“‘Het verhaal van Alexis en #CecilTheLion’
Columnist Ben Caudron gaat in gesprek met z'n denkbeeldig kleinkind over online hypes en verontwaardiging. ‘De mensen die eerst hadden geroepen over Alexis en de bankiers, riepen nu over Cecil en de stomme meneer.’
‘Opa, vertel je me het verhaal van Alexis en Cecil?’
‘Wil je het nog een keer horen? Ik vertelde het al zo vaak.’
Het kind knikte overtuigend. Ik zuchtte onhoorbaar.
Ik heb geen kleinkinderen. Wel een terras, met een parasol die het gebrek aan plataan moet compenseren. Op tafel staat een lege fles. Jan had artisanale geuze van Cantillon meegebracht. Ik zak traag weg en geef me over aan de grenzeloosheid die alleen dromen vermogen. Zelfs de gedachte dat ik mijn godin wil danken met spijzen die helaas aards zijn, moet de baan ruimen.
Men hoort weleens dat we dromen opdat we werkelijkheden zo moeten kunnen herschikken dat ze een plaats krijgen in de archiefkamers van onze ervaring. Dat we daarvoor soms beroep doen op wat niet is, hoeft geen belemmering te zijn. Ik ben blijkbaar gebaat bij een tafereel waarin een onbestaand kleinkind me ertoe aanzet om zonder al te veel sarcasme te vertellen over wat me bezighoudt.
‘Je weet toch dat opa zich alleen maar herinnert wat hem boos maakt?’
Ik hou van zwoele namiddagen. Van dagdromen. Van dromen waarin ik een beter mens mag zijn. Waarin iemand me ‘opa’ noemt. Al had ik liever gehad dat ik met ‘grote leider’ werd aangesproken. Ik hou van ironie.
‘Je weet toch dat opa zich alleen maar herinnert wat hem boos maakt? En dat andere mensen vinden dat opa geen snars begrijpt van financiële economie?’
Het brave kind vroeg gelukkig niet wat financiële economie betekent. De blik in de onschuldige ogen verried nieuwsgierigheid, maar ook ongeduld.
‘Weet je nog wat parlementaire democratie is?’ vroeg ik.
Ik ging er in mijn droom blijkbaar vanuit dat ik mijn kleinkind van jongs af aan probeerde af te leiden van essentiële zaken zoals wielerwedstrijden, emmers gevuld met ijskoud water of kabouters die ‘flopperdeflop’ zeggen (of iets wat daarop lijkt).
‘En weet je nog waar Griekenland ligt?’
Een beetje hypocriet van opa, die zelf nooit erg bedreven was in aardrijkskunde.
‘Bankiers en speculanten, weet je nog wat dat betekent?’
Het kind knikte opnieuw, steeds ongeduldiger. ‘Opa! Alexis? Cecil?’
Lees ook: Van Hellas naar Helaas: de woede van een Europeaan
‘Oké. Je herinnert je nog hoe de Griekse mensen moesten aanzien hoe ze steeds armer werden gemaakt. Toen werden er verkiezingen gehouden en werd Alexis eerste minister. Alexis had beloofd dat hij ervoor zou zorgen dat het leven van de gewone mensen weer beter zou worden. Hij had daarvoor aan andere, slimme mensen gevraagd om met hem mee te werken. Een van die andere mensen reed op een motorfiets en had geen das, waardoor de bankiers deden alsof hij niet slim was.’
‘En toen? Wat gebeurde er toen met Alexis?’
Waarom willen kinderen toch zo snel gaan? Een lang leven ligt voor hen.
‘Wel, de mensen die allemaal hetzelfde kostuum dragen en geld verdienen zonder iets te doen en waar anderen ook beter van worden, hadden geen zin om met Alexis te spelen. Toch niet op een eerlijke manier. Ze vonden het leuker om hem te pesten. Ze zegden tegen Alexis dat hij alles moest afgeven.’
‘Dat is niet eerlijk!’ riep het kind verontwaardigd.
Ik was een trotse opa en maakte mezelf wijs dat een rechtvaardigheidsgevoel genetisch bepaald is.
‘Nee, dat is niet eerlijk. Maar Alexis liet zich eerst niet doen en daarom werd hij zowat op z’n Grieks gepakt’.
‘Wat is dat, opa, op z’n Grieks gepakt?’
Deze had ik horen aankomen en ik bediende me van een smerige truc: ‘Dat moet je later maar een keer aan papa vragen.’
Het kind leek tevreden met het ontwijkend antwoord en ging verder.
‘Maar hoe zit dat nu met Cecil?’
‘Wacht nog even. Cecil komt zo aan de beurt.’
Ik probeerde niet kregelig te klinken en ging verder.
‘Weet je, op een bepaald moment keken heel veel mensen toe en zegden ze van alles over wat ze zagen. Velen geloofden de bankiers, want die zien er zo serieus uit, met hun dassen, hun pakken en hun gekamde haren.’
Ik merkte hoe mijn kleinkind me monsterde. Zouden mijn wilde grijze haren en mijn losse linnen tenue het doen besluiten dat ik niet serieus ben?
‘Toen werd het pesten pas echt erg. Alexis moest niet alleen alle knikkers afgeven, hij moest ook op zijn buik gaan liggen. Alexis verloor heel veel. Zelfs zijn vriend met de motorfiets. Maar de bankiers hadden wat ze wilden en dus keerden de andere mensen die hadden toegekeken en van alles hadden geschreeuwd op Facebook snel weer naar de andere kant.’
‘Wat zagen ze daar dan, opa?’
‘Cecil, mijn kind. Ze zagen Cecil, een oude leeuw die telkens weer moest poseren als witte mensen met dikke pensen een foto wilden maken. Die foto hadden ze nodig om hun vriendjes te laten zien hoe avontuurlijk ze die zomer wel geweest waren, daar in Afrika. Tot een stomme meneer het fototoestel inruilde voor een geweer en Cecil doodschoot’.
‘Da’s dan toch ook een stoute meneer, hé, opa?’
‘Ja, misschien wel. Ik denk dat het vooral een domme meneer was. Domme mensen met veel geld doen wel vaker domme dingen.’
‘Zijn er dan zoveel domme mensen, opa?’
‘En wat gebeurde er toen?’
‘Wel, de mensen die eerst hadden geroepen over Alexis en de bankiers, riepen nu over Cecil en de stomme meneer.’
‘En toen?’
‘Toen besloten andere mensen om net als het jaar ervoor emmers ijskoud water over hun kop te kieperen. Ze hoopten dat hun vriendjes dat opnieuw leuk zouden vinden.’
‘Zijn er dan zoveel domme mensen, opa?’
Ik zuchtte. Hoorbaar deze keer.
‘Helaas, mijn kind.’