Frans lobbywerk verzwakt Europees compromis
“‘Hoelang blijven banken nog buiten schot?’
Dat financiële instellingen mee verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen, klimaatverandering en natuurvernietiging is bekend, schrijft MO*ontwikkelaar Wies Willems. Het is dan ook wraakroepend dat de sector erin slaagt om te ontsnappen aan nieuwe Europese duurzaamheidsregels.
Dat financiële instellingen mee verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen, klimaatverandering en natuurvernietiging wereldwijd is evident, schrijft MO*ontwikkelaar Wies Willems.
Kate Evans / CIFOR / Flickr (CC BY-NC-ND 2.0)
Het zijn drukke weken voor wetgeving die de Europese economie op weg moet zetten richting meer duurzaamheid. Eind november gaf de Europese Raad groen licht aan een nieuwe Richtlijn over duurzaamheidsrapportage door ondernemingen.
Op 1 december bereikten de lidstaten dan weer een compromis over de Richtlijn inzake due diligence of zorgplicht voor bedrijven, dat de basis vormt voor verdere onderhandelingen met het Europees Parlement en de Commissie_._ Begin deze week, op 6 december, werd de wetgeving over geïmporteerde ontbossing afgeklopt.
De rode draad doorheen deze initiatieven is dat ze Europese bedrijven hun verantwoordelijkheid willen doen opnemen voor schade die hun activiteiten elders ter wereld aanrichten aan mens en milieu. Al is de omvang en de aanpak van die verschillende regelgevende kaders wel verschillend.
Laat ons even focussen op die twee laatste.
In het geval van de ontbossingswet gaat het om een sectorspecifieke, productgerelateerde aanpak. Bedrijven die grondstoffen, zoals onder meer soja, palmolie, rubber, koffie en cacao, op de Europese markt brengen of exporteren, moeten kunnen aantonen dat die niet bijdroegen aan de vernietiging of degradatie van bossen.
Ngo’s als Greenpeace noemen de verordening een grote doorbraak, maar wijzen ook op enkele tekortkomingen, zoals het gebrek aan garanties op de bescherming van het recht op vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming van inheemse gemeenschappen.
Regels rond dergelijke complexe materie zijn slechts zinvol als ze een reëel verschil maken in de praktijk én als ze ver genoeg gaan.
Bij de Europese Richtlijn over due diligence gaat het dan weer om een overkoepelende, bedrijfsgerichte aanpak, die vooral de grootste bedrijven op de EU-markt moet verplichten om hun toeleveringsketens te controleren op schendingen van mensenrechten en milieunormen in bredere zin, en hen juridisch aansprakelijk kan stellen in het geval van schade. In dit dossier krijgt het Europees Parlement in de eerste maanden van 2023 nog de kans de ambitie te verhogen, vooraleer de onderhandelingen met de lidstaten en de Commissie verdergaan.
Dat er meer wetgeving komt, is een stap in de goede richting. Maar regels rond dergelijke complexe materie zijn slechts zinvol als ze een reëel verschil maken in de praktijk én als ze ver genoeg gaan.
En financiële instellingen?
Eén van de zaken die in dit verband het meest verontwaardiging wekken, is dat financiële instellingen telkens weer vrijuit gaan. Zij worden grotendeels vrijgesteld van verplichtingen.
Op die manier dreigt wetgeving te weinig zoden aan de dijk te brengen. Geldstromen liggen immers mee aan de basis van de waardeketen van bedrijfsactiviteiten. Ze zijn een belangrijke hefboom bij het oplossen van problemen in die ketens, of het nu gaat om ontbossing of andere kwesties.
Als banken niet aansprakelijk gehouden kunnen worden voor mogelijke schendingen blijft het dweilen met de geldkraan open.
Aan bewijs van de medeplichtigheid van banken en investeerders aan mensenrechtenschendingen en natuurvernietiging ontbreekt het trouwens niet. Vorige week kaartte een coalitie van ngo’s en onderzoeksjournalisten nog aan dat Franse banken, in het bijzonder BNP Paribas, meer dan 700 miljoen euro investeren in Braziliaanse agrogiganten die verantwoordelijk zijn voor grootschalige ontbossing in de Amazone en de Cerrado.
Het is maar één van de talloze voorbeelden die aantonen waarom ook banken mee in het bad moeten: als zij niet wettelijk verplicht worden hun investeringen vooraf te checken op mogelijke schendingen, en er niet aansprakelijk voor gehouden kunnen worden wanneer die toch plaatsvinden, blijft het dweilen met de geldkraan open.
Lobby van Parijs
In het geval van de ontbossingswet deed het Europees Parlement al een duidelijk voorstel in die richting: een link met ontbossing zou volgens het Parlement niet alleen een reden moeten zijn om producten te weren van de Europese markt, maar ook om financiering door banken in de EU te verbieden.
Maar dat laatste punt viel – weinig verrassend – op een koude steen bij de grote bankenfederaties, die hun bezorgdheden aan de Europese onderhandelingstafel vertolkt zagen door de Fransen.
Ook in het dossier van de overkoepelende _due diligence-_wetgeving lag Parijs trouwens dwars wat betreft strengere verplichtingen voor de financiële sector, met steun van een aantal andere lidstaten. Dankzij het lobbywerk van Frankrijk luidt het Europese compromis tussen regeringen nu dat elke lidstaat zelf de vrije keuze heeft om de nieuwe regels al dan niet toe te passen op de bankenwereld.
En dat terwijl onze zuiderbuur op het Europese toneel toch als een voortrekker werd beschouwd wat betreft duurzaamheidsregelgeving voor bedrijven: Frankrijk heeft sinds 2017 al haar eigen wet rond zorgplicht (de Loi Devoir de Vigilance).
Zo wijst deze episode opnieuw op een breder democratisch probleem. De legitieme en breed gedragen bezorgdheden van burgers en volksvertegenwoordigers, maar ook die van bepaalde investeerders zelf die om sterke regels vragen, worden nog te vaak overstemd door machtige lobbyisten die enkel aan kortetermijnwinsten denken.
We kunnen niet louter blijven verwachten van individuele klanten dat ze zelf druk zetten op hun banken, hoe zinvol dergelijke acties ook zijn. Ook zullen banken niet zomaar uit zichzelf veranderen. Als het Europese regeringen menens is met een duurzamere economie, moeten ze ook de voedingslijnen van die economie eindelijk durven aanpakken.