Eten om te eten

Column

Eten om te eten

Eten om te eten
Eten om te eten

Barbara Sarafian krijgt het moeilijk tijdens een citytrip naar Madrid. Voortdurend ziet ze mensen eten. Stapels patatas, hopen pulpos en calamares. Vlees eet vlees. ‘We eten teveel. We praten zoveel over eten, we maken er zoveel klaar, we gooien er zoveel weg’, zegt ze.

Ooit las ik over een vrouw uit India die op middelbare leeftijd had besloten niet meer te eten. Geen hongerstaking, geen protest, obsessief diëten of iets dergelijks had haar tot die beslissing bewogen. Het was aanvankelijk een experiment geweest dat haar bijzonder goed bleek af te gaan, opdat ze er gewoon mee was blijven doorgaan. Ze verkondigde dat water, seks en vooral licht haar enige bronnen waren waar ze door kon blijven leven. Nooit was ze een gram verloren en ze bleef dan ook de rest van haar leven redelijk mollig.

Je laven en voeden met licht. Zou dat niet mooi zijn. Ik weet niet of ze die manier van leven heeft overleefd, maar het sprookjesachtige gehalte van die beslissing zint me wel.

Ik haal dit verhaal aan terwijl ik op trip ben in Madrid. Mijn reisgezel is een stevige eter, een Bourgondiër, een kenner van de vele internationale keukens. Alles wil hij geproefd hebben. Uit enthousiasme wil ik de eerste schotels delen, maar het duurt echter niet lang.

De ganse stad draait rond wat er te bikken valt. Shoppen en bikken.

Hier in Madrid kijk ik vooral op tegen de stapels patatas, de hopen pulpo en calamares en bergen vlees. En zie ik continu mensen die aan het eten zijn. Vlees eet vlees denk ik bijna. Het is teveel voor mij. De ganse stad draait rond wat er te bikken valt. Shoppen en bikken. En wat hebben we eigenlijk nodig.

De tweede dag van ons verblijf besluit ik daarom te vasten.  Niks eten, winkelen staat niet op mijn to do lijst. Je vindt me in een Romaanse crypte, in de koninklijke tuinen of op het dakterras van het bescheiden hotel. Ik kan niet zo goed tegen drukte. Hoe ouder ik word, hoe moeilijker ik de klakkeloosheid verdraag rond circulatie omwille van consumptie. Door te luisteren naar mijn noden kom ik eigenlijk geregeld uit op een “voorlopig niks”. Dus ook niet al te veel mensen in de buurt.

Ik dacht dat Barcelona al overbevolkt was, maar Madrid kan er zeker aan tippen. Hier heb je zeker honderd Rue de Bouchers. Omdat het in deze herfsttijd nog warm is zitten alle terrassen vol. Weinig buitenlandse toeristen te bespeuren, hoofdzakelijk Spanjaarden zelf die in eigen land reizen.

Luistert niemand dan nog naar zijn eigen maag bij die aanhoudende hype?

Ik kom te weten waarom er zoveel gegeten wordt. Een plausibele uitleg is dat Madrilenen heel klein wonen en niet voldoende uitgerust zijn om zelf klaar te kunnen maken wat hen op de hoek wordt geserveerd. Het is niet duur, het is gemakkelijk, je huis stinkt niet naar frituurvet en je hebt een rijk sociaal leven. Dat is waar. Veel bejaarde koppels ook die tot middernacht wijn zitten te drinken buiten. Maar vooral blijkt men hier uit traditie veel te eten en de basis van de traditie heet: troost. Hoe kan het anders.

Het bijzondere aan al dat copieuze tafelen is dat ik hier weinig obese mensen zie, tenzij die hun kleine huis niet meer buiten kunnen.  Ze eten 5 keer per dag.  Zoals de chinezen, maar dan grotere porties en veel gebak tussendoor.

Ook de derde dag vast ik. Ik wil enkel water drinken. Thuis in Vlaanderen lukt me dat ook. Alleen al bij het kijken naar voedsel, door kookboeken uitgestald te zien in de etalages van boekhandels, door gesprekken erover, door instagram en magazines heb ik gegeten. De populairste televisieprogramma’s gaan al jaren over koken en eten. Amateurs en top chefs komen beurtelings aan bod. Luistert niemand dan nog naar zijn eigen maag bij die aanhoudende hype?

Wat is het nut van voeding denk ik vaak. Is voeding brandstof of is met voeding bezig zijn een manier om te troosten of zelf troost te vinden. Zo heb ik een goede vriend die ik een soort “voedercomplex” toeschrijf. Hij ziet mensen graag eten. Hij kookt voor hen, trakteert ze, kijkt ernaar en brengt de vork zelfs geregeld naar de mond van de eter. Zo behandelt hij ook mij soms als een baby die zelf haar bestek niet kan vasthouden.

Vandaag lees ik dat Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) bewerkt rood vlees zoals charcuterie, hamburgers en worsten, lamsbout, biefstuk en varkenskoteletten zou kunnen gaan beschouwen als kankerverwekkend. Je kan volgens het WGO echter niet bewijzen dat het eten van rood vlees jaren later darmkanker kan veroorzaken. Dus worden we geadviseerd minder van al dat lekkers binnen te spelen. Wat al geen slechte zaak is. Ook al voor het milieu.

Hebben we het nodig of hebben we alleen maar goesting. Het fameuze “craven”.

Daarnet zat ik dan toch in de geboortewijk van de regisseur Pedro Almodovar heel hip een detox slaatje te eten maar proefde ik vooral de uitlaatgassen van het verkeer dat vurig circuleerde. Ergens op een bergtop een glutenvrije boterham gaan eten zou het gezondst zijn, maar allerminst haalbaar.

Nagaan of we wel degelijk honger hebben gebeurt niet zo vaak. In elk afkickprogramma omwille van welke verslaving ook zit steeds de volgende vraagstelling verwerkt: hebben we het nodig of hebben we alleen maar goesting. Het fameuze “craven”.

Er zijn honderden nieuwe restaurants met magnifieke interieurs die een nieuwe ideologie rond eten verkondigen.  Zo heb ik ooit een peperdure rekening betaald voor een triootje van aardpeer: een keer gebakken, een keer gestoomd en een keer rauw. Ik wist dat ik eigenlijk betaalde voor de dure stoelen. Meer en meer chefs die een Michelin-ster kregen geven die ster terug en bedanken voor de eer. Het is teveel gedoe voor wat eenvoudig zou moeten zijn. Iets lekkers en gezond  klaarmaken voor een nette prijs. En altijd onder de verzadiging de tafel verlaten.

Mijn laatste dag Madrid doorsta ik met drie rijstwafels en een avocado. Terug in België zal ik gegarandeerd naar het frietkot lopen, uit dikke vette goesting.