Weten dat er voor iedereen een zitplaats is, is voor mij de ultieme vorm van vrijheid
“‘In de trein is plaats genoeg voor iedereen’
Er zit meer vrijheid en vooruitgang in het streven naar een 'genoeg voor iedereen' dan in het blind vasthangen aan een ‘steeds meer’, schrijft MO*columnist Jan Mertens. ‘In de trein zie je ook altijd van die mensen die vinden dat ook hun boekentas en voeten een zitplaats nodig hebben.’
Jan Mertens: ‘Iets kan pas een recht zijn als het uitbreidbaar is naar iedereen en als het in de tijd vol te houden is.’
© Brecht Goris
Er zit meer vrijheid en vooruitgang in het streven naar een 'genoeg voor iedereen' dan in het blind vasthangen aan een ‘steeds meer’, schrijft MO*columnist Jan Mertens. ‘Dat zag ik in de trein. Je hebt altijd van die mensen die vinden dat ze niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun boekentas en ook nog eens voor hun voeten een zitplaats nodig hebben.’
Er valt altijd iets te leren in de trein. Je kan nieuwe mensen zien die je nog nooit eerder zag. Interessante gezichten, suboptimale kledingkeuzes, gradaties van ochtendhumeur. Je kunt je fantasie laten gaan. Waar zou hij werken? Welk boek is zij aan het lezen? Is hij aan het chatten met zijn echtgenote/echtgenoot of met zijn minnaar/minnares?
Je kunt door het raam naar het landschap kijken, en zien hoe de seizoenen veranderen, waar het water is blijven staan na de hevige regen en hoe het zonlicht kan zorgen voor hevige kleuren, vol karakter. Je kunt ook iets leren over rechtvaardige welvaart.
Die gedachte had ik terwijl ik in de trein zat. Ik keek naar mijn medereizigers en dacht na over een vraag die ik enkele dagen eerder kreeg. Die had te maken met verwijzingen naar de middenklasse, in discussies over de aanpak van de klimaatcrisis. Je hoort allerlei varianten van een gelijkaardige redenering:
‘We mogen niet toestaan dat de gezinnen de prijs betalen van de energietransitie.’
‘De middenklasse mag er niet op achteruit gaan.’
‘Geen ecotaksen voor de werkende klasse.’
Het zijn van die uitspraken waarop velen bevestigend knikken. Maar zijn ze wel zomaar te verdedigen? In veel opzichten klinken ze goed, en wijzen ze op een verlangen naar een rechtvaardige verdeling van lasten en lusten.
We hebben wel degelijk nood aan sterke bindende regelgeving.
Soms klinken ze een beetje gemakkelijk, als alibi om het gewicht van de oplossing altijd bij anderen te leggen (want niemand wil natuurlijk de “motor” van het probleem zijn). En soms zijn ze verwarrend. Ben ik in mijn eentje ook een gezin? Ik ben ambtenaar en werk heel hard. Ben ik dan ook een deel van de werkende klasse?
Ik verdien genoeg om heel goed van te leven, anderen hebben het veel moeilijker. Waarom zou het zo abnormaal zijn dat ik meer bijdraag? Waarom zou de vaststelling dat ik geen SUV heb, geen vlees eet en niet met het vliegtuig reis een vorm van ‘achteruitgang’ zijn?
Anders produceren
Nuanceringen zijn nuttig. Als uitgangspunt ben ik het natuurlijk helemaal eens met de principiële stelling dat we in de aanpak van de klimaatcrisis de verantwoordelijkheid niet zomaar naar het individu mogen doorschuiven. ‘We kunnen wel volledig circulaire smartphones maken, maar we doen het niet, want de consument vraagt er niet naar.’
Die neoliberale vorm van denken is dus zeker te verwerpen. We hebben wel degelijk nood aan sterke bindende regelgeving die ook normen oplegt voor onder meer ecodesign en herstelbaarheid van toestellen. We hebben ook nood aan een fiscaal systeem dat het nog langer uit de boekhouding wegduwen van de reële sociale en ecologische kost van ons consumptiemodel drastisch bijstuurt. Het gaat dus over anders gaan produceren.
Iets kan pas een recht zijn als het uitbreidbaar is naar iedereen en als het in de tijd vol te houden is.
Maar velen, ook aan linkse kant, denken iets te gemakkelijk dat daarmee het probleem wel opgelost is. Het probleem ligt dan gewoon helemaal bij de anderen: ‘de’ overheid, ‘de’ bedrijven, ‘de’ kapitalisten, en elke vraag die je stelt naar wat we verstaan onder welvaart is zogenaamd ‘moraliserend’.
Iets te eenvoudig… Die domeinen waar we het zwaarst wegen op de planeet zijn hoe we ons verplaatsen, hoe we wonen, hoe we eten en hoe we ons kleden. Allemaal dingen die horen bij een welbepaalde invulling van wat welvaart is. De invulling van dat ideaal heeft een impact op de planeet, en kan dus de kansen van anderen om ook waardig te leven al dan niet verminderen.
Iets kan pas een recht zijn als het uitbreidbaar is naar iedereen en als het in de tijd vol te houden is. Je kunt als maatschappij in principe aan iedereen het recht op wonen garanderen, maar je kunt niet aan iedereen garanderen dat dat kan gebeuren in een grote losstaande villa met een privézwembad en twee auto’s. Je moet wat er is rechtvaardig verdelen onder iedereen. Als individu zijn we – hopelijk toch – trouwens in de eerste plaats burger, en pas daarna consument. En dus ja, in een context van bepleiten van systemische verandering, met een verdelende overheid en sterke regels, is er ook plaats voor individuele verantwoordelijkheid.
Als ik er zelf voor kies om niet het vliegtuig maar de trein te nemen, als deel van een maatschappelijke actie, dan ben ik zo ook een deel van het alternatief. De ondertussen grote maatschappelijke beweging om minder vlees te eten is ooit begonnen bij enkele burgers die aan hun keukentafel een plan bedachten om iets te gaan doen. De energiecoöperaties van burgers hebben ondertussen wel degelijk een serieuze tegenmacht opgebouwd tegen de grote spelers. En ook zij begonnen waarschijnlijk ooit aan een keukentafel.
Middenklasse
De volgende zinvolle vraag is wat we nu eigenlijk verstaan onder ‘de’ middenklasse. Heel veel mensen zullen van zichzelf vinden dat ze erbij horen en dat ze dus bij het veronderstelde normaal zijn. Maar er zijn toch drie nuances te maken.
Middenklasse staat ook voor een bepaalde, wereldwijd nagestreefde norm van welvaart. En die norm heeft een grote ecologische voetafdruk.
Ten eerste kunnen er binnen die groep, die nogal homogeen klinkt, nog grote verschillen zijn. Aan de onderkant zijn er ondertussen veel mensen die in een heel precaire inkomenssituatie leven, met weinig sociale bescherming. Ze proberen te overleven, bijvoorbeeld als zelfstandige platformmedewerker, maar leven in de feiten in armoede, terwijl ze toch misschien zullen worden gezien als middenklasse. Aan de bovenkant zijn er ook veel mensen die zichzelf heel middenklasse vinden, maar in de feiten behoorlijk rijk zijn (ook al zijn er anderen die nog veel rijker zijn).
Ten tweede hangt veel af van je focus. Als ik alleen, binnen één land, mezelf gewoon vergelijk met anderen en wat ik normaal vind enkel laat afhangen van mijn relatieve positie dan zal het gemakkelijk zijn om te vinden dat ik altijd meer moet hebben. Misschien heb ik niet echt zo’n megagrote koelkast met twee deuren nodig, maar als mijn buren die allemaal hebben, wordt het misschien toch tijd dat ik ze ook heb.
Ten derde staat middenklasse ook voor een bepaalde, wereldwijd nagestreefde norm van welvaart. En die norm heeft een grote ecologische voetafdruk. Die norm hangt samen met wat we neoliberaal gezien als de ‘privésfeer’ aanduiden, maar heeft wel een grote collectieve impact. Je kunt wel zeggen dat je er geen vragen over mag stellen want dat dat moraliserend is, maar de impact op anderen van die te grote voetafdruk in een begrensde wereld is helemaal niet ethisch neutraal.
Een ondertussen is er de klassieke afleidingstruc die wordt gebruikt in eigen land, maar ook mondiaal. De situatie van de armen wordt gebruikt om geen vragen te moeten stellen bij de privileges van de rijken of ecologisch gulzigen_._
‘Als we iets doen aan het lagekostenmodel in de luchtvaart kunnen de armen niet meer vliegen.’ Een heel kleine rijke minderheid van de mensen is verantwoordelijk voor het grootste deel van de vluchten, dus dat argument is bijzonder cynisch.
‘Je mag geen vragen stellen bij economische groei op zich, want dan ontzeg je de arme landen hun kans op ontwikkeling.’ Al even cynisch.
Als je – hopelijk – zo bezorgd bent over de uitzichten op een waardige welvaart voor wie nu in armoede leeft, hier of in het Globale Zuiden, dan pleit je voor de enige realistische weg: het drastisch verminderen van de voetafdruk van wie ecologisch te gulzig is, gecombineerd met een politiek van herverdeling, om zo letterlijk en figuurlijk ruimte te maken voor anderen.
De riedel van de techno-optimisten
En hoe vaak de techno-optimisten dezelfde riedel nog herhalen, er is gewoon geen empirisch bewijs dat je op mondiale schaal, over een langere periode kunt blijven groeien in BBP-termen en tegelijk de impact op de planeet in absolute termen snel genoeg kunt laten dalen om terug uitzicht te krijgen op een pad van 1,5°C.
De koolstofvoetafdruk van een gemiddelde Vlaming was in 2016 14,2 ton CO2-equivalenten per inwoner. Om op een spoor van 2°C te komen, wat nog te weinig ambitieus is, moeten we tegen 2050 terechtkomen bij gemiddeld 2 ton CO2-equivalenten per inwoner. Ja, wie te weinig heeft, heeft recht op het uitzicht op een waardige welvaart, via een duurzame ontwikkeling. Maar dat zal alleen kunnen als de gulzigen plaats maken, en ook een genoeg aanvaarden.
Het is trouwens misleidend om verandering alleen maar als ‘kost’ te bekijken. De niet-transitie kost veel meer.
Onder een bepaald welvaartsniveau ben je objectief gezien ongelukkiger. Boven dat niveau word je niet gelukkiger met elke nieuwe SUV die je extra koopt of elke nieuwe smartphone waarmee je die van vorig jaar vervangt. Je hebt behoefte aan water, niet noodzakelijk aan allerlei nieuwe drankjes die worden ontwikkeld omdat gewoon kraantjeswater te weinig ‘toegevoegde waarde’ heeft.
Je hebt behoefte aan een veilige en warme plek om te wonen, een school voor je kinderen, een goede gezondheidszorg, een sociaal netwerk om je heen, gezonde lucht en natuur die niet enkel het voorrecht is van wie rijk genoeg is.
Het is trouwens ook misleidend om verandering alleen maar als ‘kost’ te bekijken. De niet-transitie kost veel meer. Als ik mijn welvaart verbeter door tegelijk die van een ander te verminderen, is de balans negatief.
Wie het rijkst is en de grootste voetafdruk heeft, mag het meest bijdragen, ook al voelt zij of hij zich middenklasse.
Als we iets als minder het vliegtuig nemen framen als een “opoffering”, als iets dat je moet betalen, als iets dat afbreuk doet aan het veronderstelde ideaal waarop je recht meende te hebben, dan gaan we alleen maar zogenaamd vooruit op een manier die in de feiten een achteruitgang is voor velen, aan de andere kant van de wereld en in de toekomst.
Met al die nuances kun je de vragen toch wat rustiger interpreteren dan populisten en klimaatminimaliseerders zouden willen. Ja, sommigen mogen wat mij betreft echt wel wat meer betalen voor de transitie en zullen het met minder moeten doen. Met name zij die de grootste verantwoordelijkheid hebben voor het probleem. Wie het rijkst is en de grootste voetafdruk heeft, mag het meest bijdragen, ook al voelt zij of hij zich middenklasse. En mondiaal gezien geldt hetzelfde voor een land als het onze.
En ja, als het we over de middenklasse hebben, moeten we ook discussiëren over welke welvaart we “normaal” vinden als middenklassestandaard. Anders vergroten we enkel de feitelijke ongelijkheid. Het uitzicht op een betaalbare en duurzame woning voor wie nu in armoede leeft is belangrijker dan het privilege van een vervuilende privéjet of een plezierreisje in de ruimte van de superrijken. En op wereldschaal geldt hetzelfde.
Er zit meer vrijheid en vooruitgang in het streven naar een genoeg voor iedereen binnen planetaire grenzen dan in het blind blijven vasthangen aan een ‘steeds meer’ (dat in de feiten zorgt voor een te weinig voor de anderen). Dat zag ik in de trein. Je hebt altijd van die mensen die vinden dat ze niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun boekentas en ook nog eens voor hun voeten een zitplaats nodig hebben. Ze vinden dat waarschijnlijk wel lekker comfortabel.
Wanneer nieuwe mensen instappen, beginnen ze ineens héél erg aandachtig hun krant te lezen en zetten ze de muziek in hun hoofdtelefoon nog iets luider, zodat ze die vervelende ongelijkheid niet hoeven te zien. Die nieuwe mensen moeten dan maar ergens in het halletje gaan staan. Pech…
Sommigen denken dat je die kwestie moet oplossen door de trein stelselmatig, en tot in de eeuwigheid, breder te maken. Alleen is dat een beetje vervelend als je een tunnel in gaat of een andere trein moet kruisen. Het is wel mogelijk de trein ineens lang genoeg te maken zodat er voor iedereen een plaatsje is, één plaatsje.
Sommigen vinden dat het streven naar genoeg voor iedereen in plaats van steeds meer voor sommigen een “sprookje” is en dat je geen vragen mag stellen bij de wil van die sommigen, omdat je dan tegen vooruitgang zou zijn of zo. Ik vind het net omgekeerd. Streven naar het evenwicht van een genoeg, weten dat er voor alle anderen ook een zitplaats is, dat is de beste manier om te genieten van de plaats die je zelf hebt, en wat mij betreft de ultieme vorm van vrijheid.