De maand van Liesbeth Gijsel
“‘Ik heb een betonvlakte geclaimd en ik hoop dat u dat ook doet’
“Commons”, waarbij mensen gezamenlijk iets beheren en daar afspraken over maken, zitten in de lift. MO*columniste Liesbeth Gijsel juicht zulke initiatieven toe. Met buren beheert ze zelf een samentuin.
Liesbeth Gijsel: ‘Mijn grootste drijfveer was die grote betonvlakte die daar maar lag, en waar niets mee gebeurde.’
© Konstantinos Tsanakas
Commons, het gedeeld eigendom of gedeeld beheer van een grond of organisatie, nemen weer toe, en dat juicht MO*columniste Liesbeth Gijsel toe. Met buren beheert ze een samentuin. ‘Zulke initiatieven ontstaan vaak net daar waar de overheid tekortschiet, dus die mag haar kerntaken niet uit het oog verliezen.’
Wie is Liesbeth Gijsel?
Liesbeth Gijsel is hoofdredacteur van het psychologieblad Eos Psyche&Brein. Ze is ook coördinator van Iedereen Wetenschapper, een platform voor burgerwetenschap. Ze schrijft in eigen naam.
Ik heb een grote tuin, die van iedereen en van niemand is. Van mij, buurtbewoner met groene vingers.
Maar ook van L. en B., die alles kennen van kruiden. Van J., die in een vorig leven tuinman was in Polen. Van A., die er vooral zijn Nederlands oefent. En van J., de sociale lijm tussen iedereen die komt en gaat. En van nog vele anderen.
Het is ons plekje, waar ook iedere andere buurtbewoner welkom is. De samentuin kwam er jaren geleden op de braakliggende Slachthuissite in Antwerpen-Noord. Het zou nog jaren duren voor er iets nieuws op de site zou verrijzen. Dus kreeg in de tussentijd de buurt een plek in beheer.
Kinderopvang, huizen en een supermarkt
Van iedereen en van niemand. Vroeger was het doodgewoon. Op gemene gronden, de commons, konden boeren hun vee hoeden.
Van iedereen en van niemand. Vroeger was het doodgewoon.
De weides waren niemands eigendom. Ze werden samen beheerd, in overleg. Maar de commons verdwenen langzaam maar zeker, tot er geen snipper grond in Vlaanderen nog zonder eigenaar zat.
Sinds enkele jaren maakt het idee weer opgang. Samentuinen zoals die in mijn buurt rijzen als paddenstoelen uit de grond.
Buurtbewoners richten tuinstraten in en beheren samen groene boomspiegels. Op het platteland komen er gezamenlijk beheerde voedselbossen. De coöperatie Stadsmakersfonds zoekt bestemmingen voor leegstaande panden.
Commons hoeven overigens niet altijd grondgebonden te zijn. Er zijn ook andere voorbeelden. Ouders beslissen om elkaars kinderen op te vangen – initiatieven worden gebundeld onder de noemer cokido. Of ze richten samen een nieuwe school op, omdat ze in het klassieke aanbod hun gading niet vinden.
Mensen delen een auto of een huis. Ze gaan met een ecologische landbouwer in zee via CSA, community supported agriculture. In de winter betaal je voor het komende seizoen. Zo heeft de boer een gegarandeerd inkomen, ook als de oogst tegenvalt.
In Brussel is er Bees Coop, een coöperatieve supermarkt. Wie klant wordt, wordt ook eigenaar, draait shiften in de winkel en beslist mee wat er in de schappen ligt. En er zijn ook coöperaties rond energie, en coöperatieve banken.
Van betonvlakte naar groene oase
Wat deze initiatieven gemeen hebben? Een common is steeds een groep mensen die samen iets beheren en daar afspraken over maken.
In onze samentuin bijvoorbeeld geldt de afspraak dat de oogst gedeeld wordt onder de mensen die meehelpen. Het is dus niet zo dat ieder zijn ‘eigen’ groentebed heeft.
Alles is gemeenschappelijk. We zorgen samen voor de hele tuin. Met een groepje kernvrijwillgers beslissen we welke groenten we zullen telen, welke serre we zullen aankopen en of we ook kippen willen houden.
Mijn grootste drijfveer was die grote betonvlakte die daar maar lag, en waar niets mee gebeurde.
Dit soort bottom-up-initiatieven heeft legio voordelen. Mijn grootste drijfveer om mee de samentuin op te starten was die grote betonvlakte die daar maar lag, en waar niets mee gebeurde.
Wat als we daar een groene oase van maken? Als de eigenaar of de overheid het niet doen, dan stropen we zelf de mouwen wel op!
Gelukkig vindt de stad het niet erg dat we ons plekje claimen. Beter nog: ze ondersteunt ons met subsidies.
Het stukje groen is ook een echte ontmoetingsplaats voor de buurt geworden. Ik leer er mensen kennen waar ik anders wellicht nooit mee in contact was gekomen.
En ja, dat liep en loopt soms moeilijk. Sommigen onder ons kunnen amper Nederlands; anderen kampen met psychische problemen of willen vooral heel veel opbrengst uit de tuin halen.
Iets gezamenlijk beheren, in een horizontale structuur, betekent ook conflicten oplossen en leren samenwerken. Maar ook dat kun je zien als een voordeel: hier kun je nog uit je bubbel treden.
Meer inspraak
Commons-initiatieven ontstaan vaak waar de overheid tekortschiet. Het is wellicht geen toeval dat zoveel burgerinitiatieven draaien rond ecologie, energie, zorg en huisvesting. Die zin voor initiatief valt toe te juichen.
Tegelijk is het een teken aan de wand. De overheid mag haar kerntaken niet uit het oog verliezen. En ze moet verder gaan dan loze participatietrajecten en burgers meer inspraak geven.
Intussen hoop ik stiekem dat onze samentuin mag blijven. We verhuisden drie jaar geleden naar een nieuwe plek op de site. Een plek die niet volgebouwd zal worden, maar publieke open ruimte blijft.
Hoe heerlijk zou het zijn als ik over twintig jaar, in de koele schaduw, omhoog kan kijken naar de bomen die we vorig jaar hebben geplant?
Met dank aan Koen Wynants (Commons Lab) voor de voorbeelden.