“‘Het leven is theater en ik wil de vrijheid om er de regie over te voeren’
Sachli Gholamalizad voelt zich het best op het podium, want daar moet ze luisteren naar haar publiek. In het echte leven klinkt het gedruis van het meningencircus haar vaak te luid. Want de maat is vol en haar kop zit toe.
Ik sta twee weken lang in het Royal Theatre Of Plymouth waar ik iedere avond A Reason To Talk opvoer, mijn eerste voorstelling die ondertussen al vier jaar oud is.
Een voorstelling over de getroebleerde relatie met mijn moeder. Over de complexiteit van het opgroeien in een andere cultuur dan die waarin je moeder is grootgebracht. Over het willen communiceren met elkaar maar elkaar niet kunnen begrijpen. Over het leren luisteren naar elkaar. Over liefde en opoffering, over woede en onbegrip. Over proberen, maar telkens niet slagen. Over wat we niet durven uit te spreken maar ons hele leven met ons meedragen, over wat ons tekent als mens, wat we doorgeven aan onze kinderen. En dat alles in een vorm die me dwingt me heel kwetsbaar op te stellen op de scene, die me nederig maakt en laat ondergaan.
Mensen vragen me wel eens hoe ik deze voorstelling zo vaak kan spelen zonder het beu te worden. Ondertussen ben ik de tel kwijt na de op zijn minst honderdtwintig opvoeringen, maar gek genoeg blijft deze voorstelling me verrassen en doen groeien als mens én als acteur. Dus, nee, ik word het niet beu, want iedere keer is het een andere voorstelling voor mij. Iedere avond is het een ander verhaal, een ander accent dat me raakt of me bijblijft, dat me verwondert.
Je speelt een voorstelling ook nooit alleen (ook al sta ik er in dit geval letterlijk alleen). Je gaat er samen met je publiek doorheen. Elk gevoel is toegelaten in het theater. Elke gedachtensprong is een trigger om de complexiteit van mens zijn te proberen bevatten. Als je dat toelaat, is iedere opvoering telkens volledig anders.
Als ik toelaat mezelf kwetsbaar op te stellen, dan bestaat er geen goed of fout. Dan bestaat enkel de mogelijkheid tot toenadering, tot begrip.
Dat is het mooie aan verhalen, aan fictie. Er zijn vele manieren om verhalen te interpreteren. Er bestaat geen goede of foute manier. Of slechts één perspectief. Elke associatie die je maakt, is in feite veroorloofd. Niemand hoort je dat af te nemen. En het mooie is dat dat telkens ook verandert. Wat je vandaag zo ervaart, hoeft de volgende dag niet hetzelfde te zijn. Dat draagt zowel schoonheid als pijn in zich mee. Loslaten wat schoon is vandaag, kan pijn doen, maar is ook noodzakelijk. Er komt altijd iets anders voor in de plaats.
Er zit een eerlijkheid in het theater die het echte leven soms mist. Je laat een vorm van twijfel en reflectie toe waar het dagelijkse leven je soms weinig ruimte toe verleent. In het dagelijkse leven voel ik me constant verplicht “iemand” te moeten zijn, een stem te moeten hebben, een ideologie met me mee te moeten dragen. Overal moet ik een mening over hebben. Liefst hapklaar en helder.
In het theater leer ik luisteren. Leer ik zwijgen. En wachten. Leer ik nederig zijn. Wat niet betekent dat ik enkel onderga. Ik leer van me afbijten door te luisteren. Door éérst te luisteren. De dingen toe te laten een effect op me te hebben. Afwachten wat dat effect met je doet, alvorens gelijk een “kantÏ te kiezen. En zo gebeurt het dat ik iedere avond versteld sta van hoe anders ik iets ervaar, dan slechts een dag ervoor. Als ik toelaat mezelf kwetsbaar op te stellen, dan bestaat er geen goed of fout. Dan bestaat enkel de mogelijkheid tot toenadering, tot begrip.
We zijn het luisteren aan het verleren. De druk is te hoog om een verkoopbaar “online verhaal” te hebben, dat begrijpelijk is, dat niet contradictorisch is. Maar zonder die contradictie zijn wij maar halve mensen.
We zijn het luisteren aan het verleren. De druk is te hoog om een verkoopbaar “online verhaal” te hebben, dat begrijpelijk is, dat niet contradictorisch is. Maar zonder die contradictie zijn wij maar halve mensen. We liegen onszelf iets voor en sussen onszelf in slaap door onszelf te vereenvoudigen, verkoopbaar te maken, aantrekkelijk te maken. Maar voor wie?
Waarom moeten we altijd steek houden? Correctheid doodt de creativiteit, doodt de kronkels in mijn hoofd, doodt het mogelijke. Correctheid doodt de empathie. Want correctheid verlangt naar een uniformiteit: iedereen moet in een hokje kunnen passen. Liefst in hetzelfde hokje. Maar ik wil juist in geen enkel hokje passen. Dat is net de vrijheid waar ik al mijn hele (bewuste) leven om strijd.
Ik herinner me plots een dramales tijdens mijn eerste jaar op de Kunsthumaniora. Ik moet een jaar of 15-16 zijn geweest. We werden gevraagd een scene voor te bereiden. Ik vroeg me af hoe ik de rol die me toegewezen werd, moest interpreteren: Er was niets van context geschetst, wie die personages waren, waar ze vandaan kwamen, waar ze naartoe gingen. De vrijheid die de docente ons toen gaf, maakte me helemaal van streek, ik blokkeerde volledig. Ze gaf me de raad dat er niet één maar ontelbaar vele mogelijkheden waren om die rol in te vullen en ze te spelen. Dus dat ik maar op mijn instinct moest vertrouwen. Maar met alle goede wil van de wereld, drong dat antwoord van haar maar niet tot me door. Ik was dat niet gewoon, komende van een katholieke school waar er niet meer dan één antwoord op alle vragen bestond. Dat het antwoord vooral ook niet uit ons kwam, maar uit de “leerstof”. Laat staan dat we daar de vrijheid kregen om zélf te bepalen hoe we ons “verhaal” wilden invullen.
Niet dat ik me daar niet beklemd voelde, heel erg zelfs, maar daar dacht ik ten minste dat ík het probleem was, niet dat ik de oplossing was. Dat was in ieder geval duidelijk. Deze nieuwe vrijheid en verantwoordelijkheid die ik plots toebedeeld kreeg, verlamde me gewoon. Ik moest leren vertrouwen op mijn eigen intellect en inlevingsvermogen. Er was geen goed of fout. Elk verhaal was mogelijk. Er was enkel de vrijheid om te scheppen. Mijn enige vijand was mijn angst. Het heeft me jaren geduurd voor ik die uitspraak écht heb kunnen leren begrijpen en nog steeds strijd ik ervoor om dat te leren om te zetten naar mijn eigen leven.
Door mijn eigen narratief te vertellen, eis ik mijn recht op te bestaan.
Door mijn eigen narratief te vertellen, eis ik mijn recht op te bestaan. Ik eis mijn recht op om delen van mezelf achter te laten, zaadjes te planten, op plekken die niet de mijne zijn, opdat ik ooit wel die plekken als de mijne kan beschouwen.
Ik ben geen minderheid. Mijn verhaal is geen “minderhedenverhaal”. Minderheden is een term die uitgevonden werd door bange mensen. Mensen die anderen in hokjes moeten plaatsen opdat ze de wereld kunnen “bevangen”.
Ons dagelijks leven dat wij de “realiteit” noemen is op zich ook fictie en hangt ook maar aaneen via verhalen. Verhalen die we overigens zelf vormgeven. Het zijn die verhalen die we kiezen te onthouden, of te vertellen, die ons maken wie we zijn. Door onze eigen verhalen te schrijven, te spelen, te dansen, te schilderen, te zingen, tonen we onze woede, ons verdriet, ons geluk. Tonen we dat we er zijn. Dat we bestaan. Fictie vormt ons. Geeft ons identiteit, geeft ons een stem. Fictie bepaalt ons beeld van de werkelijkheid. Net zoals een goed boek waarin het hoofdpersonage even echt als een vriend kan aanvoelen, zo niet nog échter dan een “echte” vriend, schept fictie een werkelijkheid dat mogelijk is. Dat mogelijk gemaakt kan worden. Door ons.
Ik besta omdat mijn verhaal kan bestaan. En mijn verhaal wordt realiteit omdat ik besta. In verhalen voel ik mij thuis, voel ik me welkom. Dát is mijn realiteit.