Een goede crisis verspild
“‘Wat hebben we geleerd van de financiële crisis van 2008?’
Deze maand “vieren” we de verjaardag van de laatste globale financiële en economische crisis, toen stijgende ongelijkheid, hebzucht, en nalatigheid tot de val van de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers leidden.
CC Robert Metz Unsplash
Never let a good crisis go to waste. Dat zou Winston Churchill gezegd hebben in de pijnlijke nadagen van de Tweede Wereldoorlog. De vooroorlogse wereldorde lag aan diggelen, maar net met de scherven van die onzekerheid werden de fundamenten gelegd van het multilateralisme van de 20steeeuw, met de Verenigde Naties als kroonjuweel.
Deze maand “vieren” we de verjaardag van het begin van de laatste globale financiële en economische crisis. In september 2008 leidde de toxische cocktail van stijgende ongelijkheid die mensen in de schuldeconomie duwde, de hebzucht van hypotheekmakelaars, het opportunisme van de banken en de nalatigheid van toezichthouders in de Verenigde Staten tot de val van de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers.
Die val legde het ondoorzichtige, wereldwijde kluwen bloot van een financieel systeem dat dacht komaf te hebben gemaakt met risico terwijl het simpelweg geen idee meer had van die risico’s. Vertrouwen, de lijm die elk financieel systeem bij elkaar houdt, loste in snel tempo op. Uiteindelijk moesten overheden –en dus de belastingbetalers– tussenbeide komen om een volledige instorting van het systeem te voorkomen. Het gevolg was waarschijnlijk de grootste herverdeling van arm naar rijk in de geschiedenis.
De schulden van de banken kwamen op de overheidsbalans terecht en een doorgedreven soberheidsbeleid moest soelaas brengen. Dat zette het begin in van een verloren decennium voor de ontwikkelde economieën. Twee jaar later, in 2010, was de VS 31 procent van zijn welvaart kwijt. Dat is één derde. De Internationale Arbeidsorganisatie berekende dat 61 miljoen werknemers hun baan verloren en de Wereldvoedselorganisatie zag een stijging van de hongercijfers met 100 miljoen. De vooruitgang die in heel wat ontwikkelingslanden was geboekt onder de banier van de Millenniumdoelstellingen kreeg een aardige knauw.
Goedkoop geld
Vandaag stelt zich de vraag of we wel hebben geleerd uit die crisis. De waarheid, die zoals u weet ook rechten heeft, is dat er niet niets is gebeurd. De kapitaalreserves van de banken zijn drastisch verhoogd, wat hen in theorie een pak minder kwetsbaar maakt in zwaar weer. Risicomanagement werd een prioriteit van toezichthouders, met periodieke stresstests, en in het gebit van die toezichthouders lijkt toch iets van tanden door te schemeren.
‘De vraag is dan ook niet of er nog een crisis zit aan te komen, dan wel wanneer die crisis eraan komt’
Dat dit onvoldoende is om een volgende ramp te voorkomen, daarover heerst nagenoeg consensus. Martin Wolff, een invloedrijke columnist voor de Britse zakenkrant Financial Times, schrijft dat de grootste ambitie van het beleid na de crisis was om de status quo van voor 2008 te herstellen. Dat is dan weer wel aardig gelukt. Het financiële systeem bleef grotendeels hetzelfde en dezelfde mensen bleven aan de knoppen zitten.
De vraag is dan ook niet of er nog een crisis zit aan te komen, dan wel wanneer die crisis eraan komt. Op de drempel van de herfst 2018 loert een nieuwe crisis om de hoek. De wereldeconomie is er vandaag één op afbetaling met een schuldniveau van 225 procent van het mondiaal BNP, een nieuw record. Door het soepele monetaire beleid van centrale banken kwam massa’s goedkoop geld op de markt dat zijn weg vooral vond naar ontwikkelingslanden.
Nu het monetaire tij keert en de Amerikaanse centrale bank de rentes opschroeft, komen die landen opnieuw in betalingsproblemen. Dat zagen we al ten dele in de recente vrije val van de Argentijnse peso of de Turkse lira. De volgende crisis zou weleens een vernieuwde uitgave van de schuldencrisis in ontwikkelingslanden kunnen zijn.
Goede ideeën zonder perspectief
Nochtans aan goede ideeën was er geen gebrek na de crisis. Zo was er de idee om komaf te maken met de universele bank door een ‘Chinese muur’ te bouwen tussen het “gewone” bankieren –kredieten verlenen aan huiseigenaars en ondernemers in de reële economie– en het flitsbankieren op de financiële markten.
Er was het idee om zand in de raderen te strooien via een Financiële Transactietaks. Zo’n taks zou enerzijds de financiële sector voor haar verantwoordelijkheid stellen en anderzijds een pak inkomsten genereren om die ploeterende overheden een duwtje in de rug te geven. Er circuleerden ook meer radicale ideeën zoals het plan een nieuwe Bretton-Woods-conferentie te organiseren om nieuwe mondiale spelregels voor financieel beheer af te spreken.
Zwitserland organiseerde deze zomer zelfs een referendum rond het voorstel om over te schakelen naar volledig reservebankieren waarbij de banken voor elke Zwitserse frank die ze uitlenen ook een frank is reserve houden. Dat zorgt ervoor dat geldcreatie perfect veilig verloopt en de risico’s van het investeringsbankieren ook daadwerkelijk door de investeerders worden gedragen.
Als het niet aan een gebrek aan ideeën lag, waaraan dan wel? Diezelfde Martin Wolff wijst naar gevestigde belangen en gaat zo ver de economie van vandaag te bestempelen als ‘iets dat zich voordoet als een vrije markt’, maar uiteindelijk vooral een zeer beperkt aantal ‘insiders’ van dienst is. De crisis was dus een gigantisch falen van de vrije markt die volgde op een periode van stijgende ongelijkheid binnen veel landen.
En net daaraan heeft het beleid weinig tot niets gedaan sinds de crisis. Door de banken een bail out te geven, maakten ze vrije baan voor business as usual. Net dat is het grote verschil met de crisis daarvoor. Toen werd werk gemaakt van een universele zorg voor de zieken, jongeren, ouderen en werklozen. Een perspectief op een betere toekomst, dus. Dat perspectief ontbreekt vandaag, terwijl het financiële systeem een hypotheek blijft leggen op de ontwikkelingskansen wereldwijd.
Het zou jammer zijn tot een volgende crisis te moeten wachten voor we daar werk van maken.