoeveelheid gaat bij ongewijzigd beleid nog spectaculair toenemen in de volgende tientallen jaren. Enkel maar kijken naar hoeveel procent plastics we meer in de blauwe of roze zak kunnen krijgen, kan ons misschien het gevoel geven dat we goed bezig zijn, maar het is tegelijk een strategie die voorkomt dat we meer fundamentele vragen stellen.
Wie echt wil kiezen voor een kringloopeconomie moet in de eerste plaats streven naar het herstel van de draagkracht van de planeet en niet zozeer naar een nog efficiëntere doorstroom van een steeds groter wordende hoeveelheid plastic.
Het plasticprobleem is ondertussen systemisch geworden. Veel mensen brengen hun kinderen met de auto naar school omdat het te gevaarlijk is aan de school omdat te veel mensen hun kinderen met de auto naar school brengen. We zijn ondertussen zo ver dat er ook al in het tapwater plasticdeeltjes te vinden zijn. Binnenkort gaan dus nog meer mensen water uit flesjes drinken omdat het water uit de kraan te gevaarlijk is omdat te veel mensen water uit flesjes drinken. En laat dat nu net niet het soort kringloopredeneringen zijn dat we willen hebben…
In het modern economisch jargon moet je spreken over “waardecreatie”. Dat klinkt deftiger dan: produceren van spullen die zo snel mogelijk moeten geconsumeerd worden. Misschien kunnen we vanaf nu plastic flesjes die bedoeld zijn om weg te gooien ook af en toe gaan beschouwen als een onwaarde. Misschien hoeft niet alles van waarde weerloos te zijn. Misschien kunnen we werk maken van een economie waarin vooral die dingen die blijven en hun werkelijke waarde behouden als waardevol worden gezien.
Voor een immense hoop dingen hebben we helemaal geen plastic verpakking nodig en kunnen we een welvaartsmodel bedenken dat veel attractiever is en dat als bestemming heeft het behoud van wat waardevol is en niet het zo snel mogelijk verbruiken en doen verdwijnen (terwijl het afval in de feiten natuurlijk niet zomaar verdwijnt). Voor de andere dingen kunnen we de producten zo ontwerpen dat ze niet zozeer verbruikt maar wel gebruikt (en hersteld) kunnen worden. Dat zijn de dingen die mogen blijven.