“‘Hommage aan Jef Lambrecht’
Één maand geleden stierf mijn goede vriend Jef Lambrecht, schrijft Geert Van Istendael. Op 11 september, symbolischer kan niet voor deze eminente kenner van het Midden-Oosten met al zijn onoverzienbare tragedies.
Het was een voorrecht en een onversneden plezier naast Jef door het leven te lopen. Vijftig jaar mocht ik hem mijn vriend noemen. Een halve eeuw dus.
Hoe begint zoiets?
Puur toeval. De beste dingen in het leven komen bij toeval.
We studeerden allebei in Leuven, sociale wetenschappen, sociologie, niet eens in hetzelfde jaar. In de bar van onze faculteit, genaamd Politica, naast het Leuvense stadspark, liepen we elkaar op het lijf. We begrepen elkaar ogenblikkelijk. Hij sprak prachtig Nederlands, toen al. Ik ben daar gevoelig voor, nog steeds. We trokken samen op.
De woelige studenten die toen de straten van de stad onveilig maakten, hadden iets dubbelzinnigs.
Het was de tijd van de strijd voor Leuven Vlaams. De woelige studenten die toen de straten van de stad onveilig maakten, hadden iets dubbelzinnigs. Aan de ene kant stelden ze eisen die recht uit de oude Vlaamse beweging opdoken. Geen wonder. Ze waren groot geworden in Vlaamse colleges en jeugdbeweging. Aan de andere kant echter slaakten ze kreten die oorverdovend klonken in de grote, internationale linkse stuwing. Ze zongen uit volle borst We shall overcome, dé hymne van de zwarte emancipatie in de Verenigde Staten.
Op 7 februari 1968, na heftige studentenrellen in Leuven, viel de regering-Vanden Boeynants. Of liever, ze viel na een interpellatie van Jan Verroken. Verroken was in de Kamer fractieleider van de unitaire christendemocratie (CVP/PSC). Alweer die dubbelzinnigheid. De staatsdragende katholieke partij enerzijds, anderzijds de langharige rebellen. Een ondenkbaar bondgenootschap. België is het enige land waar de regering gevallen is over een studentenrevolte. Het was Jef die me daarop wees.
Drammerige adepten van Mao Tse Toeng begonnen niets vermoedende voorbijgangers lastig te vallen, zwaaiend met rode boekjes. Daar wilden Jef en ik niets mee te maken hebben. Evenmin lagen ons de sluwe trotskisten of de altijd een beetje grauwe getrouwen van Moskou.
Iconoclasme
Al die dogma’s, al die knallende ruzies over een voetnoot op bladzijde 382 van Das Kapital, al die banbliksems tegen de klassenverraders die volgens zelfverklaarde pausen een millimeter van de rechte leer durfden af te wijken, het wekte alleen maar onze lachlust. Maar juist lachen was die fundamentalisten een gruwel.
Wij waren nogal anarchistisch. Geen fanatieke anarchisten, hoor, want die heb je natuurlijk ook weer. Wat Jef vooral interesseerde, was subversie. Iconoclasme, zei hij zelf. En dat is zo gebleven.
Jef vertoefde toen graag in Amsterdam. De grote schok van provo was voorbij, maar de naschokken bleven voelbaar. Jef trok naar de speelse, geweldloze, zich inderdaad op het anarchisme beroepende provo’s en hun nazaten. Hij wijdde er zijn proefschrift aan. Het blijft tot op heden een van de beste analyses van het verschijnsel.
Jef zei me op een dag dat hij nooit zou publiceren. Gelukkig heeft hij die belofte verbroken.
De provo’s waren visionairen die opkwamen voor vrije liefde en ecologie. Ze bleven niet zomaar in hun theorieën zweven.
Luud Schimmelpennink bijvoorbeeld wilde door middel van een witte fietsenplan de luchtvervuiling terugdringen. Hij wilde gratis fietsen ter beschikking stellen van iedereen. Zijn plan maakte destijds in de Amsterdamse gemeenteraad geen schijn van kans. Vandaag wordt het, zij het licht gewijzigd, toegepast in vrijwel alle grote steden.
Je haalt je diploma, je werkt, je trouwt, je krijgt kinderen, je verliest elkaar uit het oog. Het is het klassieke verhaal van duizenden oud-studenten. Aldus geschiedde niet.
Wij bleven elkaar opzoeken. We wisselden boeken uit. We bleven elkaar ideeën toegooien. Ik begon mijn eerste gedichten te schrijven, slechte gedichten. Jef zei me op een dag dat hij nooit zou publiceren. Gelukkig heeft hij die belofte verbroken.
En dan loopt het mis. Beiden doken we, weinig elegant, richting goot. Weldra zaten we aan de grond en we wisten het van elkaar. Het was een benarde tijd, ik wens mijn ergste vijand zoiets niet toe.
Journalistiek
Wat we niet wisten van elkaar: om onszelf bij de nekharen uit de rotzooi te hijsen, schreven we in voor het examen van journalist bij de openbare omroep. Ik zocht en vond het mij volslagen onbekende adres Reyerslaan 52, Brussel. Belandde in een gang vol nagelbijtende examenkandidaten. Wie loop ik tegen het lijf? Jef Lambrecht.
Puur toeval. Ten tweeden male.
Jef en ik slaagden, samen met Martine Tanghe, Paul Jambers, Leo Stoops en zes anderen, de meeste van onze namen hebben enige plaatselijk bekendheid verworven.
Uit elk journalistenexamen kwamen steevast te weinig geslaagde kandidaten tevoorschijn
Het examensysteem strookte helemaal met de strenge opvattingen die Jef later bij de uitoefening van zijn beroep zou hanteren. Onpartijdigheid, parate kennis die analyse voedt, zakelijkheid.
Uit elk journalistenexamen kwamen steevast te weinig geslaagde kandidaten tevoorschijn om het aantal openstaande banen op te vullen. Het gevolg laat zich raden. Iedereen die slaagde, kon meteen beginnen.
Ik beklemtoon dat omdat je telkens opnieuw hoort dat de journalisten van de nieuwsdienst vroeger politiek benoemd werden. Misschien is dat onmiddellijk na de oorlog een tijdje zo geweest. Toen ik binnenkwam in ieder geval niet. Bij de nieuwsdienst bestonden geen politieke benoemingen. Wie beweert van wel, liegt of wordt niet gehinderd door enige kennis van zaken. De bevorderingen waren politiek, waarvoor dan acrobatische oefeningen moesten worden uitgevoerd, die gaandeweg potsierlijker werden.
Op 1 februari 1978 werden wij collega’s. Jef ging naar de radio, ik naar de televisie. Jef gooide zich op cultuur, ik op Belgische politiek.
Het duurde niet lang of zowel collega’s als luisteraars hadden gehoord dat Jef een uitzonderlijk mooie radiostem had. Een stem vol rust, vol objectiviteit. En zijn prachtige Nederlands kwam nu pas goed tot zijn recht.
Bovendien beheerste hij het veeleisende ambacht dat heet: berichten schrijven. Eerst de gebeurtenis, plus wie, waar, hoe. Vervolgens waarom. Achtergronden. Verbanden. Analyse. En altijd helderheid.
Jef had veel meer in zijn mars dan alleen het journalistieke.
Maar Jef had veel meer in zijn mars dan alleen het journalistieke.
Als eminent kenner van hedendaagse en twintigste-eeuwse beeldende kunst, ging hij trouw naar Kassel, ging hij naar de biënnales van Venetië. Hij kwam bij Andy Warhol aan huis. In Antwerpen, de stad die hij bewoonde en beminde, kende iedereen die in de wereld van de beeldende kunst iets betekende of zou gaan betekenen Jef Lambrecht en Jef kende hen.
Jef was zelf kunstenaar. Niet dat hij vaak ten toon stelde en al zeker niet in het circuit van de centen. Maar vrienden hebben dan toch, kort voor zijn overlijden, enkele buitengewone tentoonstellingen georganiseerd.
In 1982 stichtte Jef het Belgian Institute for World Affairs. Mij benoemde men tot groot-vizier van de instelling. Ook iemand als Martine Tanghe werd geroepen.
Schurende waanzin
Jef wantrouwde geëngageerde kunst, maar alles wat met het Belgian Institute samenhing, had wel degelijk maatschappelijke gevolgen. Het begon al toe hij een fles Spa Reine uitgoot bij de poort van het Kasteel van Laken. Gaston Geens, minister-president van de allereerste Vlaamse Regering, eiste sancties. Welke kunstenaar in ons gezapige welvaartsstaatje kan zeggen dat hij, letterlijk in een handomdraai, een minister op de kast krijgt gejaagd?
Ik bewonderde Jefs scherpzinnigheid. Toen het Belgian Institute werd opgericht, was de eerste staatshervorming nog ovenvers. Nieuwe, geheel zelfstandige Vlaamse machthebbers slaakten postkoloniale kreten als Wat we zelf doen, doen we beter! Op de binnenlandredactie werd België een beetje voorbarig bij het groot vuil gezet. En ineens stond daar Jef met zijn zachte waanzin. Zacht? Jefs waanzin schuurde, Jefs waanzin beet, ten minste, als je zo vermetel was je blote billen tonen.
‘België als geheel is een kunstwerk, het is dus niet meer dan billijk dat we bij de grenzen toegangsgeld vragen’
Het was de tijd toen België ontdekte dat het met een gigantische staatsschuld zat. En wat zei Jef? België als geheel is een kunstwerk, het is dus niet meer dan billijk dat we bij de grenzen toegangsgeld vragen aan al wie het unieke kunstwerk België wil komen bewonderen. Onze staatsschuld zal in een mum van tijd verdwijnen. Geen minister die wilde luisteren. Het resultaat kennen we. Vandaag zitten we nog altijd met een torenhoge staatsschuld.
Of neem het verkeersprobleem. Het was de tijd dat de allerlaatste boerentrams verdwenen, dat waren de trams die op eigen bedding naar bestemmingen soms ver buiten de stad reden. Tevens was het voor een minister van verkeer bon ton om zoveel mogelijk kleine spoorwegstationnetjes te sluiten en spoorlijnen af te schaffen. Niet rendabel. Oubollig. Beide, boerentram en boemeltrein, werden vervangen door bussen. Of de mensen kropen in hun auto. We kennen de gevolgen.
Jef voorzag dat. Toen al. Hij had een geniaal voorstel. Je moet België beschouwen als één grote stad, zei hij. Trams, treinen, bussen, maken dan deel uit van één groot stedelijk vervoerssysteem. Onze NMBS is onze metro. Welnu, een metro stopt vaak. Doe dus die kleine stations niet dicht, integendeel. Sluit lijnen op elkaar aan. In sommige steden, bv. New York, dat meer inwoners heeft dan heel België, heb je ook metrodiensten die niet overal stoppen. Zoals onze IC-treinen bijvoorbeeld.
Het enige wat ons kan redden uit het verkeersinfarct is het Plan Jef.
Maar men haalde de schouders op. Nogmaals, we zien de gevolgen. Ieder jaar worden de files enkele kilometers langer. Het enige wat ons kan redden uit het verkeersinfarct is het Plan Jef.
Jef had iets lichts over zich, la légèreté de l’être. Jef nam zichzelf nooit au sérieux. Zijn werk nam hij altijd zéér au sérieux. Maar zelfspot was nooit ver. Ik vond het een van zijn aantrekkelijkste kanten.
Wie hem slechts oppervlakkig kende, zou misschien zeggen, ach, hij speelt maar een beetje. Ongetwijfeld had Jef iets van een speelvogel. Lambrecht Ludens. De grote Huizinga heeft ons geleerd dat spel altijd ook ernst is. Dat begreep Jef als weinig anderen.
Het nut van geschiedenis
Was hij aanvankelijk meneer cultuur van de radioredactie, vanaf de eerste golfoorlog raakte hij gefascineerd door het Midden-Oosten. In oorlogsgebied had hij wat ik zou willen noemen stil lef. Hij was niet bang om controleposten en zwaar bewapende bewakers te verschalken. Hij ging zwerven door gore straten en wemelende bazaars. Hij wist zich als het ware onzichtbaar te maken. Hij slaagde erin onopvallend te praten met de kleine mensen die verpletterd raken onder het grote geweld.
Jef zei van meet af aan dat het een barre winter zou worden.
Hij heeft ons enige turven van boeken geschonken die stuk voor stuk een fabelachtige kennis van geschiedenis en politieke verhoudingen openbaren, van Sumerië tot IS. Én een even fabelachtige luciditeit. Vrijwel alle westerse journalisten en politici hebben juichend de Arabische lente begroet. Jef zei van meet af aan dat het een barre winter zou worden. Hij heeft nooit geaarzeld om tegen de stroom op te roeien.
Sinds ruim een jaar of tien nodigt het Vlaams parlement op de officiële feestdag van Europa een externe spreker uit die het, uiteraard, heeft over een aspect van Europa. In 2015 mocht Jef Lambrecht het woord voeren. Voorgangers waren onder meer Gerard Mortier (2013) en Geert Mak (2011). De titel van Jefs toespraak was: Europa en de Arabische lente.
Jef Lambrecht slingerde een vuurwerk van historische feitenkennis, culturele bagage en politiek inzicht het halfrond in. Hij toverde het ene verband na het andere tevoorschijn, tussen nu en de verre oudheid, tussen het Verre of Nabije Oosten en Europa. Terloops merkte hij nog even op hoe het Westen, gedreven door angst, begint te twijfelen aan wat John F. Kennedy, Nelson Mandela en Salman Rushdie de ondeelbaarheid van de vrijheid hebben genoemd.
Jefs toespraak is een monumentale bewijsvoering voor het nut van geschiedenis. Het koude, dorre, door en door praktische nut van geschiedenis. Want wie, zoals een stoet westerse machthebbers, de geschiedenis veronachtzaamt, is gedoemd om van de ene blunder naar de andere te struikelen en, gezien het kolossale belang van de gebeurtenissen tussen Middellandse Zee en Hindoe Koesj, heeft dat erbarmelijke geklungel catastrofale gevolgen. Wie geheugenverlies vervangt door informatieboulimie (Jef Lambrechts eigen woorden) wordt gevloerd. Ik ben Jef eeuwig dankbaar voor dit kostbare afscheidsgeschenk. U kunt deze grootse demonstratie lezen op de website van het Vlaams parlement.
Jef was verknocht aan de radio. De botte manier waarop men hem verwijderd heeft van de omroep, griefde hem diep. Hij spaarde zijn kritiek niet, openlijke kritiek, op commerciële obsessie en oppervlaktejournalistiek.
Enkele weken voor zijn dood zei hij me: wie bij de openbare omroep werkt, is een civil servant, een dienaar van de luisteraars en dat is iets heel anders dan een dienaar van de luistercijfers. Voor hem telde allereerst de inhoud. Door middel van die inhoud moet de journalist de chaotische wereld verhelderen voor de luisteraars die hij dient. Kom, een beetje proberen te verhelderen.
Pas tijdens dat laatste gesprek werd me ten volle duidelijk wat hij me in 1993 had gezegd, toen ik de omroep verliet om te gaan schrijven. Hij sprak één woord: vaandelvlucht. Ik heb het hem niet kwalijk genomen, integendeel. Dat ene woord dwong me tot nadenken. Tot meer zelfkennis. Tot wroeging ook.
Zo spreekt een ware vriend. Heb dank, Jef.