Tijd voor een nultolerantie voor armoede
“‘Herverdeling, er is geen ontkomen aan’
Recent kregen we berichten te lezen alsof de Belgen de rijkste mensen ter wereld zouden zijn. Maar de realiteit is dat 13% tot 20% van de Belgen arm is. MO*columnist Geert Van Istendael pleit voor een nultolerantie tegen armoede.
MO*columnist Geert Van Istendael
© Brecht Goris
Media mogen dan wel bericht hebben dat de Belgen de rijkste mensen ter wereld zijn en dat we tot de landen met de meeste gelijkheid behoren, daar horen toch kanttekeningen bij, merkt MO*columnist Geert Van Istendael op. 13% tot 20% van de Belgen leeft in armoede of op de rand van de armoede. ‘Je hoort her en der het woord nultolerantie, als het gaat over drugs of rijden onder invloed of nachtlawaai. Ik pleit voor een nultolerantie voor armoede’.
Deze column is ook te beluisteren:
Bij tijden lijken onze kranten collectief bezocht te worden door één dwanggedachte. Die verdwijnt dan weer na een week of zo om plaats te maken voor iets nieuws dat de redacties onder geen beding mogen missen, zo niet is het einde der tijden nabij.
Een week of drie geleden, misschien zijn de berichten reeds uit veler geheugen gewist, bereikte ons de verblijdende mare dat volgens het globale rijkdomrapport van de Union des Banques Suisses wij, Belgen, de rijkste mensen ter wereld zijn. Een paar dagen hoorde, las en zag je haast niets anders in onze gazetten.
Hela, hola, hoe zit het dan met de Saoedi’s, de Verenigde Arabische Emiratezen en de Monegasken?
Ik dacht, hela, hola, hoe zit het dan met de Saoedi’s, de Verenigde Arabische Emiratezen en de Monegasken (dat zijn de ingezetenen van Monaco)? En onze naaste buren, de Luxemburgers? Blijkt bij nader toezien dat er toch wel wat staten niet meegeteld worden. IJsland bijvoorbeeld, waar ze op een hoge berg geld zitten daar bij de smeltende Noordpool.
Ik las berichten over twee tabellen. De ene wordt gebruikt als maatstaf voor het gemiddelde privévermogen. Daarin staan de Zwitsers op nummer één. Wie zou dat verbazen? Op nummer twee vinden we de Verenigde Staten, net zo min een verrassing.
En dan is er de tweede ranglijst. Wie voert die aan? België toch niet zeker!?!
Het enige land dat ons in die volgorde benadert is Australië. Het land zou ons volgens sommige bronnen zelfs overtreffen, maar hoe en waarom dat zo is, heb ik niet goed begrepen. Iets met wisselkoersen, geloof ik.
Schiet me niet overhoop als ik ernaast zit. Het heeft trouwens niet zoveel belang. Of we nu op nummer één of nummer twee staan, we staan helemaal bovenaan te prijken. De derde (Hongkong) komt niet eens in onze buurt.
Gelijke rijkdom?
Die tweede ranglijst geeft de mediane rijkdom weer. De mediaan van de rijkdom in België is ongeveer 229.000 euro. Dit wil zeggen dat de helft van onze medeburgers meer bezit en de andere helft minder.
Hoeveel de allerrijkste Belg en hoeveel de allerarmste Belg bezit, zit dus niet vervat in de mediaan. Daarvoor heb je een andere maatstaf nodig: het rekenkundig gemiddelde (alle centen optellen en de som delen door het aantal Belgen).
De tabel levert wel onverwachte resultaten op. In Nederland bijvoorbeeld is het mediane inkomen meer dan de helft lager dan bij ons.
Nu proberen allerlei economen die voor ons vleiende rangorde van de Union des Banques Suisses onderuit te halen. Internationale vergelijkingen zijn altijd hachelijk, voeren ze aan. We zijn immers aangewezen op schattingen en die zijn vaak weinig betrouwbaar.
Allemaal onbetwistbaar. België heeft bijvoorbeeld geen vermogenskadaster, iets waar ik een fervent voorstander van ben. We weten dus niet hoeveel Belgisch vermogen op Kaaimaneilanden en andere Bahama’s geparkeerd staat. Maar goed, als je een deel van de grootste rijkdom níet in de tellingen kunt opnemen wegens onnaspeurlijk, verláágt je mediaancijfer natuurlijk.
Bij ons is het verschil tussen de mediaan en het rekenkundige gemiddelde klein, ten minste, in vergelijking met andere landen. Dat zou wijzen op geringe ongelijkheid in ons land.
Opnieuw zijn er economen die dat betwijfelen. Niet wegens de wiskunde, die is onbetwistbaar, maar wegens te veel onzekere basisgegevens.
Op onze beurt kunnen wij hun twijfels in twijfel trekken, dankzij de ginicoëfficiënt. Die heet zo omdat hij werd uitgevonden door de Italiaanse statisticus Corrado Gini, in 1912 al.
In de Europese Unie zijn Slovakije, Tsjechië en Slovenië gelijker dan België.
Toegepast op de verdeling van rijkdom in een land gaat het ding zo in zijn werk: bezit in een land één mens alles en de rest van de bevolking niets, dan is de coëfficiënt gelijk aan honderd (je kunt even goed zeggen gelijk aan één, maar dat heeft nu geen belang).
Bezitten alle inwoners van het land exact hetzelfde, dan is de coëfficiënt gelijk aan nul. Hoe dichter het cijfer nul benadert, met andere woorden, hoe lager de gini, hoe gelijker de rijkdom in een land verdeeld is.
Voor België ligt de gini om en bij 25, de jongste jaren in een dalende tendens. België is daarmee een van de allergelijkste landen ter wereld. In de Europese Unie zijn Slovakije, Tsjechië en Slovenië gelijker. De Verenigde Staten situeren zich boven veertig, zeer ongelijk dus, wat schandalig is voor dat steenrijke land.
Relatieve gelijkheid
Ik heb allerlei verklaringen gezocht voor de relatieve gelijkheid in ons koninkrijk. Hier zijn er drie.
Onze ongemeen sterke vakbonden. Maar er leven machtige vijanden van de vakbonden onder ons. Sommige buitenlandse managers zijn in hun eigen land slappe vakbonden gewend. Ze nemen de kracht van onze vakbonden waar met afgrijzen. Ze reageren buitenmate agressief op stakingen en acties. Denk aan wat met Delhaize Ahold gebeurde en nog steeds gebeurt.
Onze sociale zekerheid. Ik blijf die een toppunt van Europese beschaving noemen, op gelijke hoogte met Bach, Dante en de Franse kathedralen. Onze sociale zekerheid is zeker niet volmaakt. Maar ze is een dam tegen de drievoudige armoede die vroeger voor miljoenen dreigde: armoede door ziekte, armoede door werkloosheid, armoede door hoge leeftijd. En ze herverdeelt rijkdom. Laten wij dat toch nooit vergeten. Wij moeten onze sociale zekerheid bestendig verbeteren en wij mogen niet toelaten dat ze wordt uitgehongerd.
En dan is er de zo bespotte baksteen in de maag. Wacht even met lachen. Wij zijn een volkje van huiseigenaren en nu blijkt dat de muren van ons erf onze schutswallen tegen armoede zijn. Iedereen kan de verschillen tussen nederige stulpjes en patserige villa’s zien, maar tot voor kort was er toch voor elk wat wils.
Onze sociale zekerheid. Ik blijf die een toppunt van Europese beschaving noemen, op gelijke hoogte met Bach, Dante en de Franse kathedralen.
Tussen haakjes, ik heb daar een kleine theorie over. Onze verkwistende, wanstaltige, kliederige ruimtelijke ordening heeft ons lang behoed voor te hoge grondprijzen. Want als je zowat overal mag bouwen, blijft het aanbod ruim. Bij strenge zonering, dus de beperking van de te bebouwen ruimte, zoals die bijvoorbeeld in Nederland al heel lang bestaat, daalt het aanbod onverbiddelijk en stijgt de prijs van de bouwgrond even onverbiddelijk. Alleen raken bij ons de jongste tijd de percelen op.
Ik vraag me af hoe jonge stellen nog een fatsoenlijke dak boven hun hoofd zullen kunnen verwerven. Misschien moeten wij, bejaarden, de deuren van onze schaamteloos stijlloze paleisjes voor hen en hun kroost opengooien. Plaats zat. Wij beebieboemers beginnen langzamerhand aan het grote uitsterven. Sluit de haakjes.
Rijk?
Ik hoor de tegenwerpingen al. Nooit gehoord van het verschil tussen de Hutsen, de Spoelberghs en Van Dammes enerzijds, en anderzijds de eerste de beste steuntrekker? Inderdaad.
Naar schatting tussen 13% en bijna 20% van de Belgen zijn arm. Bekijk dat laatste cijfer goed. Het betekent dat zowat één op acht tot één op vijf Belgen in armoede of op de rand van de armoede leeft.
Kijk maar eens aandachtig om u heen, in uw buurt, uw stad, uw dorp. Eén op acht voorbijgangers. Eén op vijf. Ziet u ze? Op straat? In de tram? Op de speelplaats van uw kinderen?
Wie ongezien wil wegglippen, richting Maagdeneilanden of Luxemburg, die dienen we te behandelen als een crimineel.
Woont u Brussel, dan is het 30%. Net niet een op drie. Daar kan toch geen mens naast kijken. Tel ze, telkens als u door de Etterbeekse Tongerenstraat (rijk) of de Molenbeekse Ribaucourtstraat (arm) of elders in onze hoofdstad wandelt.
De Belgische armoedecijfers blijven onder het Europese gemiddelde, waarin landen als Roemenië en Bulgarije meetellen. De Nederlandse armoedecijfers liggen iets lager dan de onze. De landen met het laagste armoedepercentage van Europa zijn Slovenië en Tsjechië. Maar toch, het is beter niet uit te barsten in jubelzangen.
Je hoort her en der het woord nultolerantie als het gaat over drugs of rijden onder invloed of nachtlawaai. Ik pleit voor een nultolerantie voor armoede.
Ik moet onwillekeurig terugdenken aan die Uruguayaanse president uit negentienhonderd of daaromtrent, met hangsnor en dubbele kin, José Batlle y Ordóñez. Hij wilde dat los ricos fueran menos ricos para que los pobres fueran menos pobres, dat de rijken minder rijk zouden zijn opdat de armen minder arm zouden zijn.
Hij wilde dat al zijn medeburgers samen één grote middenklasse zouden vormen (zie mijn stuk hier, 12 augustus 2021). De samenleving moet zoals een olijf zijn, placht deze ouderwetse liberaal te zeggen. Zonder uitsteeksel aan de kop of aan de staart.
Herverdeling dus, er is geen ontkomen aan. En wie ongezien wil wegglippen, richting Maagdeneilanden of Luxemburg, die dienen we te behandelen als een crimineel. Laten we dat soort volk bij de lurven vatten en zeggen, de grote Achiel van Acker indachtig: Tons goan ek joen in den bak steken.