“‘Het had al weer gebeurd kunnen zijn’
Denk niet dat er in Europa geen oorlog kan uitbreken omdat we dit jaar een bijzonder zonnig voorjaar hebben, omdat onze laatste oorlog zo lang geleden is, omdat we het druk hebben op ons werk, omdat onze zomervakantie al geboekt is of omdat we uitkijken naar de live-optredens van 'The Voice'. Deze waarschuwing hou ik mezelf voor als ik ‘s avonds naar het journaal kijk terwijl de laatste berichtgeving vanuit de Krim via de televisie onze huiskamer bereikt - het nieuws wordt sowieso al gefilterd door de ruimtelijke afstand en de rustige voorleesstem. Blijf wakker, zeg ik dan, er hoeft maar iets stoms te gebeuren.
Honderd jaar geleden begon 1914 ook gewoontjes: met hartelijke nieuwjaarswensen, lekker eten en drinken en de hoop op een goede gezondheid. In het boek 1913: het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw van de Duitse historicus Florian Ilies beschrijft hij in december nog even de eindejaarsmode. ‘Wat draagt de vrouw op oudejaarsavond?’ Het tijdschrift Welt der Frau geeft gelukkig tips. ‘De fleurige kleuren die dit seizoen kenmerken komen ook terug in de toiletten voor kleinere feestjes. De meeste modellen hebben, dankzij de losse snit, het liefelijke karakter dat slanke verschijningen zo charmant staat.’
Het was die winter wel bitter koud, lees ik dan weer in 1914: het vervloekte jaar, het recente boek van Dirk Verhofstadt, alweer een fijn boek gebaseerd op dagboeken, tijdschriften, brieven uit die tijd, maar nu per dag weergegeven in plaats van per maand. Zoals te verwachten valt, wordt het boek minder vrolijk naargelang het jaar vordert. De eerste dagen was het in Europa echter gewoon zo koud dat iedereen naar de zomer verlangde. Nauwelijks iemand die eraan dacht dat er tegen die tijd misschien een grote oorlog zou woeden of dat men zich al snel geen zorgen meer zou moeten maken over een slanke lijn.
De kunstenaars hadden in 1913 met hun modernistische experimenten de gemoederen nog maar eens serieus verhit, dat was waar.
De vrouwen maakten overal de mannen zenuwachtig omdat ze meer rechten wilden, in Engeland gingen ze wild te keer, oké.
Er waren in heel Europa interne en externe spanningen te bespeuren, veel militaire bluf en af en toe een potsierlijke schermmutseling, wel ja.
En en toe werd men wel degelijk opgeschrikt, vooral als het in de Balkan flink knetterde, maar altijd kon men even later weer opgelucht ademhalen.
Oorlogje van niets
Er was zoveel vooruitgang, in wetenschap en techniek, in sport en onderwijs, in geneeskunde, bouwkunst en mode. Je moest al erg pessimistisch ingesteld zijn om de toekomst te wantrouwen. Schrijvers en kunstenaars werkten samen en zagen elkaar in Londen, Parijs of Berlijn. Europa was van hen, zo meenden ze, en was nog nooit zo vredelievend geweest.
Als het toch zover zou komen, zo speculeerden ze, zou het maar een oorlogje van niets zijn, kort van duur en met beperkte schade.
In zijn boek De wereld van gisteren beschrijft de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig hoe hij en zijn vrienden voor de Eerste Wereldoorlog oprecht meenden dat de internationale spanningen nooit tot oorlog zouden leiden. Als het toch zover zou komen, zo speculeerden ze, zou het maar een oorlogje van niets zijn, kort van duur en met beperkte schade.
‘Ach, wij hielden allemaal van onze tijd die ons op zijn vleugels droeg, we hielden van Europa! Maar dit goede vertrouwen in de redelijkheid, dat ze op het laatste ogenblik de waanzin zouden tegenhouden, dat was tegelijk de enige schuld die wij op ons laadden.’
Ze vertrouwden op hun vriendschapsgevoelens en hun Europees zijn, op de internationale socialistische anti-oorlogsgevoelens en op enkele krachtdadige politici die tegen oorlogshitserij waren. Onderwijl gingen ze rustig naar de bibliotheek.
En toen gebeurde er iets stoms
De Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger bracht met zijn vrouw een officieel bezoek aan Bosnië en Herzegovina. Op 28 juni waren ze in Sarajevo. Enkele studenten hadden beslist om als verzetsdaad de aartshertog te vermoorden. Toen die met zijn vrouw in een open wagen voorbijkwam, gooide één van hen onhandig een granaat. Frans Ferdinand pakte de granaat even snel weer op en gooide haar van hem weg. De aanslag was verhinderd maar de granaat maakte wel gewonden in de vervolgwagen.
De student dronk een flesje cyaankali in om niet te worden gepakt, helaas werkte dat niet omdat het goedje te oud was, hij gooide zich daarom maar in de rivier. Het water was op die plek twintig centimeter diep. Hij werd gearresteerd. Men zou als handlanger voor minder teleurgesteld een café binnengaan, dat deed dus de andere student.
Intussen had de aartshertog beslist af te wijken van zijn programma en in het hospitaal de gewonden te bezoeken. Omdat men echter vergat deze wijziging ook aan de chauffeur te melden vervolgde die zijn gewone weg. Nadat hij werd ingelicht reed hij langzaam achteruit. En kijk, juist op dat moment verlaat die tweede student het café, ziet verbaasd de stoet van de aarsthertog achteruit voorbijrijden, springt op de treeplank, haalt een klein pistool tevoorschijn en schiet. Er gebeurde iets stoms, zoals ik al zei.
Hoe daarna in Europa het eigen nationalisme en het gebrek aan instituties en verdragen tot een allesvernietigende oorlog leidde, is al iets moeilijker na te vertellen.
Geen zomerser zomer
In het boek 1914 waarin Verhofstadt dag na dag de gebeurtenissen beschrijft, lees ik nog op donderdag 25 juni: ‘De zomervakantie staat voor de deur. Het is en blijft prachtig weer. (…) De temperatuur in Berlijn is bijzonder hoog. (…) De Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand en zijn echtgenote Sophie Chotec hebben al een verblijf geboekt in het Grand Hôtel des Bains et des Familles in Blankenberge (…). Wat verder op de bladzijde wordt er op zondag 28 juni natuurlijk verhaalt over de moord op de Oostenrijkse kroonprins, maar evengoed over de twaalfde editie van de Ronde van Frankrijk die op diezelfde dag in Parijs startte. Favoriet was de Belg Philippe Thys, bijgenaamd de basset.
Oorlog breekt altijd plots in het gewone leven in. De meeste mensen zien het niet aankomen.
Oorlog breekt altijd plots in het gewone leven in. De meeste mensen zien het niet aankomen. Dat vergeet men wel eens als men jaren later historische analyses leest. Een boek zoals dat van Verhofstadt brengt dit weer in herinnering. Ook in Stefan Zweigs biografie Een eeuw van gisteren verhaalt Zweig over een dansavond die hij op de vooravond van de 29ste juni bijwoonde.
‘De zomer van 1914 zou ook zonder het noodlot dat hij over de Europese aarde bracht onvergetelijk voor ons zijn geweest. Want ik heb zelden een zomer meegemaakt die bloeiender, mooier, ik zou haast zeggen zomerser was. De hemel dagen en dagen lang zijdeblauw, de lucht zacht en ook niet zwoel, de velden geurend en warm, de bossen donker en dicht met hun jonge groen.’ Op de vooravond van de 29ste juni zit hij in een kuuroord in Baden vlakbij Wenen onder de bomen te lezen. De zomer zou hij doorbrengen in het Belgische Den Haan bij zijn vriend Verhaeren, maar nu is hij nog daar. En kijk.
‘In lichte zomerkleding, vrolijk en zorgeloos, golfde de menigte in het Kurpark op de maat van de muziek. Het was een zachte dag; de hemel was onbewolkt boven de brede kastanjebomen, het was echt een dag voor geluk.’
Maar de muziek hield plotseling op, de menigte veranderde haar beweging, stond stil en stroomde vervolgens op één plek samen. Op een aanplakbiljet kon men het nieuws van de moordaanslag lezen. Hij zag geen geschokte gezichten, herinnert Zweig zich later, geen verbittering. De aartshertog was niet geliefd en het leek niet echt verontrustend te zijn. ‘Twee uur later merkte je al niets meer van enige echte rouw. De mensen praatten en lachten, ‘s avonds laat speelde de muziek alweer in de café’s.’
Zweig schrijft dat de kranten de volgende dag necrologieën brachten en hun verontrusting uitspraken over de aanslag. Volgens hem wees niets erop dat deze gebeurtenis gebruikt zou worden als aanleiding voor een politieke actie tegen Servië.
Dinsdag 4 maart 2014
Ik verzucht bij nieuwsbeelden vanuit de Krim: ‘Er moet maar iets stoms gebeuren’. Een groep Oekraïense soldaten stapt bij de vliegbasis van Balbek op om de controle over hun vliegtuigen en vliegveld terug te krijgen, ze dragen vlaggen, geen wapens. Russische soldaten, zo lijkt het wel, lossen waarschuwingsschoten, ze schieten boven de hoofden en dreigen in de benen te schieten.
Ik hoor hoe de Oekraïnse bevelhebber herhaaldelijk de militairen achter hem vraagt kalm te blijven, ik zie hoe zenuwachtig de Russische soldaten zijn. De bevelhebber wil praten. Hij lijkt me de rust zelf maar ik hou intussen de gezichten van de jonge soldaten in het oog. Ik hou mijn hart vast wanneer een Russische soldaat nogal wild met zijn geweer zwaait. Er moet maar iets stoms gebeuren, denk ik, iemand die uit zenuwachtigheid zijn geweer richt en schiet.
Nog maar twee jaar geleden werd de Nobelprijs voor de Vrede toegekend aan de Europese Unie. Er was veel kritiek, er werd al eens gelachen, niemand van mijn vrienden uit heel Europa richtte een groot feest in. Het had gekund. Het had misschien toch gemoeten. We hebben twee wereldoorlogen nodig gehad om te beseffen dat het steeds opnieuw oprukkend nationalisme uiteindelijk onze mannen naar het front stuurt, onze dorpen en onze steden vernietigt, onze vrouwen in de ellende stort, onze kinderen verhongert, ons werk en onze vakantieplannen dwarsboomt, kortom onze wereld grondig kapotmaakt.
Daarom zijn we met Europa gaan samenzitten, en daarom moeten we met Europa nog altijd samenzitten. Wie dat vergeet heeft een ernstig gebrek aan historisch bewustzijn en loopt daardoor gevaar in de toekomst niets te zien aankomen, zelfs geen volgende oorlog.