“‘Gevecht voor een rookvrij leven’
Vechten tegen een rookverslaving is allesbehalve evident. Ann Meskens schreef er een pakkende column over.
Ik kuch even en zoek een zakdoek. Ik heb een verkoudheid. Op mijn voorhoofd parelt zweet. Ook mijn maag en darmen zijn de laatste dagen in de war. En mijn hart neemt soms een verontrustend wild loopje met mij. Ik lijd. Niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk.
Komaan, één sigaret, suggereert mijn verslaafde ik mij, en god, wat zou je je snel beter voelen!
Een IQ van vijftig
Mijn verslaafde ik heeft een IQ van nabij de vijftig, schat ik, hij negeert elke logica, denkt enkel op korte termijn en is te kwader trouw. Het is niet te begrijpen dat ik toch zo snel geneigd ben hem te geloven. Mijn dokter moest met sterkere argumenten komen om me te overtuigen om niet meer te roken.
Waarom zou ik stoppen met roken? Ik begon al jaren overtuigd mijn dag met het roken van de eerste sigaret, en op eenzelfde manier sloot ik mijn dagen in schoonheid af met een laatste sigaret. En tussen die ochtenden en avonden was elke reden goed om te roken, dat geef ik toe.
Mijn dokter moest met sterkere argumenten komen om me te overtuigen om niet meer te roken.
“Oh, zo hard gewerkt vandaag! Wel, dan heb jij wel jouw sigaretje verdiend.” “Oh oh, we vieren feest. Allereerst op zoek naar een wijntje, en natuurlijk een sigaret. Schitterende combinatie, toch?” “Oh, plotseling zo ongelukkig. Neem maar een sigaret. Dat troost altijd.” “Oh, oh, de trein heeft weer vertraging, tja, dan roken we nog wel een sigaretje. Een onvoorziene rookpauze. Fijn toch.”
Ik ben nu 17 dagen geheel rookvrij. Dat betekent dat ik de drie eerste zware dagen al achter de rug heb. En dat ik nu zelfs bijna de eerste drie cruciale weken overbrugde. En dat ik dus al goed op weg ben om gezonder, sterker, rijker, socialer… door het leven te gaan.
Hoera, zou iedereen met een beetje gezond verstand zeggen. Maar mijn verslaafde ik bevindt zich in diepe treurnis. Wat?, denkt hij, ik kan het toch niet vergeten zijn?
Nee hoor, alleen al de gedachte om nu een sigaretje nonchalant naar de lippen te brengen, in dat vertrouwde gebaar mezelf met een aansteker een vuurtje te geven, die eerste trek diep tot in mijn longen te trekken, en dan rustig weer uit te blazen. Rokende zijn. Niets dan rokende te zijn. Wat een geluksgevoel. Zo lijkt het nog steeds.
En je zal zien, zo vervolgt mijn verslaafde ik. Weg verkoudheid, weg diarree, weg hartkloppingen en met wat een vaardigheid, een lenigheid en in een wolk van inspiratie zou je deze column kunnen neerschrijven!
Een dovemansgesprek
Mijn verwaarloosde verslaafde ik overtreft nog steeds iedereen in het gebruik van ongerijmde argumenten. Trouwens, zo probeerde hij me gisteren nog te overtuigen, was ik nu niet aan een sigaretje toe? Had ik zelfs niet één van mijn goede vrienden ten grave moeten dragen. Te vroeg overleden aan keel- en longkanker. Ik wist toch dat de scherpe hoeken van het verdriet altijd verzacht konden worden door tabaksrook?
En was ik nu niet bijna aan het einde van mijn eerste rookvrije column. Het zou toch juist grandioos zijn om dat te vieren met een sigaret! Niet? Nee, onderbreek ik hem, het is genoeg geweest. Als roker, als mens, ook als filosoof vraag ik hem op te krassen.
Ik ben het beu om zulke onzinzot te huizen in mij, zeg ik hem. Ik bedenk met gemak en met reden tientallen argumenten waarom een mens beter niet rookt dan wel. Maar ik weet intussen, het is een dovemansgesprek. Ik begin er niet eens aan.
Inmiddels probeer ik gewoon in- en uit te ademen zonder tureluurs te worden.
Ik probeer mijn scherpzinnigheid wel te bewaren om eens een essay te schrijven over de verhouding tussen de verslaafde mens en de mens die zijn verslaving te boven wil komen.
Inmiddels probeer ik gewoon in- en uit te ademen zonder tureluurs te worden. Ik ben eindelijk met roken gestopt, dat is het belangrijkste. En ik heb twee beelden achter de hand om deze dagen voor ogen te houden.
Eén beeld is een toekomstbeeld van mezelf waarop ik glimlachend en vrij ademend in een wervelend Aikido-pak sta. Het andere is een schrikbeeld uit het verleden. Mijn zoontje stilzwijgend naast mij nadat ik hem toesnauwde dat het toch niet zo erg was als mama nog af en toe een sigaretje rookte nu ze gestopt was.
Die stilte van hem als antwoord op die onmogelijk logica van mij, die tranen die lanzaam over zijn wangen biggelden, en ik die verbeten naast hem toch nog verder rookte.
Zo wil ik niet zijn, dacht ik, zo ben ik toch niet? En ik besefte misschien toen pas ten volle hoe elke verslaving - roken, drank en drugs - welliswaar begint met het opgeven van je eigen vrijheid, god ja, maar uiteindelijk toch eindigt met het opofferen van al wat je lief is. En dat is minstens zo erg.
Ann Meskens schrijft elke maand een column voor MO*.