De maand van Chika Unigwe
“‘De kolonisatie was het toppunt van arrogantie’
Er is nog steeds nood aan een eerlijke geschiedenis van de kolonisatie. Dat illustreert een ludieke actie in Londen, van een man die claimde de rivier Theems te hebben “ontdekt”, schrijft MO*columniste Chika Unigwe. ‘Iets ontdekken dat al bestaat en er een andere naam op kleven is pure arrogantie.’
Als Europeanen bestaande rivieren in Afrika konden ontdekken en hernoemen, kan een Afrikaan dat vandaag ook in Londen. De ludieke actie van een man die de Theems omdoopte tot de rivier Gulu zorgde voor veel geamuseerde reacties. Maar het deed meer dan dat alleen, zegt MO*columniste Chika Unigwe. ‘Zo’n actie vraagt ons eigenlijk om werk te maken van een eerlijke geschiedenis van de kolonisatie, één die ze erkent voor wat ze is.’
In april 2019 plaatste de Oegandees Milton Allimadi foto’s van zichzelf op sociale media. Hij stond in Londen bij de Theems en andere natuurlijke bezienswaardigheden. Hij schreef dat hij ze had “ontdekt” en gaf ze een naam in zijn moedertaal. Zo werd de Theems de rivier Gulu.
Natuurlijk ging het om een grap. Ook nam niemand dat serieus. Het was zo vermakelijk dat hij talloze likes, retweets en lols kreeg van Afrikanen én niet-Afrikanen. Die begrepen natuurlijk ook dat het niet serieus bedoeld was.
Stof tot nadenken
Maar behalve het plezier dat het opleverde, kan het ook zorgen voor stof tot nadenken en ernstige discussies. Want dat de eerste reactie van velen erom lachen is, illustreert hoe belachelijk het idee van de koloniale onderneming is met haar verkenners, ontdekkers en kolonies. Het is hilarisch dat iemand iets kan “ontdekken” dat al bestond om het vervolgens nonchalant op te eisen en te hernoemen.
Dat de eerste reactie van velen erom lachen is, illustreert hoe belachelijk het idee van de koloniale onderneming is.
Europeanen die door vreemde landen trekken, plunderen en zaken ontdekken die al bestaan en ze hernoemen zoals ze dat maar wilden, dat is het toppunt van arrogantie. Op mijn lagere school werd de geschiedenis van Nigeria onderwezen vanaf de unificatie van Nigeria door Lord Lugard in 1914. Alsof Nigeria voordien een enorme leegte was, een eindeloze duisternis waar niets of niemand bestond.
Het is nog steeds een van mijn grootste ergernissen, want het is een blijvende erfenis van de kolonisatie: een onvolledige, eenzijdige geschiedenis. Soms ook omdat een deel van de geschiedenis opzettelijk — en in vele gevallen met geweld — werd uitgewist.
Mijn voorouders baadden en wasten zich in de rivier de Niger. De Schotse dokter en ontdekkingsreiziger Mungo Park deed niet eens de moeite om de naam die ze de rivier gaven te leren. Hij gaf de rivier onmiddellijk een andere naam in zijn taal. Toch leert geen enkel Nigeriaans kind de geschiedenis van Nigeria zonder te leren dat de rivier ontdekt werd door Park.
Dus, als Park de Niger kon “ontdekken”, als David Livingstone vanuit Schotland kon reizen om Victoria Falls te “ontdekken”, waarom kan een Oegandese avonturier dan geen rivieren in Engeland ontdekken en ze noemen zoals hij dat wil. Waarom is het ene gerechtvaardigd en het andere niet?
Wat is kolonisatie?
Toen mijn zoon op zesjarige leeftijd vroeg wat kolonisatie was, vertelde ik hem dat het was alsof iemand die hij niet kent zijn slaapkamer zou binnenkomen en alles erin zou opeisen. ‘Zelfs mij?’, vroeg mijn zoon. ‘Ja’, zei ik. En hij was verbluft.
Het is alsof iemand die je niet kent zijn slaapkamer zou binnenkomen en alles erin zou opeisen, vertelde ik mijn zoon.
Die persoon zou zijn slaapkamer “ontdekken” en bepalen wat hij moest doen, welke taal hij moest spreken en hoe hij moest aanbidden. Hij zou zijn speelgoed wegnemen en dan dankbaarheid eisen wanneer mijn zoon de slaapkamer binnen mocht.
Mijn zoon keek me ontzet aan, wat begrijpelijk was. Die persoon zou wel eens even oud als hij kunnen zijn, of zelfs jonger, ging ik verder. Maar hij zou toegang hebben tot knuppels waarmee hij mijn zoon zou kunnen slaan. Hij zou met die persoon vechten, antwoordde mijn zoon, ook al zou die persoon het gevecht makkelijk kunnen winnen.
Op een dag, zei ik, zou die persoon wel eens kunnen besluiten dat mijn zoon lang genoeg gevochten of gesmeekt had. Hij zou zijn kamer volledig mogen gebruiken en hem de kamer teruggeven.
Maar zijn kamer en hijzelf zouden nooit meer hetzelfde zijn. Zo’n trauma kan niemand doormaken en dezelfde persoon blijven.
Zijn bed zou onherstelbaar kapot kunnen zijn. De contouren van de kamer zouden verschoven zijn om plek te maken voor de indringer. Een deel van zijn speelgoed zou voorgoed weg zijn. En ook mijn zoon, die zo gewend geraakt zou zijn om verteld te worden wat hij moet doen, zou een tijdje kunnen worstelen met zijn onafhankelijkheid.
Ook diegene die hem koloniseerde zou voor altijd veranderd zijn. Hij zou kunnen vergeten dat hij indringer was en in plek daarvan zichzelf als weldoener beschouwen. De invasie in zijn slaapkamer was een missie van liefdadigheid.
Het was voor hem moeilijk, zo niet onmogelijk om zich voor te stellen dat hij en mijn zoon gelijk waren. Die machtsdynamiek zou daarna de relatie voor altijd kleuren, zelfs nadat mijn zoon zijn slaapkamer terugkreeg.
Erkenning is geen ontkenning
Het is dezelfde uitleg die ik wil geven aan volwassenen die vinden dat Afrikanen zich maar over de kolonisatie heen moeten zetten omdat die zich lang geleden afspeelde. Maar wie klaagt over de instabiliteit of de economische situatie in Afrika, die mensen uit het Zuiden dwingt om hun toevlucht te zoeken in het noorden van de wereld, begrijpt niet waar dit alles vandaan komt.
Ze begrijpen niet dat de wedloop om Afrika geformaliseerd werd in de Berlijnse Conferentie van 1884. Ze begrijpen niet dat die werd aangewakkerd door de hebzucht van Europa om de natuurlijke rijkdommen van Afrika. Ze begrijpen niet dat die conferentie de problematische willekeurige grenzen creëerde die vandaag nog bestaan.
De kolonisatie mag dan wel voorbij zijn en Afrikaanse landen mogen dan wel onafhankelijk zijn, de gevolgen ervan omvatten veel van wat er vandaag mis is in Afrika.
De kolonisatie mag dan wel voorbij zijn en Afrikaanse landen mogen dan wel onafhankelijk zijn, de gevolgen van de kolonisatie zijn nog steeds merkbaar en ze zijn ontelbaar. De gevolgen omvatten veel van wat er vandaag mis is in Afrika.
Het is simplistisch gesteld, dat geef ik toe, maar het is bijna onmogelijk om genuanceerde gesprekken te voeren over de langdurige gevolgen van de kolonisatie met iemand die denkt dat het er niet toe doet omdat het allemaal lang geleden is gebeurd.
Het is een kwestie van erkenning van het verband tussen kolonialisme en de huidige armoede in Afrika, en daardoor ook de voortdurende afhankelijkheid van buitenlandse hulp. Dat moet daarom nog geen ontkenning betekenen van de rol die de corrupte politieke elite van Afrika speelt bij het in stand houden van die armoede.
Wanneer wij, Afrikanen, naar Antwerpen, Brussel of Parijs komen en het architecturale erfgoed bewonderen, worden we er ook aan herinnerd dat het geld waarmee dat erfgoed gebouwd werd uit Afrika kwam.
Wanneer nakomelingen van slachtoffers van koning Leopold II’s wrede beleid naar België komen als economische of andere vluchteling, zouden de nakomelingen van Leopold II er goed aan doen zich te herinneren waar de rijkdom van België vandaan komt. Die is verkregen door het bloed van de voorouders van die vluchtelingen.
De onverbloemde waarheid
De relatie tussen Europa en zijn voormalige kolonieën zou er een moeten zijn van nederigheid, dankbaarheid en respect van Europa’s kant. Eén manier om dat te bereiken is ervoor zorgen dat de onverbloemde waarheid over kolonisatie op scholen wordt onderwezen.
Voor België kan dat betekenen dat Congo van David Van Reybrouck en De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo van Adam Hochschild verplichte lectuur worden.
Ik vond het altijd frustrerend dat de Belgische opleiding van mijn zonen de misdaden van Leopold II in Congo verdoezelde. Tegelijk werd hen gevraagd te helpen om ‘geld in te zamelen voor de armen in Congo’. Ik wou dat hun curriculum een aanvulling was op de evenwichtigere, genuanceerde geschiedenislessen die ze thuis kregen van mijn man en ik.
Toen die Oegandese man de spot dreef met de ontdekking van de Theems, vroeg hij ons eigenlijk om werk te maken van een eerlijke geschiedenis van de kolonisatie. Eén die haar erkent voor wat ze is: een belachelijk, zelfverheerlijkend project.
Deze column werd uit het Engels vertaald door masterstudenten van het Virtueel Vertaalbureau (KUL-campus Brussel). Vertaling door Annelies Jossa en revisie door Isabelle De Schepper.