Kiezen tussen de “politiek van de hel” en “de politiek van het paradijs”
“‘Wat brengt de toekomst voor het precariaat?’
Het is tegenwoordig bon ton om begrip en zelfs sympathie te tonen voor dat deel van onze samenleving dat door Willem Vermandere ooit als “bange blanke mannen” werd omschreven. Het zijn niet enkel mannen en of ze overwegend withuidig zijn, is ook al niet meer duidelijk. Dat ze het “roepen en zingen aan ons deuren” liefst beantwoorden met muren, prikkeldraad en diep water waarop zo weinig mogelijk reddingsboten varen, dat klopt wel nog. “Deplorables” mogen we hen alvast niet meer noemen.
Glenn Halog (CC BY-NC 2.0)
Benno Barnard, die tegenwoordig in Engeland woont, deed het in De Morgen van 17/11: zijn visie op Engeland vandaag kan worden samengevat als arbeiders versus neoliberale blaaskaken. Arbeiders – ‘regelrechte slachtoffers van de globalisering, die zich door het geweeklaag van de bevoorrechten uitgejouwd voelen’ – versus neoliberale blaaskaken die in snotteren uitbarsten wanneer het woord “brexit” valt. Als toegift sleurt Barnard het concept “volkeren” erbij, om de algehele ondergang van de supranationale constructie Europese Unie te voorspellen. Eén volk, één staat, dan maar? Nogal wat Schotten en katholieke Noord-Ieren, die het Verenigd Koninkrijk als een overbodige supranationale constructie beschouwen, zullen het graag horen.
In dezelfde editie van De Morgen mocht Mark Elchardus zijn litanie voor gesloten grenzen nog eens overdoen. Ook Elchardus schopt naar supranationale instellingen; voor hem zijn het de Verenigde Naties die boter op het hoofd hebben. En net als Barnard sleurt Elchardus de liberalen erbij – ‘altijd te vinden voor veel en goedkope arbeidskrachten’ – want wat goed is voor liberalen kan toch niet goed zijn voor ons progressieve mensen. Ach.
Elchardus vergeet te vermelden dat de toenemende economische onzekerheid van de middenklasse in Europa veel meer het gevolg is van de migratie van jobs naar landen waar de loonkosten lager zijn dan van de migratie van mensen naar landen waar jobs beter worden betaald.
Er bestaat geen wetenschappelijke eensgezindheid over de positieve impact van migratie op de economie, stelt Elchardus nog, maar hij vergeet te vermelden dat de toenemende economische onzekerheid van de middenklasse in Europa veel meer het gevolg is van de migratie van jobs naar landen waar de loonkosten lager zijn dan van de migratie van mensen naar landen waar jobs beter worden betaald.
Ook voor Christophe Guilluy, in De Morgen van 13/11 (en vernoemd in het stukje van Barnard), is de open samenleving de grootste vergissing van de laatste decennia. “De lagere klassen tonen de weg, de elite kan volgen of verdwijnen”, stelt Guilluy. Waarheen leidt die weg dan? Alvast weg van de open samenleving, vermoed ik, en voor de rest zal ik eerst zijn boek moeten lezen (maar het is nog niet beschikbaar in het kosmopolitische Londen, wegens nog niet vertaald naar het Engels).
Cocktails van nationalisme en socialisme
Deze cocktails van nationalisme en socialisme werken stevig op mijn zenuwen, om meerdere redenen. Om het verwijt dat ik mij aan reductio ad Hitlerum bezondig te ontlopen, zal ik mij beperken tot één argument: het sluiten van grenzen rond volkeren zal het probleem van de toenemende onzekerheid van de middenklasse niet oplossen en zal het probleem van de onduidelijkheid over waar die grenzen liggen op scherp stellen.
Noord-Ierland illustreert het tweede deel van mijn argument. Dankzij de Europese Unie kan een deel van de bevolking van Noord-Ierland doen alsof het geen deel uitmaakt van het Verenigd Koninkrijk. Ze gebruiken geen Britse ponden maar bankbiljetten die worden uitgegeven door Noord-Ierse banken, die precies dezelfde waarde hebben maar waarop de woorden ‘Bank of England’ niet voorkomen.
Ze verkiezen vertegenwoordigers voor het parlement van het Verenigd Koninkrijk, waarvan ze dan verwachten dat die hun zetel nooit gaan opnemen – ook niet om tegen de brexit te stemmen. Voor een buitenstaander is dit moeilijk te vatten, maar het werkt blijkbaar wel: samen gedeeltelijk opgaan in een groter geheel om onderlinge conflicten te vermijden.
Wie laat uitschijnen dat de “gouden jaren” van de Britse of de West-Europese industrie gaan terugkomen van zodra we volkeren van elkaar afscheiden pleegt intellectueel bedrog.
Wat betreft het eerste deel van mijn argument: wie laat uitschijnen dat de “gouden jaren” van de Britse of de West-Europese industrie gaan terugkomen van zodra we volkeren van elkaar afscheiden pleegt intellectueel bedrog. Met importheffingen à la Trump kunnen we de uittocht van jobs wellicht vertragen, misschien stopzetten, maar de klok terugdraaien zal een ander paar mouwen zijn.
We hebben dringend nood aan nieuwe ideeën over hoe we de economie kunnen ten dienste stellen van de samenleving, zoals Melanie Schellens onlangs schreef.
Het precariaat: de al dan niet transformatieve klasse
Schellens zoekt inspiratie bij Karl Polanyi. Nog iemand die een deel van zijn mosterd bij Polanyi ging halen is Guy Standing. Voor zover ik het kan inschatten – want ik heb het nog niet gelezen – sluit Guilluy’s analyse aan bij Standing’s klassieker over “The Precariat: The New Dangerous Class”.[*] Wie onvoldoende tijd kan maken voor het boek zou de recente samenvatting en update moeten lezen: “The Precariat: Today’s Transformative Class?”.
Het is een kleine minderheid die de vruchten van de technologische vernieuwing plukt, de rest is vervangbaar, en voelt dat ook.
Het precariaat volgens Standing is wat overblijft van de middenklasse na decennia technologische vooruitgang en erosie van sociale bescherming: steeds meer mensen die ondanks een diploma geen vaste en degelijk betaalde job kunnen vinden, terwijl de ongelijkheid toeneemt. Het is een kleine minderheid die de vruchten van de technologische vernieuwing plukt, de rest is vervangbaar, en voelt dat ook.
Volgens Guilluy zullen de lagere klassen de weg leiden, volgens Standing zal het precariaat de samenleving transformeren. Standing laat er echter geen twijfel over bestaan dat, wat hem beftreft, niet om het even welke transformatie welgekomen is. Het precariaat is volgens hem zowel vatbaar voor “de politiek van de hel” (the Politics of Inferno), als voor “de politiek van het paradijs” (the Politics of Paradise). De politiek van de hel zet mensen tegen elkaar op, zoekt zondebokken, en ondergraaft zowel sociale rechten als mensenrechten. De politiek van het paradijs stelt de technoglogische vooruitgang ten dienste van iedereen, in de vorm van een universeel gegarandeerd basisinkomen.
Glenn Halog (CC BY-NC 2.0)
Of een universeel gegarandeerd basisinkomen het ei van Colombus is, weet ik niet zeker. Mij lijkt het wel wat: als ik mijn huidige job zou verliezen zou ik eindelijk beginnen schrijven aan dat boek dat al zo lang in mijn hoofd zit, en dankzij een basisinkomen moet ik me geen zorgen maken of het een bestseller wordt of niet. Maar ik vrees een beetje dat dit een voorbeeld is van de intellectuele elite die niet voldoende voeling heeft met de rest van de maatschappij.
Die knagende onzekerheid, gaat die echt over overlevingsangst, of eerder over een soort overbodigheidsangst? De eerste angst kan je wegnemen met een basisinkomen, de tweede niet. Als we dan toch aan het transformeren gaan, zou ik eerder de logica van onze huidige marktgedreven economie op zijn kop zetten. In plaats van competitieve economie als algemene regel te nemen, en sociale economie als uitzondering – die enkel en alleen van toepassing is wanneer het onweerlegbaar vaststaat dat een bepaalde economische activiteit best niet aan de markt wordt overgelaten – denk ik dat we moeten nadenken over sociale economie als algemene regel en competitieve economie als uitzondering.
Enkel voor de gebieden van de economie waarin competitie nog tot echte verbetering leidt – rekening houdend met de draagkracht van onze planeet, inclusieve samenlevingen, en dergelijke – houden de competitieve economie in stand, al de rest organiseren we volgens de principes van de sociale economie.
Een ander heikel punt – waarover Standing naar mijn gevoel op de vlakte blijft – is de vraag op welk niveau je dit soort oplossingen kan opzetten en uitproberen. Hoe je het ook draait of keert, en hoe graag je grenzen zou willen voorkomen, veel goederen en diensten die in een hoog-solidair of laag-competitief deelgebied van de wereldeconomie worden geproduceerd zullen minder concurrentiëel zijn dan goederen en diensten die in een laag-solidair en hoog-competitief deelgebied van de wereldeconomie worden geproduceerd. We zullen de gebieden waar we dit soort oplossingen uitproberen dus moeten beschermen tegen import uit laag-solidaire en hoog-competieve gebieden.
Tegelijkertijd wil je toch niet alle handel tussen verschillende gebieden onmogelijk maken, en kan je niet verwachten dat alle deelgebieden precies dezelfde spelregels aannemen, al was het maar omdat de ongelijkheid tussen de relative armoede en rijkdom van verschillende delen van de wereld ook nog moet worden aangepakt.
De Britse beslissing om de EU te verlaten “visionair” noemen zoals Benno Barnard doet, getuigt van gebrek aan toekomstvisie.
Om die puzzel op te lossen gaan we veel fijnere beheersinstrumenten nodig hebben dan 200 soevereine staten of 800 soevereine volkeren, en meer opties dan open of gesloten grenzen. Instrumenten zoals de Europese Unie, dus.
Vooral daarom ben ik het volstrekt oneens met Benno Barnard, die de Britse beslissing om de Europese Unie te verlaten “visionair” noemt. Een getuigenis van gebrek aan toekomstvisie, dat is het. Maar wat dat betreft is Engeland / Groot-Brittannië / Verenigd Koninkrijk helaas niet alleen.
[*] The precariat: The new dangerous class door Guy Standing is uitgegeven door Bloomsbury Academic. 192 blzn. ISBN-13: 9781849663519