“‘Een doosje lucifers voor een handvol verhalen’
We worden om de oren geslagen met de vieringen en activiteiten rond vijftig jaar migratie van de eerste generatie Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Of vijftig jaar migratiegeschiedenis nu een moment van vieren is of eerder van terugblikken, zeker is dat mensen even in de tijd teruggaan en een balans opmaken. Het heeft het effect dat we in de richting kijken van de eerste generatie en langvergeten verhalen boven halen samen met hen. Documentaires en foto’ s over de eerste arbeiders die toekwamen, doen verhalen opdoemen van toen en ginds.
Op een van die momenten vertelde mijn moeder: ‘Wat gaat de tijd snel. Waar zijn de tijden dat we popelden om de tarweoogst in te kunnen ruilen voor lucifers?’. Lucifers waren moeilijk te vinden in haar streek in het Noord-Oosten van Turkije, de Kaukasus van Turkije.
Eieren werden geruild voor andere koopwaar die niet zelf kon vervaardigd worden, zoals bijvoorbeeld textiel. Ook de rubberschoenen – die langer meekonden dan de leren çariks- kochten ze in het enige stadscentrum een vijftal kilometer van hun dorp. Alles wat de landbouw in het berggebied te bieden had was goed om iets anders mee te “kopen”.
Woorden zoet als honing
In de wintermaanden, zat iedereen maandenlang binnen rond de houtkachel om de koude en de donkere dagen te trotseren. De sneeuw stapelde zich ongelimiteerd op op de heuvels en maakte van deze streek een oogverblindend feest. Dan was de tijd rijp voor verhalen.
Het harde werken van de zomermaanden werden ingeruild voor het samenzijn. Dagelijkse gebeurtenissen werden netjes ontleed met een vleugje humor en toepasselijke legendarische vertelsels. Iedere avond bracht men urenlang tijd door bij elkaar in de veel te kleine ruimten, met thee en zonnebloempitten. Zelfs op je hoofd heb je altijd plaats voor iemand, wanneer het over gastvrijheid gaat (zoals het spreekwoord luidt).
De verhalen waren zoals lucifers, die hun wereld oplichtten. Tenslotte, wanneer er armoede en extreem koude temperaturen (-30 graden Celsius) heersen en je te kleine huisjes met te veel mensen moet delen, dan warm je je op aan verhalen. Niet enkel doodden ze de tijd, ze waren even broodnodig als eten en drinken. Woorden waren zoet zoals honing, want dat was het enige dat een mens staande kon houden in die omstandigheden. Woorden waren het geraamte van de gemeenschap, het was het collectief geheugen om generaties te overbruggen. De verhalen waren het sociale weefsel.
Eieren inruilen voor een lied
Zo nu en dan riep mijn grootmoeder Halil bij zich, een dorpsjongen met een mooie stem. Ze beloofde hem drie eieren in ruil voor een lied dat haar hart kon luchten. Ze had haar man en zoon op een vroege leeftijd verloren en zocht geregeld naar troostende woorden en die vond ze in de stem van een jongen.
Gemakkelijk was het niet om zonder man in een godvergeten plek te overleven met vier dochters. Ze stopte hem de eieren toe, één in elke zak en zoals een muziekdoos die draaide, begon Halil te zingen. Alleen zo kon mijn grootmoeder troost vinden. ‘Zing maar mijn zoon, zing want mijn binnenste brandt. Jij bent mijn enige medicijn.’ Halil zong tot hij zag dat mijn grootmoeder begon te glimlachen.
Volgens Albert Camus, die de Algerijnse landschappen als een waarachtig gemis zag, kon je dit geen echte armoede noemen. Echte armoede zag je in de sloppenwijken van de Londense arbeidersmilieu’s, waarbij het beeld en de geuren bestonden uit de rook en de natte regen die zich vermengen tot het zweet van de stad. Hij stelde dat dit diepe gezucht van de stad de stedelingen mee doet zuchten, maar niet de armoede toedekken. Hoe het ook zij, de harde levensomstandigheden hebben ook mijn ouders naar de Lage landen laten trekken.
Verhalen als sociaal bindweefsel
Eieren inruilen voor een lied, voor een beetje troost klinkt misschien weinig vertrouwd. Maar ook wij kopen vandaag de dag verhalen of liederen, als we een boek kopen, naar een theaterstuk gaan of een concert meepikken. Wij kopen ook op een bepaalde manier emoties waarnaar we op zoek zijn.
Ook de meest moderne mens, die in de verste verte geen weet heeft van ruilhandel, zal een medicijn zoeken voor het eigen leed. Maar de individuele honger hangt ontegensprekelijk vast aan de collectieve honger naar verbindende verhalen. Misschien lijden we aan de armoede van collectieve en voedzame verhalen.
Voor mij is de vraag: waar kunnen we vandaag de verhalen sprokkelen, die onze harten vullen, die generaties verbinden, groepen bij elkaar brengen? Wanneer gaat er een einde komen aan de gesegregeerde samenleving, die pijn doet aan de ogen? Hoeveel afstanden tussen mensen kan men dragen en hoeveel afstanden moet een mens overbruggen om zichzelf te vinden, om geen angst te hebben voor identiteitsverlies?
Birsen Taspinar is systeemtherapeute en auteur van het boek ‘Moeders van de stilte’ dat binnenkort verschijnt bij de Bezige Bij.