Een brief van spijt: aan de bewoner in ons opvangcentrum

Tine Galicia

06 oktober 2023
Column

Schrijfwedstrijd EyesWriteOpen

Een brief van spijt: aan de bewoner in ons opvangcentrum

‘Ik richt graag een brief aan jou, lieve bewoner van ons opvangcentrum. Want ik schaam me. Ik zie en ik voel in elke vezel van mijn lijf dat we elke dag falen. Wij als medewerkers, beleidsmakers maar vooral als medemens. En dat spijt me.’

Barsten de media nog genoeg uit hun bubbel? Weten journalisten nog wat mensen écht bezighoudt? Dat was de vraag bij de schrijfwedstrijd voor de 20ste verjaardag van MO*. Meer dan 40 jongeren beantwoordden die opdracht met een column, een professionele jury koos er de beste teksten uit. Dit is de inzending van winnares Tine Galicia (25). Zij wint een reischeque van Bootz (Anders Reizen).

Lieve bewoner

Everything is luck’, zei je enkele weken geleden tegen mij toen we over het terrein wandelden en we bitterzoet “vierden” dat je al één jaar bij ons woont. Alles draait om geluk in het leven. Waar je het levenslicht ziet en waar je later toevallig verdwaald raakt of bewust terecht komt. Waar je moed verliest en waar je deze hopelijk ook terug vindt. Jij kwam bij ons terecht.

‘Bij ons’, dat is een noodopvangcentrum op een militair domein, inclusief prikkeldraad, met ongeveer 720 bewoners. Een chaotisch dorp verspreid over 4 loodsen waar de ratten feest vieren en waar het sanitair zich minstens 500 meter van je kamerdeur bevindt. Waar het restaurant bestaat uit elke week dezelfde monotone kost en je later op de dag buikpijn van krijgt. Met onderbemand en vaak onopgeleid personeel lijkt het circus compleet.

Soms voelen al deze regeltjes zo betuttelend. Alsof je niet altijd al voor jezelf hebt gezorgd.

Daarom richt ik graag een brief aan jou, lieve bewoner. Want ik schaam me. Ik zie en ik voel in elke vezel van mijn lijf dat we elke dag falen. Wij als medewerkers, beleidsmakers maar vooral als medemens. En dat spijt me.

Het doel is om je tijdens je verblijf bij ons zo zelfstandig mogelijk te maken. Dit wordt ons op dag één meegedeeld, ‘want wanneer je het centrum moet verlaten moet je het ook helemaal alleen doen’. Maar ik voel me zo schuldig wanneer ik dat ene telefoontje niet mag plegen, die belangrijke bankafspraak niet mag vastleggen of ik geen extra bord eten opzij mag laten zetten wanneer je later uit je werk komt.

Soms voelen al deze regeltjes zo betuttelend. Alsof je niet altijd al voor jezelf hebt gezorgd. Aan je zelfstandigheid twijfel ik geen seconde, aan sommige regels wel. En het spijt me zo dat het soms overkomt alsof ik je niet wil helpen.

Ik schaam me wanneer niemand je op afspraak wil laten komen voor een huisbezichtiging. Ik slik mijn woede in wanneer er iemand zegt dat zijn fiets is gestolen, dus dat hij wil komen controleren of deze bij ons staat want dat jij ‘deze wel gestolen zal hebben, als vreemdeling’.

Mijn hart breekt wanneer ik je in het dorp zie zitten met je vrienden en je enthousiast naar me zwaait en anderen je met opgetrokken wenkbrauwen bekijken. Het spijt me zo, voor deze koude verwelkoming, voor deze veroordelende blikken en harde woorden. We falen.

Je wordt verondersteld je netjes te gedragen en vredelievend met anderen te kunnen omgaan, ook al komen zij van een totaal ander land en hebben jullie geen enkele contacttaal om te communiceren. We verwachten dat je vooral niet te veel amok maakt en respect hebt voor anderen en voor materiaal, ook al staat dat materiaal in kleine containers die je met je drie kamergenoten moet delen. Voorheen sliep je met acht op één “kamer”; een paar vierkante meter omheind door hekken in een grote loods. Van stilte of privacy was er absoluut geen sprake.

We zitten vast in een kluwen van politieke spelletjes waarin jij als mens wordt gebruikt.

Het spijt me dat we bij jou moesten aankloppen door het laken opzij te schuiven of met onze balpen op jouw hek tikten. Het spijt me dat we je je tapijt afnamen, net zoals je waterkoker. Het spijt me nog meer dat je niet bij je vriend op de kamer mag liggen. Je moet zoveel doen en zoveel verdragen. En dat spijt me zo.

Het spijt me dat we als personeel vaak onbereikbaar zijn. Dat je soms naar me toe komt maar dat je me vooral niet wil storen ‘omdat je me zo zag rondrennen’. Het spijt me dat je ons misschien wekenlang niet ziet omdat we met allerlei andere dingen bezig zijn, die klaarblijkelijk belangrijker zijn dan jou.

Maar misschien spijt het me nog het allerergste dat je in de anonimiteit valt door de grootte van ons centrum. Niemand van de collega’s kent je naam of heeft je ooit al gezien. Je wordt vergeten. En wij falen.

We zitten vast in een kluwen van politieke spelletjes waarin jij als mens wordt gebruikt. Een bal die steeds weer wordt weggespeeld omdat niemand de “last” van jou wil dragen en niemand zijn menselijke verantwoordelijkheid tegenover jou wil opnemen. Waar jij niet te luid schreeuwt over het onrecht dat jou wordt aangedaan (want je wordt verondersteld rustig en dankbaar te zijn), heb je alle recht om dit wel te doen.

Er zijn zoveel dingen die veel beter moeten en een menselijker opvangbeleid is daar één van. Het spijt me dat jij het slachtoffer bent van ons falen. Het spijt me zo.

Everything is luck.’ Ik wens je niets anders toe dan dat.

Warme groeten,

Jouw assistent.

Meer jong talent lezen?

Dit zijn de columns van de winnaars en beste opvolgers van de MO*schrijfwedstrijd EyesWriteOpen: