De maand van Saskia Van Nieuwenhove
“‘Jongeren hebben het recht om te groeien zonder grote geldzorgen’
De prijzen zijn de voorbije maanden voelbaar gestegen. Maar waarom evolueren de leefbudgetten niet mee voor jongeren die leren zelfstandig te wonen?, vraagt experte jeugdzorg Saskia Van Nieuwenhove zich af. Hoe moet je als minderjarige leven en drie keer per dag eten van amper 7,5 euro per dag?
Konstantinos Tsanakas
Het is een open deur intrappen: de prijzen aan de pomp, voor verwarming en voor levensnoodzakelijke producten zijn voelbaar gestegen. Maar waarom evolueren de budgetten van voorzieningen voor jongeren niet mee?, vraagt experte jeugdzorg en jeugdbeleid Saskia Van Nieuwenhove zich af. Hoe moet je als minderjarige jongere leven en drie keer per dag eten van amper 7,5 euro per dag?
Op de leeftijd van achttien jaar verlaten jongeren de jeugdzorg, en het merendeel van hen gaat dan op kot. Vanaf die leeftijd krijgen zulke jongeren dan vaak een leefloon. Als je de huurprijzen bekijkt en alle vaste kosten optelt, dan hou je ongeveer 300 euro over om van te leven. Dat bedrag moet dienen om je eten en drinken mee te betalen, je telefoon, uitgaan, ontspanning en vervoer. Dat alles met zo’n 10 euro per dag.
Wie een leefloon krijgt, kreeg recent op korte tijd drie keer een verhoging van zijn/haar maandelijkse uitkering: halfweg 2021, op 1 januari 2022 en nu opnieuw op 1 maart. Telkens ging het om een indexering, omdat alle levensproducten zoveel duurder zijn geworden. En dat is goed. Ook de laagste inkomens krijgen een bijpassing. Dank aan de regering om hier bij te sturen.
Maar de huurprijzen én de energieprijzen stijgen ook. Het gevolg is dat je nog steeds maar zo’n 10 euro per dag overhoudt. En dat geldt ook voor kersverse verlaters van de jeugdzorg.
Sommige OCMW’s bedreigen jongeren snel met schorsing van hun leefloon, in andere steden wordt er veel soepeler met hen omgegaan.
Bovendien: de ene jongvolwassene met een leefloon krijgt meteen de opdracht om te zoeken naar werk, de andere krijgt een vrijstelling om op de arbeidsmarkt beschikbaar te zijn omdat hij ingeschreven is als student, cursist, een opleiding volgt of instapt in een jongerentraject, zoals in De Kazematten in Gent.
Hoe het OCMW en andere instellingen omgaan met de financiële situatie, verschilt van jongere tot jongere en van stad tot stad. Sommigen krijgen een leefloon, en worden meteen bedreigd met schorsing van dat leefloon wanneer ze een afspraak niet nakomen. In andere steden wordt met deze groep heel soepel omgegaan en wordt hun verschillende kansen geboden: ze kunnen meerdere zaken uitproberen zonder dat het woord schorsing valt.
In de ene stad krijgen jongeren zeer gemakkelijk een huurpremie bovenop hun leefloon, in de andere niet. Dan wordt er bijvoorbeeld 100 euro extra bijgelegd voor de huur. Op bepaalde plekken is er ook ondersteuning om te sporten of worden medische kosten extra door het OCMW gedragen. In andere steden krijgen ze geen steun bij de hoge huur en worden medische kosten niet extra ondersteund, óf worden de jongeren hierover gewoonweg niet geïnformeerd.
Studiotraining of leefgroep?
Om de voorbereiding op dat volwassen leven kracht bij te zetten, worden heel wat jongeren vanaf de leeftijd van zestien jaar op studiotraining geplaatst in een Trainingscentrum voor Kamerbewoning. TCK wordt dat in jeugdzorg genoemd.
Het idee van studiotraining is nobel: het bereidt jongeren in de jeugdzorg voor op het leven op kot wanneer ze achttien jaar worden.
Ze krijgen dan een schaars budget per dag. Terwijl daarvóór dus voor hen gekookt en gezorgd werd in leefgroepen, moeten deze tieners plots alles zelf kopen van dat bedrag. Het idee is dat je alvast oefent, met een eigen budget, om alleen te wonen. Met een bedrag dat niet veel lager is dan wat ze op achttien jaar tot hun beschikking zullen hebben na aftrek van huur en vaste kosten.
Het idee van kamerbewoning is nobel en houdt steek. Het gaat vaak om tieners die al een lang parcours in jeugdzorg hebben doorlopen en die eerder in leefgroepvormen opgroeiden. Daar wordt bijvoorbeeld voor hen gekookt, maar op kamertraining moeten ze dat zelf doen. Het is een mooie manier om hun voor te bereiden op dat leven op kot, wanneer ze achttien jaar worden.
Maar meerderjarige jongeren met een leefloon hebben het al niet breed met hun 10 euro per dag, en sommige 16- en 17-jarigen in een TCK moeten het doen met amper 7,5 euro per dag. Dat krijgen ze van hun jeugdvoorziening. Daar moeten ze drie keer per dag van eten. Ook hun frisdrank of drankje op school moeten ze met dat geld betalen.
Wie geluk heeft, krijgt bovenop die 7,5 euro per dag ook 50 euro kledinggeld per maand en 20 euro voor de kapper of voor shampoo en make-up.
Een meisje dat me geregeld vraagt om eens af te spreken, is zestien jaar en zit al enkele maanden op zo’n “studiotraining”. Ze belde. Of ik kon langskomen. ‘Ik heb al twee dagen niet meer gegeten.’ Dat is slikken. Ze vertelde dat ze met vriendinnetjes naar zee was geweest en daar meer geld had uitgegeven dan haar dagelijkse budget.
Je zou verwachten dat de indexsprongen ook toegepast worden op de budgetten van voorzieningen waar kinderen en jongeren onder toezicht worden geplaatst. Maar dat is niet zo. Er is geen richtlijn vanuit het Agentschap Opgroeien om het bedrag waar deze jongeren elke dag mee moeten zien rond te komen, de stijgende levensduurte te laten volgen.
In elke jeugdvoorziening verschillend
Het Agentschap Opgroeien, de noemer waaronder zowel Kind en Gezin als Jongerenwelzijn samenwerken, werkt met richtlijnen voor het bedrag dat jongeren krijgen. Maar de jeugdvoorzieningen zelf beschikken nog steeds over een stukje autonomie.
Dat is een goed systeem. Het wordt niet rigide aangestuurd vanuit Brussel, maar geeft een voorziening een zekere speling. Zo kan die anticiperen op bepaalde individuele zorgen. Is er ruimte voor sport? Is er nood aan therapie? De ene school is duurder dan de andere. Enzovoort. Uiteraard verschillen de budgettaire noden van persoon tot persoon. Het ene kind heeft een bril nodig, het andere gebruikt een fiets om bij familie op bezoek te gaan.
Wanneer ik tieners van voorziening naar voorziening zie gaan, zie ik hoe de budgetten té veel verschillen. Het is onze maatschappelijke plicht om daar oog voor te hebben.
Sommige voorzieningen geven jongeren 52 euro per week voor álle kosten. Andere geven 70 euro en bieden jongeren daaraast nog fruit en koffie aan.
‘Weet je wat ik het strafste van heel dat centensysteem vind?’, viel als vraag in een van de vele gesprekken die ik voer met jongeren in de jeugdzorg. ‘Dat ik in de voorziening waar ik woon 7 euro zakgeld per week krijg, maar toen ik twee weken op time-out werd gestuurd naar de gemeenschapsinstelling (als “strafmaatregel”, red.) was dat plots 10 euro per week. Waar trekt dat op?’
Uit die gesprekken met jongeren komen die grote verschillen naar voren. Sommige jongeren krijgen 52 euro per week en moeten daar alle eten en drinken voor de volledige zeven dagen van kopen. Andere voorzieningen geven 70 euro, terwijl de jongeren er nog steeds fruit en koffie mogen nemen. Andere voorzieningen geven minder, 40 euro per week om alles van te kopen, maar daar kunnen jongeren wel nog twee keer per week een warme maaltijd krijgen.
Het verschil tussen Kamertraining en een leefgroep zit hem niet alleen in het budget, maar ook in de nabijheid, in nog eens een avond doorbrengen met de anderen. Bij de ene voorziening is het Kamertraining en vallen de contacten met de anderen weg, bij de andere voorzieningen is er ook Kamertraining maar blijft de band om samen te eten en samen activiteiten te doen behouden.
Vervangend inkomen
Naast het leefloon bestaan er nog andere uitkeringen voor (jong)volwassenen. Het vervangend inkomen op arbeid, bijvoorbeeld. Dat zou moeten gelden voor die jongeren die nog dagtherapie volgen. Die niet kunnen aarden op de arbeidsmarkt, omdat ze met een trauma worstelen of omdat ze een handicap hebben. Maar in die situatie zien we gigantische verschillen.
Ik blijf even bij de groep in onze vzw Klaprozen, die een kleinschalige, huiselijke opvang voorziet voor tienerslachtoffers van pooiers. Twee meisjes in de groep kregen zeer snel een vervangend inkomen. Die uitkering ligt bij één van hen zelfs op 1830 euro en is berekend op de medische kosten die dat meisje ook effectief heeft. Ze heeft chronische slaapproblemen en angstaanvallen. Een ander meisje, dat qua traumagedrag dezelfde zorgen baart, werd afgewezen, want ‘slapeloosheid is geen handicap’.
Er is geen goed zicht op de verschillende bedragen waar deze jongeren mee moeten rondkomen. Het wordt tijd dat beleidsmakers deze te grote verschillen om te beginnen eens in kaart brengen. Dat vraagt een grote inspanning, omdat je met een grote versnippering van bevoegdheden zit. De beslissing over de ene uitkering wordt genomen op lokaal vlak, andere uitkeringen zitten bij federale of Vlaamse diensten.
Er zou ook absoluut een minimumbedrag vastgelegd moeten worden waar deze jongeren op kunnen rekenen om mee rond te komen.
Ongezond eten en eenzaamheid
Veel tieners die in een pleeggezin ondergebracht zijn, hebben deze zorgen niet. Daar leven ze tot hun achttien jaar zoals in elk gezin en wordt voor hen gekookt en gezorgd.
Jongeren moeten telkens uitrekenen wat ze die avond kunnen eten met 7,5 euro. Dat maakt dat de goedkope pizza en diepvriesfrikadellen heel populair zijn.
Tieners die in een Trainingscentrum voor Kamerbewoning geplaatst worden, komen daar eigenlijk vaak terecht omdat er plaatsgebrek is in de pleegzorg. In hun hulpverleningsverslag staan dan zaken als ‘pleeggezin noodzakelijk, contacten met familie niet mogelijk. Hunkert naar nabijheid en een gezinsleven’. Maar bij kamertraining worden het koffietje in de leefgroep en deelnemen aan groepsactiviteiten verleden tijd, en dat doet schrikken.
Kamertraining is een mooie oefening om hen voor te bereiden op de leeftijd dat ze op kot gaan, maar vraag niet te veel van hen. Ze gaan naar school en moeten dan telkens rekenen wat ze die avond kunnen eten met 7,5 euro. Dat maakt dat de pizza van 1 euro uit een goedkope supermarkt en diepvriesfrikadellen heel populair zijn. En deze tieners geven in gesprekken vaak aan dat ze erg eenzaam zijn. Ook deze tieners hunkeren naar samen eten, samen zielenroerselen delen.
Als maatschappij moeten we daar oog voor hebben. Ook deze groep jongeren heeft recht op een gezinsleven, en het recht om zonder grote geldzorgen door te groeien naar die volwassenwereld met grote verantwoordelijkheden.