De oplossing is niet bekering, maar het omarmen van verschil
“‘Is het integratiediscours een vorm van “seculiere” bekering?’
Natuurlijk is het zinvol om anderen te vragen en in staat te stellen de lingua franca hier te leren, stelt Anya Topolski. Maar assimilatie? Waarom zouden zij die hier terechtkomen, om welke reden ook, moeten assimileren? Is iemand incompleet of verkeerd of “belastend” als hij niet Vlaams, Belgisch of Europees is?
Anya Topolski
© Brecht Goris
Tot mijn grote eer was ik vorige maand uitgenodigd om de keynote lezing te verzorgen bij de halfjaarlijkse bijeenkomst van de European Society of Women in Theological Research aan de K.U. Leuven. Het thema van het congres was uitdagend: er werd gekeken naar de intersectie van gender, ras en religie en de (on)zichtbaarheid van bepaalde groepen en mensen binnen gevestigde religies.
In de Leuvense promotiezaal (berucht om haar Katholieke, patriarchale en koloniale decor) presenteerde ik mijn onderzoek naar de co-constructie van ras en religie in Europa en hoe deze verweven is met de heksenjacht in de vijftiende tot zeventiende eeuw. Naderhand luisterde ik aandachtig naar de reactie van een briljante katholieke theoloog (die ook een Benedictijner zuster is). Ik werd overvallen door wat er toen gebeurde. Ze begon met een reflectie op mijn werk dat, toegegeven, kritisch was op hoe de christelijke politieke gemeenschap van de tiende tot dertiende eeuw werd gedefinieerd door middel van exclusie. Maar na tien minuten begon ze te spreken over bekering.
Ik kon niet anders dan mezelf afvragen: gebeurde dit echt? Op een academisch congres? In 2019?
Ze sprak over hoe bekering is geworteld in liefde, het genot van het verspreiden van de gospel en de mogelijkheid voor mij om te worden opgenomen in de politieke gemeenschap van Christus. Mijn lichaam bevroor. Mijn hart begon te razen. Ik voelde pijn en woede in me opkomen. Plotseling leek de ruimte, die voor mij als een jonge gedreven academicus (die zich niet kon identificeren met de inhoud) zo vijandig was, versterkt door haar woorden.
Ik kon niet anders dan mezelf afvragen: gebeurde dit echt? Op een academisch congres? In 2019? Aangezien het een vrij groot congres was, realiseerde ik me snel dat ik een manier moest vinden om mijn hoofd koel te houden en niet te emotioneel te reageren. (Hoewel: misschien had ik juist de gedachte dat “te emotioneel zijn” problematisch is, moeten bevragen.) Hoe dan ook voelde ik dat het noodzakelijk was om aan haar, en het publiek, uit te leggen hoe de taal van bekering werd ervaren door mij, als een ‘Ander’, een niet-Christen.
Zo goed als ik op dat moment kon, stelde ik dat ik begreep dat haar geloof in bekering en universele inclusie voortkwamen uit de beste intenties. Maar dat wat in haar ogen een boodschap van liefde was, door mij werd ervaren als uitsluitend, gewelddadig en racistisch (in dit geval: antisemitisch).
Ik herhaalde twee stellingen uit mijn lezing. De eerste is prachtig geformuleerd door Naima Charkaoui in haar boek Racisme: Over wonden en veerkracht: ‘Een handeling kan dus racistisch genoemd worden, zonder de persoon te brandmerken als “racist”. In plaats van de intenties van de persoon die racistisch handelt, staat beter de ervaring van de persoon die geraakt wordt centraal’.
‘De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen’
Een iets minder aardige manier om dit te formuleren, is het gezegde ‘de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen’. Goedbedoelde liefde kan leiden tot ouders die hun kinderen schaden, echtgenoten die hun vrouw kwetsen en priesters die hun parochianen havenen. “Liefde” is niet altijd vrij van geweld. (Of, zoals bell hooks in All About Love schrijft: als een relatie gewelddadig is, is er eigenlijk helemaal geen sprake van liefde.)
Mijn tweede punt was dat haar woorden van bekering impliceerden dat ik moest veranderen, mezelf bekeren, om heel te zijn, om te worden gered. Schijnbaar maakt joods-zijn (of iets anders dan christelijk) iemand incompleet. Dat was precies de kern van het anti-judaïsme waar ik tijdens mijn lezing over had gesproken in relatie tot de kruistochten en de Inquisitie.
De essentie van beide was de dehumanisatie van de Joden (en andere niet-christenen). Niet-christenen werden niet gezien als (volledige) mensen door hun verwerping van de kerk, een positie die in 1215 werd geïnstitutionaliseerd met de “extra ecclasiam nulla salus” doctrine. En zelfs bekering bleek een valse belofte voor inclusie tijdens de Inquisitie/het kolonialisme. De onmenselijkheid of minder-menselijkheid van niet-christenen diende vaak als verantwoording voor hun uitbuiting, uitsluiting en uiteindelijk “eliminatie”. Dat is precies wat racisme vandaag de dag doet. De oplossing is niet bekering, maar het omarmen van verschil.
De respons op mijn lezing was niet mijn eerste ervaring met de taal van bekering. De eerste keer – hoewel privé – was veel persoonlijker en pijnlijker. Mijn voormalige schoonmoeder sloot me op in een auto, wijwater in de hand, en vertelde me dat ze mijn ziel kon redden. Deze ervaring was zo traumatisch dat ik nog amper kan genieten van blueberry pancakes (die we net daarvoor hadden gegeten) – tot dat moment een van mijn favoriete maaltijden. Tijdens mijn reactie op de gevestigde Benedictijner theoloog, realiseerde ik me dat haar woorden dit trauma hadden opgerakeld. Ze kon dit natuurlijk niet weten, maar toch: misschien zouden we ons allemaal moeten richten op hoe onze woorden en daden kunnen worden ervaren door anderen, in plaats van te focussen op onze bedoelingen. Is dat niet waar liefde om draait, de ander vooropstellen?
Het congres vond inmiddels meer dan een week geleden plaats, maar de gedachten en emoties die loskwamen, zijn nog steeds niet gezakt. Ik blijf maar wensen dat ik beter voorbereid was om te reageren – nadenken over de perfecte reactie – wensen dat ik me sneller had herpakt. Dit onrustige gevoel gaat dieper dan ijdelheid.
Een bekeringsdiscours mag dan – zeker op een universiteit – ouderwets aanvoelen, er is wel een soortgelijk discours dat alom aanwezig is in alle rangen van onderwijs, media, de wet en politiek. Een discours dat ik niet anders kan zien dan het bekeringsdiscours in een “seculier” jasje: het discours van integratie. (Of moet ik toegeven dat de keizer naakt is en het een “assimilatiediscours” noemen?)
Altijd lachen en door het stof kruipen uit dankbaarheid voor degenen die “toestaan” dat je hier leeft.
Kijk eens om u heen in Vlaanderen, en probeer dat te doen volgens hetzelfde principe dat leidend zou moeten zijn in discussies rondom racisme: stel de ervaring van de persoon die geraakt wordt centraal. Dan kunt u vraagtekens plaatsen bij de “goedbedoelde” intenties van degenen die integratie promoten of “forceren”. Hoe wordt dit integratiediscours ervaren?
Ik kan me voorstellen dat het als gewelddadig wordt ervaren door degenen die geacht worden te integreren. Iemand moet integreren, en snel ook, om zijn of haar nieuwe loyaliteit te bewijzen. Altijd lachen en door het stof kruipen uit dankbaarheid voor degenen die “toestaan” dat je hier leeft. Behalve gewelddadig, kan ik me voorstellen dat het zo onrechtvaardig voelt dat zelfs als je er alles aan doet om te integreren, je als “ander” nooit gelijkwaardig wordt behandeld. Niet op school, niet op de arbeidsmarkt, niet op de huizenmarkt. Je huid is de verkeerde kleur of hun religie te zichtbaar of hun accent niet correct.
Waarom zouden zij die zijn gedwongen hun huis en haard te verlaten (uit angst voor hun leven), of zij die simpelweg een beter leven voor zichzelf willen creëren, moeten assimileren om Vlaams of Belgisch of Europees te worden? Is iemand incompleet of verkeerd of “belastend” als hij niet Vlaams, Belgisch of Europees is? Moet de “ander” nog steeds worden gered door de gospel van integratie dat de weg wijst naar de waarheid en het licht?
Carl Schmitt schreef ooit: ‘Alle significante concepten van de moderne theorie van de staat zijn geseculariseerde theologische concepten.’ Als dit klopt, is het dan mogelijk dat het integratiediscours de ‘seculiere’ vorm van bekering is?