Hoeveel echt slecht nieuws kunnen wij verdragen?

Column

Journalistiek als “goede pijn”

Hoeveel echt slecht nieuws kunnen wij verdragen?

Hoeveel echt slecht nieuws kunnen wij verdragen?
Hoeveel echt slecht nieuws kunnen wij verdragen?

‘Wij zijn niet de generatie van de bom, maar de generatie van informatie. En die is niet om vrolijk van te worden.’

CC Alain Bachellier (CC NY-NC-NA 2.0)

Rechauffement planétaire

CC Alain Bachellier (CC NY-NC-NA 2.0)​

Wie MO* leest voor het slapengaan, doet geen oog dicht. Lees je het blad ’s ochtends, dan kan je niet ontbijten. En wacht je tot na de middag, dan ligt je spijsvertering overhoop. Zo stelde een ziekenhuisdirecteur in Dar es Salaam ons magazine ooit voor aan zijn personeel.

Ik was Afrika-journalist voor MO* en zou een reportage maken over de gezondheidszorg in Tanzania. Mijn gastheer had het wellicht bedoeld als compliment voor onze degelijke en doorwrochte artikels, maar zo voelde het niet echt.

Wilden we lezers echt een indigestie bezorgen?

Jaren later haakte ik zelf af, als nieuwsconsument. Ik kon maandenlang geen krant meer lezen, geen radionieuws meer horen, geen journaal meer zien. Was ik hypersensitief geworden? Teergevoelig? Was mijn veer gesprongen? Ik voelde me net een chirurg die van de ene dag op de andere geen bloed meer kon zien. Wat moest ik nu met mijn leven aanvangen, behalve een soepbar openen of een yoga-retreat in Portugal.

Aan tafel met leeftijdsgenoten, eind dertig begin veertig, slaakte ik een zucht van opluchting. Tu quoque! ‘Is het omdat we ouder worden of omdat we kinderen hebben die in deze wereld groot zullen worden?’, vroeg iemand zich vertwijfeld af. ‘Of zijn we ons van teveel bewust, zo erg dat het pijn doet?’

Zet je vandaag een mes in een malse biefstuk, dan verspil je duizenden liter water. Neem je een incoming call aan, dan steun je de grondstoffenoorlog in Oost-Congo en doe je de was, dan spoelen er micro-plastics in de riool, die niet alleen het zeeleven, maar ook je kinderen vergiftigen, die je net hebt aangespoord om kraantjeswater te drinken in plaats van flessenwater.

Wij zijn niet de generatie van de bom, maar de generatie van informatie. En die is niet om vrolijk van te worden.

Wij zijn niet de generatie van de bom, maar de generatie van informatie. En die is niet om vrolijk van te worden. Zelfs veel “gewoon sensitieve” lezers, kijkers en luisteraars schermen zich af van het nieuws. De filter heeft het begeven. De sifon zit verstopt.

Dan maar een “echt nieuws”-stop of meer ruimte voor _feel good-_nieuws? Niet per se. Alleen mogen we geen genoegen nemen met “slecht” nieuws of de donkere kant van de medaille.

Want ook al is de pers de waakhond van de democratie; daarom is echt nieuws niet per se slecht nieuws of nieuws qui dérange, nieuws dat stoort, zoals Geert van Istendael onlangs betoogde in ons blad. Journalisten moeten hun kritische bril niet afzetten, maar ook blijven zoeken naar wat mensen verbindt, naar wat opbouwt in plaats van afbreekt.

© Ronald Giebel/deBuren

© Ronald Giebel/deBuren​

Meestal begint het al bij de invalshoek, de focus. En de lezer merkt het gelijk aan de foto’s. De titel. Of de lead, zoals journalisten de eerste paragraaf van hun stuk noemen.

Ik pleit schuldig. Mijn laatste artikel gaat gebukt onder de titel. Terreur in Afrika: ‘Her en der lagen mensenhoofden op de vloer’.

We zijn als journalisten getraind om dit soort koppen te schrijven, om in ons werk het conflict te zoeken of om als we iemand interviewen, die te “grillen”. En we geven die expertise door in de vele journalistenscholen die Vlaanderen rijk is. In de curricula wordt getraind op het kritische interview, maar nooit krijgt iemand tips of tricks voor “het opbouwende interview”.

Mag het dan verbazen dat teveel krantenkoppen gedrenkt zijn in de geur van gekrenkte ego’s, gebrand op menselijke ondeugden of destructieve emoties?

Wie door de oneliners wil breken van platgemediatrainde politici en woordvoerders, moet zijn dossiers goed beheersen.

(Sl)echt nieuws is soms zelfs makkelijker te vinden, zeker voor buitenlandjournalisten. Het wordt ons ten overvloede aangereikt door klokkenluiders, lobbyisten, ngo’s. Het komt via internationale magazines en nieuwsagentschappen aanwaaien als het vuilwitte schuim op de golven, terwijl we nooit onder de zeespiegel durven kijken. Want wie verhalen wil bovenspitten die behalve relevant en echt, ook hoopvol zijn, of godbetert, optimistisch, moet een land of regio heel goed kennen en dat vergt tijd en geld. Wie door de oneliners wil breken van platgemediatrainde politici en woordvoerders, moet zijn dossiers goed beheersen.

Bij MO* is er op vijftien jaar veel veranderd en die uitspraak van de ziekenhuisdirecteur klopte, toen mijn Tanzania-stuk ter perse ging, eigenlijk ook niet echt. Onze reportages, analyses en interviews tonen vaak lichtjes aan het einde van de tunnel. Onze recente aanwinst, de Zeronaut-blog over duurzaamheid, wordt veel gelezen omdat er optimisme in flikkert, zelf over heikele thema’s als de staat van ons klimaat.

En ik wil ook niet beweren dat we het slechte nieuws of het lijden moeten ontlopen, noch als schrijver, noch als lezer. Maar het is zoals met goede en verkeerde pijn, zoals Iyengar, een bekende yoga-leraar het noemde. Goede pijn houdt een uitdaging in, verlegt onze grenzen en is constructief. Verkeerde pijn is acuut en waarschuwt ons dat we ons “overdoen”, dat we ons huidig vermogen overschrijden, net als een schilderdoek dat teveel wordt opgerekt en gaat scheuren.

Journalisten moeten het beschilderbare oppervlak vergroten, zodat de lezer zoveel mogelijk wereld kan aanschouwen, maar wel binnen de grenzen van het redelijke, zodat zijn doek niet gaat scheuren. Want anders geeft die lezer er straks de brui aan en moet hij misschien in Portugal herstellen van zijn blessures.