Die bagger online, maar ook soms in levenden lijve. Wat moet ik er mee?
“‘Een nieuw Simplisties verbond’
Bie Vancraeynest vraagt zich af wat ze moet met al die bagger online. Het wringt een beetje, want die bagger komt meestal van mensen die hebben gestemd voor de partijen die hebben gewonnen. En toch blijven ze kwaad. Het doet haar wat denken aan Van Kooten en De Bie die met de oprichting van het Simplisties verbond en de Tegenpartij al in 1974 op onnavolgbare manier gestalte gaven aan kwaaie mannetjes.
Bie Vancraeynest
© Brecht Goris
Er zijn dingen die ik enkel doe tijdens lange treinritten. Mijn handtas schoonmaken en het kleingeld dat op de bodem ligt opvissen, de beduimelde pakjes kauwgom en gescheurde bioscoopkaartjes weggooien en de voorraad opgeslagen visitekaartjes uitwieden. Als ik die grote schoonmaak heb gedaan, vis ik een verse “niemand is illegaal” sticker uit mijn portefeuille en kleef die op mijn telefoon. Wanneer ik dat doe, begint de man tegenover mij een geluid te maken dat ik het beste als briesen kan omschrijven. Was dit een tekenfilm, dan kwam er stoom uit zijn oren.
Hij is jonger dan ik. Kaal. Hij heeft een jas aan van Lonsdale. Hij verdrijft de tijd op de trein door naar voetbaltransfers op zijn telefoon te kijken. Ik kijk op en vraag – toegegeven, lichtjes provocerend – of hij misschien ook zo’n sticker wil. ‘Euh, hé-le-maal niet’. Integendeel. Hij schudt meewarig zijn hoofd.
‘Wel, de mensen die niet van deze stickers en de boodschap houden, zijn voorlopig aan de winnende kant’, zeg ik hem. ‘Denk je dat?!’
‘Denk je dat echt?’
Het is een boze en verdrietige medley van rechtse en racistische ideeën die ik herken uit slecht opgestelde trollentweets.
Hij is duidelijk een andere mening toegedaan. De sluisdeuren gaan open. Zes minuten lang praat hij, over de socialisten. Jahaaa, de socialisten. Hoe zijn broer tien jaar geleden het ziekenhuis werd in geslagen aan het Noordstation, voor een banale telefoon. Een banale telefoon? Hoe hij op zijn werk ziet dat er ook goeie bij zitten, maar toch. Over hoe we die Anuna de Wever niet gehoord hebben in de grote vakantie en dat dat toch wel heel vreemd is. Over hoe hij geboren en getogen Anderlechtenaar is maar zijn gemeente nu niet meer herkent. Het is een boze en verdrietige medley van rechtse en racistische ideeën die ik herken uit slecht opgestelde trollentweets, maar dan live, tegenover mij in de trein. Onze knieën raken elkaar onder het tafeltje, want we zijn allebei grote mensen. Zijn discours is niet erg samenhangend, maar het is ook wel een soort van hooliganversie van Thierry Baudet.
Als ik eerlijk ben, heb ik dit soort gesprekken, of het aanhoren van deze monologen, in het echt bijzonder weinig. Doorgaans ben ik omringd door mensen die grosso modo hetzelfde mensbeeld hebben. Dat is geleidelijk aan zo gekomen. En ik vind dat eigenlijk prima.
Als ik iemand hoor opperen dat er toch veel veranderd is en dat vroeger… dan begin ik al afstand te nemen. Maar nu zit ik dan tegenover een mensgeworden haatsmurf. Dit is mijn kans! Ik tracht met mijn lichaamshouding te zeggen: hier ben ik, ik luister. Empathisch knik ik, op zoek naar een inrijpoort in zijn verhaal. Bij tegengas verandert hij van onderwerp, en zijn register is ruim: de vakbonden! Mawda!
In mijn ooghoeken zie ik dat we zijn geliefde Anderlecht stilaan aan het binnenrijden zijn. Zijn tempo vertraagt als hij ziet dat ik mijn jas wil aantrekken. Hij klinkt niet meer boos, en al helemaal niet op mij. Al plaatst de sticker mij wel duidelijk in een ander kamp, tegen mij is hij best wel lief en blij met de aanspraak.
Instinctief voel ik aan dat dit geen kwaaie gast is. Hij heeft zachte lichte ogen.
‘Hee, mevrouw’ (He? Wat? Mevrouw!?), ‘ik wens u nog een fijne zondag’, zegt hij bij het afstappen. Hij stapt van me weg met verende pas, verlicht door ons ‘gesprek’. Ik blijf murw achter.
We wisselen geen nummers uit. We gaan niet bij elkaar eten. Hij komt bij mij geen vrijwilligerswerk doen. We blijven elk bij ons standpunt. Dit is geen film met een happy end. Dit is Hollywood niet. Nu had ik er een, op aanraakafstand, en ik heb hem niet gered, en mezelf al helemaal niet.
Maar hij heeft iets in gang gezet. Ik ga op zoek naar andere zachte lichte ogen die horen bij boodschappen die ik liever niet hoor. Ik vind ze bij een West-Vlaamse student, die na het horen van mijn uiteenzetting over laagdrempelig onthaal in een grootstedelijke context zijn hand opsteekt en zegt: ‘Ik hoor het u allemaal vertellen mevrouw, maar ik geloof het niet.’ Op mijn uitnodiging om het met zijn eigen ogen te komen zien en te komen beleven, gaat hij niet in.
En daar wringt het een beetje. De mensen die hebben gestemd voor de partijen die hebben gewonnen. Die hartjes hebben geplaatst bij hardvochtige uitwassen tijdens de verkiezingscampagne. Die mensen die eigenlijk hun slag hebben thuisgehaald, die zijn niet per se blij. De kwaadheid blijft.
Net zoals de verontwaardiging die ontstaat door fake news, niet wegebt als het wordt rechtgezet.
Waar redacties eerst hebben geïnvesteerd in mechanismen om valse berichten te doorprikken, las ik naar aanleiding van het laatste verhaal dat Thierry Baudet de wereld had in gestuurd ‘Hebben factcheckers nog wel zin?’ als kop van een artikel…
Waarnaar gaan Brexiteers verlangen nu ze gewonnen hebben? En op wie gaan ze boos zijn vanaf nu?
Zijn er geen zieltjes mee te winnen, de factcheckers kunnen alvast de weldenkenden onder ons geruststellen: we zijn niet helemaal gek geworden. Toch wel fijn als er nog iemand in de feiten en de waarheid tracht te doen.
Ach, de werkelijkheid haalt die mensen wel in?
In The New York Times schreef Tanya Gold een even grappig als triest relaas van het feest van de Brexiteers aan Downing Street vorige vrijdag. Hoe er mensen waren die nu al droevig waren dat de strijd en verbondenheid met hun strijdmakkers voorbij was. Waarnaar gaan Brexiteers verlangen nu ze gewonnen hebben? En op wie gaan ze boos zijn vanaf nu?
Ik zie het in de beelden van aanhangers tijdens een Trumprally in Iowa waaruit je zou kunnen opmaken dat niet hij maar Hillary de president is. Ik zie het in de tweets van politici van partijen die al ruim een decennium aan de macht zijn, maar zich voor altijd in verontwaardigde oppositiecampagnemodus bevinden.
Tegen onzin lijkt geen kruid gewassen. Al in 1974 richtten de groothandelaars in vermakelijke onzin, Van Kooten en De Bie Het Simplisties Verbond op. Met de mattenklopper in de hand trokken ze het land in, om Simplisme te verspreiden en de ‘werkelijkheid te bestormen’. Het zou zo weer actueel kunnen zijn. Weergaloos geven ze gestalte aan kwaaie mannetjes en herinneren me eraan dat het in 1974 ook geen eenvoudige tijden waren en de mensen toen ook het Noorden zochten.
CC0
In een gesprek over de locatie van een plek om tijdelijk vluchtelingen op te vangen, oppert iemand dat we toch rekening moeten houden met de buurt. We willen toch geen racisme in de hand werken? Ik roep luider dan gepast is in dit gesprek: ‘Ik heb geen geduld meer met racisten’. Mijn empathie met mensen die goed wonen (dat is zo in die buurt) en toch bang en boos zijn, is op.
Dit gebeurt in de week dat een bootje zoek is op de Noordzee en het strand van De Panne wordt afgezocht naar mensen die de oversteek naar de UK willen maken. In de berichtgeving daarover gaat het tegen de avond al snel over wat Vlaamse mensen bezielt om zo’n lelijke dingen te schrijven over mensen op de vlucht. Niet over waarom die mensen die waanzinnige oversteek riskeren. Die artikels komen later. In een krantenartikel dagen later wordt aan de vluchtelingen in kwestie gevraagd wat zij vinden van de mensen die in commentaren op een artikel supporteren voor hun verdrinking. Het kan hen weinig schelen, is het antwoord op een an sich waanzinnige vraag.
Ik wil mij niet meer verplaatsen in mensen die hun sjaal voor hun mond houden als ze naast Aziatisch uitziende mensen zitten op een Antwerpse tram.
Er is een tegelwijsheid op Instagram die zegt dat iedereen die op een dag je pad kruist, een strijd aan het leveren is waar jij niets vanaf weet. Dat je dus maar beter altijd lief kan zijn voor alle mensen. Natuurlijk ben ik het daarmee eens. De wereld kan zelfs in de meest comfortabele villa een enge plaats zijn, het leven een angstaanjagende rollercoasterrit.
Die bagger online, maar ook soms in levenden lijve. Wat moet ik er mee?
Is het een uitdrukking van de fundamentele eenzaamheid van de mens of zijn het gewoon allemaal klootzakken? Tussen die twee schipper ik. De ene dag al milder dan de andere.