“‘Is “groen” een understatement voor veelkleurige biodiversiteit?’
Dat soorten verdwijnen is doodnormaal. Maar de schaal waarop erg veel diersoorten er op wereldschaal de brui aangeven, is dat niet. Wetenschappelijke alarmkreten klinken almaar luider en ongemakkelijker. Lijden we aan hardhorigheid, vraagt gedragsecoloog Hans Van Dyck zich af.
Niet alle relevante wetenschappelijke studies halen de media. Er zijn uiteraard filters aan het werk. Daar hoeven geen grootste plannen achter te zitten. Ook diverse toevalligheden en praktische beperkingen leiden tot schijnbare keuzes bij redacties. Wat heeft de internationale nieuwsmarkt vandaag in de aanbieding? Een beetje na-apen is een fundamenteel kenmerk van onze soort. Het blijkt zelfs essentieel om cultuur te laten floreren. Maar soms mag een boodschap terecht meermaals weergalmen in diverse talen, vormen en media. Spreekwoordelijke hardhorigheid is de mensheid niet vreemd.
De club van de dodo
Enkele dagen geleden lukte een zorgwekkende studie erin om enige media-aandacht weg te kapen. Ook in onze contreien. Het betrof een studie die het wetenschappelijk topblad PNAS publiceerde. PNAS heet voluit Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America. Geen blad waarin iedereen zomaar zijn of haar relaas mag doen. Pittig detail in het land met de bleek gekuifde president: de studie betrof een vruchtbare Mexicaans-Amerikaanse samenwerking.
Geen opbeurend leesvoer in tijden van komkommers en terrasjes.
Een stel gerenommeerde biologen presenteert stevig rekenwerk over de dierlijke toestand van onze planeet. Geen opbeurend leesvoer in tijden van komkommers en terrasjes. Er wordt al langer een balans bijgehouden van uitgestorven diersoorten. Maar wie alleen naar die lijst kijkt, blijkt het leven door een roze bril te aanschouwen. Slechts het topje van de ijsberg dus. Al heeft die uitdrukking in tijden van klimaatverandering misschien ook haar beste tijd gehad. De nieuwe studie becijferde de toestand van soorten die nog niet tot de weinig benijdenswaardige club van de dodo behoren.
Rode cijfers
Een soort is uitgestorven wanneer de volledige populatie tot nul is herleid. Zero. Nada. Zelfs met een laatste overblijvend exemplaar, of een hand vol mannetjes, kom je ook niet ver als het op behoud van de soort aankomt. De vorsers analyseerden voor een reeks van soorten het ritme waarmee hun populaties verdwijnen. Die vinger-aan-de-pols-oefening werd uitgevoerd voor niet minder dan 27.600 gewervelde diersoorten – zeg maar zoogdieren, vogels en andere creaturen met botjes in hun lijf. Voor een derde van deze soorten staat de wereldwijde teller danig in het rood.
We trakteren moeder Aarde op een “totale uitverkoop” van vele levensvormen. Alles moet weg, zo lijkt het wel.
Voor een kleinere steekproef van 177 zoogdiersoorten konden de vorsers gedetailleerde analyses uitvoeren. De conclusie werd er niet minder somber op, integendeel. Meer dan 40% van de soorten kreeg een meer dan forse dreun. In cijfermatige termen staat deze dreun voor het krimpen van het verspreidingsgebied met meer dan 80% in de periode 1900-2015.
Onze menselijke mondiale bedrijvigheid zorgt voor een nauwelijks te vatten erosie van andere levensvormen. Er wordt stevig gegomd in de verspreidingsatlas van de diverse levensvormen. Die boodschap is niet nieuw, maar deze statistieken krassen de ongemakkelijke waarheid wel erg diep in het vel. Maar de mensheid blijkt een olifantenvel te hebben. Ik zie de jongste maanden nieuw jargon in de vakliteratuur opduiken: “biological annihilation” en “defaunation”. Het gaat niet langer over het verdwijnen van enkele soorten, maar over grootschalige biologische uitroeiing en het “ontdieren” van grote gebieden. We trakteren moeder Aarde op een ‘totale uitverkoop’ van vele levensvormen. Alles moet weg, zo lijkt het wel.
De omvang en schaal van de erosie van de biodiversiteit dichtbij en ver weg neemt erg grote proporties aan.
Maar de volgende dag lezen we in de krant over veel te veel muggen, veel wespen, meer bevers. Veel last van al die talrijke beesten. Opnieuw wat meer vlinders in het vizier. Het zal dus toch wel meevallen met de toestand van de natuur, toch? Sometimes you win, sometimes you lose. Ik kan me inbeelden dat het voor een leek soms moeilijk is om in te schatten hoe de vork precies aan de steel zit. Veel biologen die hun informatie niet uit de media halen, maar rechtstreeks uit de vakliteratuur of uit databanken, maken zich zorgen. De omvang en schaal van de erosie van de biodiversiteit dichtbij en ver weg neemt erg grote proporties aan.
Meer groen in het Groene Boekje
Toch zien we duidelijk meer aandacht voor groene kwesties. Maar aandacht vertaalt zich niet automatisch in gepaste actie. De Europese tak van de Wereldgezondheidsorganisatie bracht recent een heldere brochure uit die pleit voor meer groen in de stad: Urban green spaces: a brief for action. De bundel richt zich tot beleidsmakers en alle geïnteresseerde burgers. Het biodiversiteitsvraagstuk wordt de jongste tijd almaar vaker in verband gebracht met gezondheid. Natuur in de stad voor beestjes, maar vooral voor mensen.
Tuinen en parken kunnen mooi groen zijn, zonder dat ze een geschikte thuishaven vormen voor inheemse planten en dieren. Een decor zonder spelers. Lege groene landschappen.
In die context geldt groen doorgaans als synoniem voor biodiversiteit, maar dat is wel vaker kort door de bocht. Tuinen en parken kunnen mooi groen zijn, zonder dat ze een geschikte thuishaven vormen voor inheemse planten en dieren. Een decor zonder spelers. Lege groene landschappen. Bovendien stellen wetenschappers vast dat ook de perceptie van het publiek verandert. We spreken over het shifting baseline syndroom. Wanneer heel weinig vlinders in een landschap de norm wordt, spreken we bij een moment met enkele vlinders samen op een vlinderstruik al over “veel” vlinders. Ook onze ijklijn voor perceptie daalt geleidelijk met het verschralen van de biodiversiteit.
Het ene groen, is het andere niet, voor wie kijkt door een biodiverse bril. Misschien hebben we nood aan nieuwe, enthousiaste woorden voor “groen” dat betekenisvol is voor de diversiteit aan levensvormen binnen en buiten de stad, of in het landbouwgebied. De belevingswereld van een mens wordt in hoge mate bepaald door de taal die hij tot zijn beschikking heeft. Spreek je van “natuur” wanneer het over groendaken gaat? Europese beleidsmakers spreken routinematige over “groene infrastructuur”. Een jargon van ingenieurs die weinig malen over de sprekende of sexy verpakking van het verhaal.
Misschien heeft de natuurbehoudswereld nood aan taalvirtuozen of kunstzinnige creatievelingen om oude en nieuwe plekken die kansen bieden aan dieren en planten sprekend en prikkelend te benoemen. Laten we daar eens meer dan een boompje over opzetten, in geuren en diverse kleuren.