Een lesje hiphop

Column

Een lesje hiphop

Een lesje hiphop
Een lesje hiphop

Bie Vancraeynest kan er niet aan doen. Haar hiphophart  klopt nog steeds. En zo belandt ze regelmatig met opzet of per ongeluk, op optredens, graffiti-jams, dans-en slambattles waar ze, ver van het politieke gekrakeel in de Wetstraat (en de sociale media), vaststelt dat  mensen met een erg verschillende achtergrond elkaar gemakkelijk vinden in een gedeelde passie.

Daar sta ik dan, dubbel zo oud als de andere concertgangers. Ik mag me graag in mijn eigen stad integreren. Hopend dat de zwakke verlichting mijn leeftijd niet zal verraden, en mijn schoenen van min of meer het moment me doen opgaan in de massa. Maar de jongeren om me heen tonen mij hun bandje, omdat ze denken dat ik van de organisatie ben. Tot zover mijn undercoveroperatie op een optreden van Zwangere Guy.

Ik kan er niet aan doen, mijn hiphophart klopt nog. Steeds opnieuw word ik aangetrokken door nieuwe generaties van rappers, dansers, graffitikunstenaars. Graag vertoef ik op de plaatsen waar zij zich verzamelen, omdat ik er het gevoel krijg dat er naast dansen en tijd verdrijven ook nog iets te leren valt.

Met opzet of per ongeluk beland ik zo regelmatig op optredens, graffiti-jams, dans-en slambattles waar ik de gemiddelde leeftijd fors naar boven trek. Dat doe ik wel niet als enige; ik bevind me er als “jonge oude” in goed gezelschap: ik zie wel vaker grijzende slapen boven hoodies, baggy pants en Nike high tops.

Ik ben niet de enige die graag waardig maar funky ouder wil worden. Ik denk dat zij zich net als ik ook graag laven aan de collectieve energie. Aan de muziek die zich goed leent voor mensen met een verhaal. Aan de poëzie van mensen met een boodschap. Aan al die mensen die zich durven laten zien. Aan uitgesproken camaraderie of eerder broederschap.

Je kan niet zomaar toekijken, hier word je voortdurend aangevuurd om te klappen en te joelen. Iedereen moet meedoen.

Op een hiphopnamiddag in Allee Du Kaai ga ik zelfs overstag voor dat aspect van de hiphopcultuur waar ik vroeger niets mee had: het taggen. In de documentaire Mauvaises Herbes nemen nachtbrakers de makers op sleeptouw, gewapend met spuitbus en stiften. Taggers zoeken naar manieren om tegelijkertijd zichtbaar en onzichtbaar te zijn. Ze gaan op zoek naar hoe ze kunnen overleven in de stad. Ze hebben humor. Ze zien zichzelf graag als onkruid dat niet vergaat, dat steeds opnieuw opduikt. Schoonheid tussen het grijze beton. Een tag is iemand die naar je knipoogt langs de weg. Zo had ik het nog nooit bekeken.

Elders, tijdens een hiphopdans-, popping- en krumpbattle kijk ik mijn ogen uit wanneer ik tijdens de pauze mensen uit het publiek spontaan zie dansen op oldskool plaatjes die de niet meer zo jonge DJ uit zijn tas opdiept.

Vijftigers en nog geen tieners, mensen met stevig overgewicht, een jongen met een beperking, vormen een kring waar om de beurt iemand in gaat dansen. Een genderfluide persoon steelt de show. Het zou een scène uit een hartverwarmende film kunnen zijn, maar het gebeurt hier, op wandelafstand van mijn sofa in het culturele centrum van de Cité Modèle, en ik, ik mag er bij zijn.

Ik herontdekte deze wijk door de clip van The Blaze, een mysterieus elektrocollectief waarvan ik graag wil geloven dat zij de clip van hun single ‘Virile’ draaiden in deze wijk in Laken.

Zij brengen de appartementsgebouwen in beeld als een warme en feeërieke omgeving. Deze modernistische wijk, getekend door Renaat Braem voor de wereldtentoonstelling van 1958 telt een dozijn hoogbouw appartementen waaronder de gure late winterwind vrij spel heeft. De pogingen om hier en daar wat verf tussen het grijs aan te brengen, zijn verwaterd, net als de kleuren. Het vooruitgangsoptimisme lijkt buiten wel aan een heel ver verleden toe te behoren.

Binnen in de Cité Culturel is het echter warm en bruist het. Er zijn enkele delegaties uit het buitenland. De Duitse en Tsjechische delegatie telt vooral leden met Albanese en Afrikaanse namen. Deze crewleden zijn niet hip. Ze dragen outfits die je zou kiezen als je je zou verkleden als hiphopper uit de jaren negentig. Als ze aantreden klinkt er aanvankelijk wat gegrinnik.

Ik hou mijn adem in. Een danser met de al evenmin hippe artietsennaam Berry draagt een bandana en daarboven een baseball cap. Als Berry begint te dansen verstomt het gegniffel meteen en de halve zaal veert op en begint te joelen. Het dak gaat er af. Hier tellen je skills, niet hoe je er uit ziet. Ik mag graag geloven dat wat ik hier zie een voorafname is van een nieuw soort samenleving die in de eerste plaats wordt gedefinieerd door de mix.

En dan moet het “krumpen” nog beginnen.

Tien jaar nadat David Lachapelle er een legendarische documentaire over draaide, Rize, zit ik midden in een echte Krump dansbattle. De MC die dit luik van de danscompetitie inleidt, zegt het er voor de zekerheid bij: het dansen mag dan wel een agressieve uitstraling hebben, het gebeurt allemaal in de beste verstandhouding.

Het gevecht eindigt bij de laatste muzieknoot. Daarna vallen de tegenstanders elkaar genereus in de armen. De complexloze manier waarmee hier omgegaan wordt met verschil, taal en uiterlijk maakt mij blij en rustig. Terwijl de krumpers over elkaar heen vallen om elkaar te feliciteren, woedt op Twitter een storm over Unia. Het voelt als mijlenver van hier vandaan.

Olivier Babinet had hier kunnen filmen maar koos voor een andere vergelijkbare betonjungle. Deze regisseur van videoclips resideerde twee jaar lang in een banlieue van Parijs: Aulnay-sous-Bois. Het in beeld brengen van jongeren in achterstandswijken is bijna een genre geworden op zich maar Babinet doet er in Swagger toch iets bijzonders mee.

Ver buiten de lijnen van de documentaire kleurt hij, en brengt de levens van een dozijn jongens en meisjes creatief in beeld. Hij praat met hen over alle aspecten van hun leven en hun fantasieën brengt hij filmisch tot leven waardoor je je soms in een computerspel of dan weer in een musical waant. Jongeren getuigen op hun eigen tempo of spelen zichzelf in gefictionaliseerde stukken.

Dat levert een resultaat op dat fris is en hoopgevend. Zo kwam ik toch na visie de bioscoopzaal buiten. Maar wat heb je aan die hoop als Aulnay-sous-Bois ook de wijk is van Theo. Die jongen die tijdens een routine identiteitscontrole werd gesodomiseerd en lang daarna het ziekbed moest houden. Feiten die na intern onderzoek werden afgeschilderd als een “ongeluk” wat een stevige protest-en rellengolf deed uitrollen over Frankrijk.

De legendarische film La Haine die de grijze banlieueblokken voor het eerst als filmdecor gebruikte, is meer dan twintig jaar oud. Regisseur Kassovitz gaf in een recent interview aan dat hij deze film niet meer opnieuw zou kunnen maken omdat hij het ongepast zou vinden om over dit onderwerp nog een komedie te draaien. Dit geweld is niet meer om te lachen. De film diende voor hem als een waarschuwing, maar niemand heeft geluisterd.

Ook deze week blijkt in vele Vlaamse hoofden Allochtonië nog een springlevend concept.

Ook deze week blijkt in vele Vlaamse hoofden Allochtonië nog een springlevend concept. We lepelen het zo graag op: de zoveelste variant op het wij/zij-verhaal, dat van twee kanten moet komen, dat de dingen graag bij naam noemt omdat dat nu eenmaal onze normen en waarden zijn, allez, dat gevoel hebben we toch. Snel door wetenschappelijk onderzoek weerlegd, maar, hey, we zijn we toch weer eens fors uit de hoek durven komen.

En aan de andere kant van het spectrum, in achterafzaaltjes en kleine wijkcentra: mensen met een erg verschillende achtergrond die elkaar vinden in een gedeelde passie, in een gedeeld belang, een gedeelde interesse, in een gedeelde kwetsbaarheid. Die simpelweg iets willen betekenen voor elkaar.

Op die plaatsen gebeurt er iets dat die groep mensen en dat moment overstijgt. Het voedt de hoop dat we tijd en ruimte kunnen delen met elkaar, en we daar met zijn allen beter van worden. Er is een subcultuur die schijnt te weten hoe dat moet: het vieren van het verschil. Een generatie van makers en doeners is bezig. Laten we genoeg plaats maken voor hen. Naar hen kijken en van hen leren. Zij weten iets.