How to write about Rwanda

Column

How to write about Rwanda

How to write about Rwanda
How to write about Rwanda

Van 7 april tot begin juli herdenken Rwanda en de wereld de genocide die twintig jaar geleden het Midden-Afrikaanse land volledig uit elkaar rijtte. Hoe herdenk je die ultieme misdaad van de menselijkheid tegen de menselijkheid waar in feite geen woorden voor bestaan? Een tragische cocktail van ongevoeligheid, desinformatie en onwetendheid, schuldgevoelens en arrogantie, politiek winstbejag en partijdigheid zorgden in ons deel van de wereld geregeld voor een bij momenten misselijkmakend schouwspel. Ook ik vind hier geen woorden voor.

Een mini-graai uit het aanbod.

Het Nieuwsblad koos voor een cartoon waarin VN secretaris-generaal Ban Ki-moon en onze Minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders achter de Rwandese president Paul Kagame staan terwijl die op het punt staat om met een grootse machete een verjaardagstaart te doorklieven. Geen haan die er naar kraait.

Ontsproten aan een creatief brein dat allicht dacht kritisch-humoristisch te zijn, landt zo’n tekening in de onverschillige armen van een ongeïnformeerde massa dat nauwelijks kan onderscheiden wie nu wie precies met machetes doorkliefde 20 jaar geleden.

Het Franse magazine Charlie Hebdo ging voor een cartoon met de titel ‘Tutsi Crush – nu ook als app voor uw telefoon’ alluderend op de bekende Candi Crush app waar je punten verdient als je zoveel mogelijk snoepjes verpulvert met je vingers. De snoepjes in deze cartoon waren ter ere van 20 jaar genocide vervangen door doodskoppen. Tutsi-doodskoppen dus.

De Charlie Hebdo cartoon was allicht nog ongemerkter voorbij gegaan indien het niet de keuze van de avond was geweest van een van de gasten van een Reyers Laat-achtig programma op France 2. ‘Ik ben op zich net zo voor spelletjes, maar deze zou ik wel spelen’, lichtte een bekende Franse zangeres haar keuze toe. ‘Deze lijkt me wel leuk.’

Geen oprechte verontwaardiging in zicht in die gemoedelijke studio van de Franse openbare zender. Frankrijk, het land dat zich met volle toewijding werpt op het verketteren en juridisch vervolgen van de Frans-Kameroenese humorist Dieudonné op beschuldiging van antisemitisme.

‘Informatie’

De discussie over de grenzen van de humor voeren we nu al enkele jaren in naam van de vrijheid van meningsuiting. Dat immer belangrijke mensenrecht, zo vaak zo veel belangrijker dan een menswaardig bestaan voor allen, dan het recht op een inkomen of werk, dan het recht op leven.

Maar goed, laat ‘humor’ humor zijn, na een eerste reactie van absolute afschuw overvalt me een vermoeide gelatenheid. Een medeplichtige luiheid en aanvaarding dat je als bevolkingsgroep niet voldoende meetelt om aan de smakeloosheid te ontsnappen of om op solidariteit te rekenen.

Belangrijker dan onze (ik schrijf ‘onze’ omdat het we het met z’n allen laten passeren) smakeloze pogingen tot humor tegenover de enormiteit van een genocide zijn de pogingen tot het informeren van ons mainstream publiek.

Frankrijk was te veel in de ban van haar eigen afwezigheid bij de herdenkingsplechtigheid op 7 april in Kigali om aan serieuze berichtgeving te doen. Gepikeerd omdat president Kagame het – maar ook België en de VN – voor de zoveelste keer beschuldigde van een loodzware verantwoordelijkheid in de genocide.

Ons land heeft gelukkig een kleiner ego en kon het toch opbrengen om naar de Rwandese hoofdstad af te reizen. Al was het maar omdat onze ministers ons belangrijkste Belgische nieuwsitem van 8 april - de families van de in 1994 tien gesneuvelde Belgische para’s – naar ginder moest begeleiden. Het maakt niet uit, behalve dan dat het me eraan herinnerde dat we wel degelijk tot empathie in staat zijn. En terecht.

Onze politici zaten met uitgestreken gezicht de ‘re-enactment-Kagame-style’ – de enscenering van de genocide en de aanloop ernaar zoals gezien door het huidige regime – in het gigantische Amahoro stadium in Kigali uit. Een enscenering waar België niet goed uit komt. Honderden figuranten herinnerden de wereld er aan hoe wij Belgen tijdens onze koloniale passage in de regio het Hutu-Tutsi onderscheid kristalliseerden, een verdeel-en-heers spelletje speelden en de benen namen toen het echt uit de hand liep.

Een kijkje naar onze mainstream pers toont hoe ongemakkelijk we als natie vooral niet omgaan met deze historisch belangrijke beschuldigingen.

Het moet gezegd. Onze leiders zaten er bij en keken er naar, maar een kijkje naar onze mainstream pers – en academici en activisten – toont hoe ongemakkelijk we als natie vooral niet omgaan met deze historisch belangrijke beschuldigingen. (Enkele weken geleden moest ik een les geven over de koloniale herinnering in België. Het was de kortste les ooit.)

We (de VRT op kop) vinder er niets beter op om ons te beperken tot het afschilderen van Kagame als dictator, de Rwandese samenleving als gebetonneerd in de Hutu-Tutsi scheidingslijn, de Rwandezen als een kudde schapen dat lijdzaam naar het volgende slachthuis wordt gedreven.

We struikelen over de benaming van de herdenking – de genocide tegen de Tutsi’s. Ons kritisch onderzoek wijst immers uit dat er ook anderen zijn gestorven. Laten we tijdens de volgende herdenking van de Holocaust niet vergeten ook de nazi-doden door de hand van het verzet met even veel luister te herdenken. Voor het feit dat het om een specificatie gaat die te maken heeft met intentie – wie was de geviseerde groep alweer? – en de juridische definitie van genocide en dat de anderen die stierven door associatie of omdat ze de Tutsi’s hielpen steevast mee worden herdacht (met mijn eigen oren gehoord tijdens de herdenking in de Rwandese ambassade in Brussel dit jaar) is er geen plaats in de berichtgeving. Noch om het uiterst pijnlijke werk van verzoening van alle Rwandezen - met vallen en opstaan weliswaar – au sérieux te nemen.

Nooit meer

Intussen scanderen we met z’n allen met de regelmaat van de klok ‘nooit meer’. We deden het na de Holocaust en elke dag sinds, en we toveren het tevoorschijn telkens we net voldoende empathie kunnen opbrengen om even stil te staan bij extreem lijden van mensen ver weg.

‘Nooit meer’ klinkt echter hol als we systematisch ons mainstream publiek blijven verkleuteren en entertainen. Het mag niet te complex zijn. Het moet onderhoudend zijn. Nuance, context en onderbouwde informatie zijn bijgevolg categorisch uit den boze. Introspectie uiteraard ook.

Het format van de goeie versus de slechte moet de indruk wekken dat we toch kritisch en empathisch te werk gaan.

Het format van de goeie versus de slechte moet de indruk wekken dat we toch kritisch en empathisch te werk gaan. Dat we het aan het opnemen zijn voor de zwakken in die samenlevingen. De microfoon onder de neus van zij die onze vooroordelen bevestigen, het ultiem bewijsmateriaal. Serieus inzetten aan een brede waaier Rwandese stemmen te risky, want los van het feit dat we ze niet weten te vinden, zijn ze niet te vertrouwen. Zij zitten er te dicht op en wij mikken ten volle op objectiviteit.

Het mag dan niet verbazen dat we – in het concrete geval van Rwanda – (on)gewild de gecreëerde etnische opdeling van de samenleving blijven propageren. Categorieën die we kennen. Een hapklaar, vertrouwd aanknopingspunt voor het Vlaamse publiek. Zo hoeven we zeker niets bij te leren.

How to…

Hoe moet het dan wel? De Keniaanse schrijver Binyavanga Wainaina balde ooit zijn frustratie over de beeldvorming rond Afrika samen in een satirisch stuk How to write about Africa. In deze periode van ijzingwekkend gegil door de herinnering aan een onbeschrijfelijk verleden, en even ijzingwekkende verhalen van leeftijdsgenoten in de familie die er als bij wonder vandaag nog zijn, valt het me zwaar om hier met vlammende humoristische luciditeit duidelijk te maken hoe we met z’n allen recht hebben op betere informatie over Rwanda.

Niet omdat het land op zich zo belangrijk zou zijn, of omdat ik er zelf toevallig mijn roots heb liggen. Wel om dezelfde reden dat het verhaal van de Tweede Wereldoorlog en het lot van de joden in de Holocaust waarmee ik heel mijn jeugd om de oren werd geslagen, op een fundamentele manier mijn moreel kompas mee hebben ontwikkeld.

Het is het kompas dat me er toe in staat stelt om ondubbelzinnig kritisch te staan tegenover de daden van de staat Israël vandaag, zonder dat ik me daarvoor geroepen voel om het lot van de joden en de bevolkingsgroep als dusdanig te ridiculiseren of minimaliseren om het in mijn politieke overtuiging te doen passen.

Het is het kompas dat me in staat stelt om me kritische vragen te stellen bij het aandeel van de Rwandese politieke en economische klasse in het extreme lijden van de mensen in Oost-Congo vandaag, zonder dat ik daarbij de genocide hoef te herschrijven. Of de machetes in de handen van de andere groep moet duwen.

Het is hetzelfde kompas dat me er toe dwingt om me als Europese, Belgische of nog: Vlaamse, onophoudelijk vragen te stellen bij ons aandeel toen en nu, in het dehumaniseren en categoriseren van mensen bij ons, in het exploiteren van mensen en rijkdommen ver weg.

De eenheidsworst van desinformatie en totaal gebrek aan respect is een gedeeld probleem dat op termijn niet alleen de Rwandese gevoelens raakt.

De vraag How to write about Rwanda? kan ik niet eenduidig beantwoorden, noch satirisch, noch serieus. Er is niet één verhaal, noch één aanpak. Het gaat zelfs niet om censuur. Wat mijn betreft schrijft, zegt, tekent elk individu wat hij of zij wil, maar de eenheidsworst van desinformatie en totaal gebrek aan respect is een gedeeld probleem dat op termijn niet alleen de Rwandese gevoelens raakt.

Het au sérieux nemen van het heden, van verandering, van de eigen verantwoordelijkheid, van de betrokkenen, niet alleen als figuranten maar als auteurs van hun eigen verhaal, zijn sowieso al enkele eerste essentiële stappen. Het au sérieux nemen van ons eigen publiek, een tweede.

De rode draad ligt wat mij betreft in het zoeken naar verschillende verhalen, vanuit een besef van verbondenheid, een gedeelde verantwoordelijkheid om te begrijpen, niet om te ver- of beoordelen. Als we dat niet kunnen opbrengen is een respectvolle stilte vaak nog beter.