“‘Een veilige plek voor vluchtelingen’
Vluchtelingen verlaten meer dan dat ze ergens binnendringen, stelt Barbara Sarafian in haar column. Ze vraagt zich af of zij de kans hebben om stilte in zichzelf te vinden en tegelijk met het achtergelaten land en het land van belofte bezig te zijn.
Grote fan zijnde van de betreurde Afro-Amerikaanse dichteres Maya Angelou lees ik geregeld stukken tekst van haar. Citaten, uitspraken, of een woord.
Ze overleed vorig jaar op hoogbejaarde leeftijd en was decennia lang een inspiratiebron voor wie haar werk kende.
Via een fel bekritiseerde lucratieve uitstap naar de Walmart-rekken over gans Amerika door middel van kaartjes waarop haar citaten geïllustreerd met kitscherige poesjes of rozen te koop waren en ze daar het een en ander voor opstreek, slaagde ze er toch in om haar aloude geloofwaardigheid en sereniteit te behouden en als één van de eersten George Bush Junior en Bill Clinton gezellig keuvelend naast elkaar gefotografeerd te weten op een of andere inhuldiging. Waar zij op pauselijke wijze helende woorden voorlas. Een bruggenbouwster.
Ik moet 5 graden verder denken eer ik de woorden kan opnemen en in tijdelijke illusoire kommerloosheid kan verzinken.
Mijn lievelingsgedicht van haar heet “Still I rise”. Ideaal medicijn voor een vrouw die zich in een testosteronwereld soms al eens overweldigd durft te voelen en naar kracht zoekt, dus ook met de woorden van die zuster.
Onlangs las ik nog een citaat van haar waar ik eerder niet veel aandacht aan had besteed en dat vandaag mijn wenkbrauwen doet fronsen. Omdat ik er deze keer het warme, geruststellende en troostende niet meteen bij voel. Ik moet 5 graden verder gaan denken eer ik de woorden kan opnemen en in tijdelijke illusoire kommerloosheid kan verzinken.
‘Heimwee leeft in ieder van ons, die veilige plek waar we heen kunnen, precies zoals we zijn en waar we nooit in vraag worden gesteld’.
Ik frons de wenkbrauwen omdat ik weet dat met heimwee geconfronteerd worden dezer tijden een toestand is die enkele minuten innerlijke stilte vraagt. Om te onderzoeken wat er precies zo gemist wordt. Ik denk aan de vluchtelingen en ik vraag me af zij de kans hebben om stilte in zich te vinden om tegelijk met het achtergelaten land en het land van belofte of rationele beslissing bezig te zijn. Misschien als ze de rits van de tent ’s nachts openlaten en even naar boven in de vrijere donkere hemel kijken zou heimwee kunnen opborrelen.
Vluchtelingen verlaten meer dan dat ze ergens binnendringen. Ik denk dat we dat vergeten. Maar met de zware bagage die geweten heet, kan het zijn dat er een hoop meer aan de orde is dan heimwee. Zoals Angelou het nochtans mooi verwoordt, lijkt heimwee me meer een schommelstoel-mijmering want met de beste wil van de wereld kan ik die momenteel niet zo makkelijk linken aan wat een vluchtende vader samen met zijn kleine spruiten in vuil ondergoed en een vrouw met bijna uitgedoofde ogen aan zijn zij ook vanavond bezighoudt.
Het zijn kampen waar ze in verblijven. Romantiseer ik. Nee. Of ja. Het doet er niet toe. Ik heb het over waarden en waardengevoel. Stilte in onszelf om die even op te meten, op een intieme manier. Een staat van zijn waar we het belang niet van onderzoeken bij onszelf en elkaar.
De vraagstelling rond noden is absoluut niet misplaatst, maar de grootste drang is die naar rust en veiligheid. Een broek meer of minder, een laken, een brood….dat is materie die ervoor zorgt dat de overtocht draaglijk blijft.
Elke ziel van die duizenden vluchtelingen zit met dat ene zelfde doel: een nieuwe thuis voelen.
Het is zoals bij een scheiding: laat de agressie, het deprimerende en hopeloze manifesteren om te overleven zo snel mogelijk ophouden opdat we in ons hoofd en hart kunnen thuiskomen. Oh, begin ik hier zelf al te prediken. Maar het kan me niet schelen.
Honderdduizend vluchtelingen maken niet één gezicht, één karakter of aard. Elke ziel van die duizenden vluchtelingen zit met dat ene zelfde doel: een nieuwe thuis voelen. Daar toestemming toe krijgen en geen vragen meer krijgen. Zouden daar niet zo’n 20 jaar moeten over gaan eer dit voelbaar is? Of is elkeen van die vluchtelingen een bolleboos die al blij is eens in een ultra-gevilde supermarkt binnen te geraken?
En ook, waar komt dat archaïsche beeld vandaan van wat een vluchteling moet voorstellen? Alsof we hem aankleden met baalkatoen en versleten sandalen. Had die dan al gans zijn leven honger en springt die gezwind op een van de golven van de grote stroom richting het Westen en blingbling? Ik hoor de dertienjarige Syrische jongen nog oververmoeid en zo slim een journalist te woord staan: ‘We willen eigenlijk niet naar hier komen’.
Ik hoor de dertienjarige Syrische jongen nog oververmoeid en zo slim een journalist te woord staan: ‘We willen eigenlijk niet naar hier komen’.
Dit is nog steeds de eerlijkste getuigenis uit een kamp waar geen tijd is voor heimwee, waar de rusteloosheid, paniek en eenzaamheid geen ruimte laten voor gelekkerbek en opluchting. Heimwee is een emotie na bezinning. Hoop is ongelukkig genoeg een vorm van illusie, daadkracht is alvast een toestand die de wens naar verandering toont.
En wat ik denk over de klachten in de kampen in Sijsele? Waar de vluchtelingen klagen over al te weinig gevarieerde maaltijden? Het is bizar, want er is eten. Maar Vlaamse patatten kunnen melig smaken, spruiten moet je leren eten en zonder fruit krijg je geen kind kalm.
Wanneer die talloze individuele ondernemingen om alles achter te laten zullen stoppen, weten we niet. Wie van hieruit de vluchtelingen wil ontmoedigen of angst aanjagen om naar hier te komen, die overweegt best hoe je dat in een politiek discours vertaalt. Zelf heb ik geen oplossing en verwacht ik momenteel geen sluitend compromis op Europees niveau.
Soms is de toestand zo erg thuis dat je enkel nog kunt vluchten en liefst zo snel mogelijk komaf maakt met je statuut als landloper. Maar nu lijkt het voor velen onder ons alsof de stroom vluchtelingen één groot reuzenlichaam is geworden dat zich opdringt en zich zo snel mogelijk op een schommelstoel in een onbewaakt aanlokkelijk voorportaal wil komen nestelen.
Doet me plots aan Frankenstein denken. Maar dat was fictie.