“‘Een lege plek is een politieke eis’
Alles moet vol: de zondag, de winkelmand, het hele ego. Jan Mertens wordt daar niet goed van en neemt een versregel van Rutger Kopland als de banier van zijn persoonlijke strijd voor leegte. Een volle leegte, welteverstaan.
Een lege plek. Als je dat zegt, heb je af en toe het geluk dat iemand antwoordt: om te blijven. Samen kun je dan glimlachen, en denken aan dat mooie gedicht van Rutger Kopland. Als je heel veel geluk hebt, zal die iemand nog meer zeggen, en een hele zin citeren: ik heb altijd gewild dat ik dat was, een lege plek voor iemand, om te blijven. En allebei zullen jullie de ogen neerslaan. Niets moet worden uitgelegd. Niet alleen weet je, op een bijna lichamelijke manier, wat dat is, een lege plek. Je merkt ook hoe dat gevoel je vol maakt.
In een boek met een inleiding over het boeddhisme (of zo herinner ik het me toch, het maakt niet uit) las ik ooit iets over het begrip ‘volle leegte’. Alleen al daarover zullen waarschijnlijk boekenkasten vol te schrijven zijn, door mensen die veel slimmer zijn dan ik. Het begrip is sindsdien bij me gebleven. Als je, bv. na een meditatie of een wandeling of zoiets, het gevoel hebt dat je helemaal in het hier en nu bent, zonder gedachten die je de hele tijd wegtrekken, zonder het rusteloze gevoel dat je iets moet of zo, dan kan er een gevoel van vrede over je heen komen. Je voelt de rivier in jezelf rustig stromen. Je bent. Gewoon. Dan ervaar je – althans zo zou ik het benoemen – iets van een volle leegte. (Sommige andere mensen zullen misschien dan een god ervaren, maar dat is mij niet gegund, en dat is ook helemaal niet erg.) Je bent dan zelf een lege plek, maar die is in zekere zin vol, ze heeft aan zichzelf genoeg. Ze omhult je als een warme deken, je verlangt niet naar elders. Ze is betekenisvol in haar betekenisloosheid, of zoiets.
Ik moest aan dat alles denken toen ik enkele dagen geleden met een dierbare vriendin in de schouwburg mocht aanwezig zijn bij het heel bijzondere concert van Tinariwen. Zo voelde het wel een beetje, als een voorrecht. Deze Toearegs, in hun mooie gewaden, hadden de lege plek aanschouwd, en hun muziek was daarvan de getuige. Nadien las ik in het programmaboekje dat Tinariwen zou staan voor ‘lege plek’. Het kan geen toeval zijn.
En ik dacht: die muziek weet iets.
Nomaden zullen waarschijnlijk wel iets weten over lege plekken. Wat ze zongen kon ik niet verstaan, maar ook dat was niet zo erg. Een van de muzikanten vroeg de hele tijd of het wel goed ging met ons in de zaal. Ik moet bekennen dat ik niet zo’n fan ben van het verschijnsel publieksparticipatie. Ik zal zelf wel uitmaken wanneer ik wil klappen of dansen.
Het ging overigens heel goed met mij. Ik was in goed gezelschap, en ik voelde eigenlijk veel schroom. Ik wou gewoon stilletjes luisteren en kijken. En wat er te zien was, was kwetsbaar en intens. Kleine bewegingen in de muziek, nauwelijks merkbare progressies van het ene naar het andere akkoord. Voorzichtige stemmen. En ik dacht: die muziek weet iets.
Soms was het alsof wij in de zaal aanwezig mochten zijn bij een soort ritueel, iets dat naar een nulpunt ging. Ik kon me die muzikanten voorstellen, naast elkaar zittend, met zicht op de woestijn. En wij mochten stilletjes over hun schouders mee kijken. Kijken naar een lege plek om te blijven. De muzikanten stonden bijna allemaal ingetogen, ietwat verlegen, op het podium.
Langzaam kwamen ze een beetje los. Met uitzondering van die ene man, de oudste van de muzikanten. Al van in het begin stond hij te bewegen, bijna als een derwisj. Hij zag misschien nog allerlei dingen die wij niet konden zien, nog niet konden zien. Het vergrootte alleen maar mijn schroom, die ik niet wilde laten merken. (Anderen hadden soms minder schroom. Het blijft me verbazen, hoe zoveel mensen de hele tijd tijdens een concert foto’s willen maken met hun smartphone, om vervolgens lang naar die foto’s op hun schermpje te kijken. In plaats van gewoon naar het concert te luisteren. Alsof die foto, ter plekke, echter is dan de verglijdende schoonheid op het podium.)
Later in dezelfde week zag ik de beelden van de immense volkstoeloop voor de nieuwe winkel van Primark in Brussel, en ze maakten me verdrietig.
Later in dezelfde week zag ik de beelden van de immense volkstoeloop voor de nieuwe winkel van Primark in Brussel, en ze maakten me verdrietig. Mensen die al uren netjes voor de deur stonden te wachten. Hongerig. Ik was er gelukkig niet bij. Voor mij, als niet-gelovige, is het zo dat de hel alleen maar op de aarde kan zijn. (De hemel ook trouwens, maar dat is een andere discussie.) Aanwezig moeten zijn tussen die kolkende massa om zo snel en zo gretig mogelijk het nieuwe koopwalhalla binnen te stormen, dat zou voor mij de hel zijn, minstens. Ik vermoed dat ik daar, in die overvolle winkel, tussen al die mensen, alleen maar een diepe leegte zou voelen. Een lege leegte. In hitsige ogen zou ik waarschijnlijk rusteloosheid zien, en het verlangen om een leegte te vullen. Steeds opnieuw.
Al enkele weken zit ik in dubio. Ik hoorde het bericht dat BPost nu ook pakjes zal gaan bezorgen op zondag. Blijkbaar is dat een major leap forward in de vaart der volkeren. En ook dat bericht maakte me droevig. Wat zal er gebeuren met de sluimerende leegte van een zondag? Die melancholie die langzaam over je heen komt, die je nadert om over je schouder mee te kijken, naar de lege plek om te blijven. Is er iets mis met mij als ik het geen vooruitgang vind dat ik ook op zondag een pakje zou kunnen krijgen? Misschien zou het wel een goed idee zijn om op zaterdag een leeg pakje te laten bezorgen, waar je dan de hele zondag naar kunt kijken. Ik werp het gewoon even in de groep…
Misschien is het voor ons wel beter om af en toe de leegte, de volle leegte, op te zoeken en te benaderen, in omtrekkende bewegingen. Beter dan te krampachtig te proberen een leegte in onszelf te vullen. Die leegte kan misschien wel helemaal niet gevuld worden, en alles wat je daar zegt blijft eindeloos galmen. In de volle leegte daarentegen, die lege plek om te blijven, daar is er waarschijnlijk mooie muziek, van voorzichtige nomaden, altijd onderweg, nooit thuis. Misschien vinden ze hun rust in die eindeloze beweging, in die warme stilte.