Het is de schuld van...

Column

De ene wordt iets meer gestraft dan de andere

Het is de schuld van...

Het is de schuld van...
Het is de schuld van...

De coronapandemie toont duidelijk dat rampspoed niet iedereen op dezelfde manier treft. De 25 rijkste miljardairs werden “dankzij” het coronavirus 255 miljard dollar rijker. Zouden zij weten dat sommige mensen moeten kiezen tussen schoolboeken of verse groenten?, vraagt Bieke Purnelle zich af.

© Brecht Goris

Bieke Purnelle

© Brecht Goris

De coronapandemie toont duidelijk dat rampspoed niet iedereen op dezelfde manier treft. De 25 rijkste miljardairs, bijvoorbeeld, werden “dankzij” het coronavirus 255 miljard dollar rijker. Zouden zij weten dat sommige mensen moeten kiezen tussen schoolboeken of verse groenten, vraagt Bieke Purnelle zich af.

Iedereen wist dat het de verkeerde kant uitging met de volksgezondheid, maar ontkenning is een vertrouwde en hardnekkige reflex wanneer onheil ons overvalt. Terug naar af, zo lijkt het. Al die moeite, al dat gemis voor niets. Het geduld is op, de rek is eruit, de lontjes zijn kort, en met het wederzijds begrip en de solidariteit is het ook ooit beter gegaan.

Maatregelen die mensen moeten beschermen tegen een mogelijk fatale ziekte heten “straffen”. De jongeren worden gestraft. De horeca wordt gestraft. De ondernemers worden gestraft. Alsof iedereen onterecht in de hoek staat. Wie besmet raakt, zwijgt in alle talen, want COVID-19 is geen pech maar boete. Eigen schuld, dikke bult. Had je maar niet moeten dit of dat. Had je maar beter moeten oppassen.

Het is de schuld van de feestende studenten, van de barbecueënde boomers, van de virologen, van de politici, van de buren die elke zondag de ganse familie over de vloer krijgen, van de meneer met zijn mondmasker onder zijn neus, van de voetballers, van de scholen, van weetikveelwie. Alles moet immers altijd iemands schuld zijn.

Het is alsof wij voortdurend moeten kiezen tussen leven en elkaar helpen overleven, en altijd het verkeerde kiezen. Sommige keuzes zijn dan ook onmogelijk. Knuffel je je moeder of je vader; je oudste of de jongste; vriendin A of vriend B? En wie knuffelt jou als je in geen enkele microbubbel past? Kiezen tussen contact, voeling en verbinding of veiligheid.

In mijn hoofd tel ik de hoeveelheid woorden die ik gemiddeld uitspreek in normale tijden. Vandaag is mijn taal herleid tot stille, zwarte letters op een wit vlak. Spreken en schrijven zijn niet hetzelfde. Het eerste heeft weinig bedenktijd nodig en komt vanzelf. Ik mis de moeiteloosheid van het gesprek, omlijst, versterkt of afgezwakt door ogen, handen en mondhoeken. Ik mis luid schaterlachen om eender wat. Schaterlachen doe je niet virtueel, alle emoji’s ten spijt.

In mijn thuiswerkkamer valt er weinig te schateren. Het is er stil en leeg, op het gesnurk van de hond na. Een monotonie die enkel wordt doorbroken door het thuiskomen van de kinderen, die hopelijk wel gelachen hebben in de klas. Ik mis thuiskomen, na een dag vol indrukken en gesprekken. Ik ben dankbaar dat mijn kinderen ergens kunnen thuiskomen waar het warm en veilig is.

‘Het is voor iedereen crisis’, zei de mevrouw. Ik knikte meelevend, maar dacht er het mijne van. Dat het niet waar was, bijvoorbeeld.

Ik leg hen uit waarom ze allebei geen verjaardagsfeest kunnen vieren; waarom logeerpartijtjes momenteel geen optie zijn; waarom we niet zomaar ergens naartoe kunnen; waarom we onze vrienden niet of amper zien. Ze zeuren niet, maar zuchten gedempt. Kinderen zijn soms beter in aanvaarden dan wij, driftig tegensputterende volwassenen. Toch koop ik extra lekkers en die ene soort chips die ze zelden krijgen omdat ik het gore troep vind. Troostvoer in tijden van afstand en isolement.

Wij hebben weinig om over te klagen. Een dak boven ons hoofd, een warme thuis, een gevulde koelkast en genoeg liefde om een paar lockdowns te overleven zonder kwetsuren.

Het ongemak en het gemis zeuren, maar krijsen niet toondoof in onze oren. Niet zo luid als het geloei van het alarm in de oren van mensen die hun job of inkomen zien wegvallen en hun koelkast niet meer kunnen vullen. Liefde is alles, maar zonder inkomen schiet ook de liefde altijd tekort.

‘Het is voor iedereen crisis’, zei de mevrouw in de winkel waar ik op zoek was naar een nieuwe comfortabele thuiswerk- en bankhangbroek. Ik knikte meelevend, maar dacht er het mijne van. Dat het niet waar was, bijvoorbeeld.

Toevallig en redelijk tegen mijn zin had ik net gelezen hoe de grootste bedrijven ter wereld hun recordwinsten van de voorbije jaren met 46 miljard dollar hadden zien groeien. Dat had goed nieuws kunnen zijn, ware het niet dat die extra miljarden geenszins waren teruggevloeid naar een samenleving in nood.

88 procent van de overwinst werd namelijk uitgekeerd aan de aandeelhouders, niet toevallig mensen die zich in de opperste regionen van de rijkdom bevinden, mensen met jachten, een wagenpark en marmeren tuintafels.

De 25 rijkste miljardairs werden het afgelopen half jaar 255 miljard dollar rijker. Wat doen mensen met zoveel geld? Nieuwe aandelen kopen? Stappen zij wel eens achteloos over een dakloze medeburger heen? Kijken ze wel eens een jammerlijk ontslagen werknemer in de ogen? Zouden ze weten dat sommige mensen moeten kiezen tussen schoolboeken of verse groenten?

Het zou voorpaginanieuws kunnen zijn, en een verfrissende afwisseling van de dagelijkse COVID-rampspoed bovendien. Dat multinationals die noodsteun ontvangen van overheden en duizenden werknemers ontslaan wel de uitbetaling van hun aandeelhouders garanderen in tijden waarin niemand garanties heeft.

Rechtvaardige belastingen zijn de enige manier om samenlevingen weerbaar te maken voor het soort crisis waar we tot aan onze nek in spartelen. Wil iemand dat eens op tafel leggen, tussen de medische statistieken en de afstandsmaatregelen? Misschien komt er dan toch iets goeds voort uit deze kille tijden.