“‘Ik wil niet vluchten voor mijn eigen verhaal’
Sachli Gholamalizad creëerde de voorbije jaren onvergetelijk theater voor de KVS en speelde onder andere de hoofdrol in de VTM-serie De Bunker. ‘Ik voel me geen slachtoffer. Ik voel me een strijder’, schrijft Sachli in haar beklijvende eerste column voor MO*. En: ‘Eén generatie moet verloren gaan, opdat de volgende generatie in vrijheid kan ademen.’
Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Wie is mijn familie? Waar woon ik? Wat voor werk doe ik?
Waarom ben ik wie ik ben? Waarom woon ik hier? Waarom kom ik uit deze familie? Waarom spreek ik deze taal? Wat zegt dat allemaal over mij?
Hoe kan ik zelf mijn lot bepalen? In hoeverre ben ik vrij om te zijn wie ik ben? Wat voor strijd heb ik moeten leveren? Wat voor strijd hebben onze ouders, onze voorouders, moeten leveren om te worden wie ze zijn? Wat verwachten onze ouders van hun kinderen? Wat verwachten wij van onze (toekomstige) kinderen? Kunnen wij de strijd die we moeten voeren om te bekomen wie we zijn in één levensspanne verwezenlijken?
Is het onze keuze om individualistisch te zijn en zelfonderzoek te doen, onszelf en onze posities in vraag te stellen of is dat toch maatschappelijk gekleurd?
Kunnen wij de dromen van onze ouders en voorouders verwezenlijken? Is dat onze taak? Is het onze keuze om individualistisch te zijn en zelfonderzoek te doen, onszelf en onze posities in vraag te stellen of is dat toch maatschappelijk gekleurd? Worden we niet voor een deel geleid? Door anderen? Door de maatschappijen waarin we leven? Of die waarnaar we verlangen?
En zoveel meer van dat soort vragen.
Vragen stellen is het begin van alles. Toch? Zodra je jezelf en de wereld rondom in vraag stelt, besef je dat je deel uitmaakt van een groter geheel. Althans dit is hoe ik het zie.
Ik heb nooit zekerheid gevoeld. Nooit pure verbondenheid gevoeld. Mezelf altijd een buitenbeentje gevoeld. Bovendien werd dat gevoel versterkt omdat ik de juiste woorden miste om te beschrijven wat ik voelde, bij mijn familie én bij de buitenwereld. Ik heb de wereld altijd van buitenaf bekeken en in vraag te gesteld.
Schuld en Woede
Ik ben een vrouw die in Iran geboren is, een familie heeft met roots in Azerbaijan tot zelfs in Rusland, maar die zichzelf toch als een Iraanse ziet. Een Iraanse én een Belgische. Een ontwortelde, ontaarde Iraanse, weliswaar, in België grootgebracht, die beter Nederlands spreekt dan Perzisch, en die zich daar ook nog eens schuldig over voelt. En kwaad.
Schuldig omdat ik de woordenschat mis om met mijn eigen moeder échte gesprekken te voeren, gesprekken die er echt toe doen, die haar duidelijk maken wie haar dochter is, wat ze denkt, wat ze voelt. Schuldig ook omdat ik denk dat het mijn schuld is dat ze van haar dochter vervreemd is. Dat ik meer Belgisch dan Iraans ben voor haar. Kwaad omdat het me de kans ontneemt om volledig deel te zijn van een “gemeenschap” (wat dat woord ook moge betekenen). Kwaad ook omdat ik niet sterker ben dat dit cliché.
Gedeelde pijn is halve pijn
Pijn is een belangrijke leidraad in mijn maakproces. Verwerking van pijn. Confrontatie met pijn.
De pijn van hoe we allemaal verwachtingen hebben van elkaar die we niet kunnen inlossen, hoe we naast elkaar kunnen leven en er nooit echt zullen achterkomen wie die andere, die nochtans zo dicht bij je staat, is. Dat fascineert me.
De kunsten hebben mij troost geboden in al mijn identiteitscrisissen en me uitwegen geboden.
Boeken van verschillende schrijvers hebben me geleerd woorden te vormen om mijn gevoelens te beschrijven en hierdoor mezelf beter te leren kennen.
Ik heb gemerkt dat het leren beschrijven en tonen van die pijn die ik als jong meisje ervaarde en die ik toen niet in woorden kon omzetten, me bescherming biedt, een uitweg zelfs.
De vele gesprekken die ik heb gevoerd na opvoeringen van mijn stukken, waarin mensen me vertelden die pijn te herkennen, ongeacht hun afkomst, levensloop of leeftijd, bevestigden dat gevoel van verbondenheid. We vonden elkaar in de herkenning van die ondraaglijke pijn die we allemaal met ons meedragen, om welke reden dan ook. We vonden elkaar in de schaamte ten opzichte van onszelf, in de confrontatie met wie we zijn (geworden), maar we vonden ook troost in de onthullende reactie van de ander, die we nooit echt gekend hadden tot dan. Die we misschien nooit echt gezien hadden tot dan. Want iemand kan pas bestaan als hij gezien wordt.
Het delen van pijn en verdriet kan helend zijn. Stelt ons gelijk aan elkaar. Dat kan verzachtend werken. Kan mensen ertoe aanzetten om elkaar en dus de ander te leren begrijpen, open te staan voor elkaar.
De noodzaak om deze verhalen te vertellen, en de grens op te zoeken tussen zeer persoonlijk materiaal (die mijn zoektocht en verwarring rond identiteit een plaats geeft op de scene) en het universele verhaal, geven mijn generatie en lotgenoten een stem.
Eigen verhalen verbinden beter
Jarenlang heb ik geprobeerd dit soort verhalen uit de weg te gaan. Omwille van de stempel die het op me drukken zou. Dat ik mezelf zou brandmerken als “dat soort” verhalenverteller. Daar heerst vreemd genoeg nog steeds een vooroordeel over. Maar als ik de optelsom maakte en zag dat er weinig van die “andere” verhalen bestonden, begreep ik dat het een noodzakelijk aanvulling was, waaraan ik WIL bijdragen. Zelfs al is het alleen maar om te vertellen dat er ook een ‘ander’ verhaal bestaat dan die evidente, “white orientated” verhalen die ook grotendeels (vaak onbewust en ongewild) enkel één groep mensen aanspreken.
Ik begreep dat mijn kwaadheid over het theater, waar ik zo graag deel van wilde uitmaken, te maken had met het feit dat een deel van wie ik was tot dan toe niet aangesproken werd, geen bestaansrecht leek te hebben.
Hoewel ik veel naar theater ging en vele acteurs bewonderde, voelde ik weinig drang om ooit deel uit te maken van die verhalen.
Het klimaat is gelukkig de laatste jaren erg veranderd, en vele leeftijdsgenoten van me hebben net als ik hun eigen weg moeten zoeken. Los van etniciteit voelden ook zij zich niet meer verbonden met de verhalen die gedeeld werden op scene.
We wilden begrijpen WAAROM we iets wilden vertellen, de NOODZAAK opzoeken. Waarom ik, waarom dit verhaal, waarom aan dit publiek? Dit zijn allemaal noties van een identiteit die zichzelf en de ander in vraag stelt. Die de veranderende wereld en zijn complexiteit in vraag stelt.
Onze empathie voor elkaar wordt versterkt door samen doorheen schoonheid en verdriet te gaan.
Het valt me op dat die persoonlijke verhalen juist het gevoel van samenhorigheid aanwakkeren. Dat onze empathie voor elkaar versterkt wordt door samen doorheen schoonheid en verdriet te gaan, ook, en vooral, in het theater.
Mijn liefde en appreciatie voor theater maar ook voor de mens is gegroeid door dit soort processen te delen. Door je plots helemaal niet meer bewust te zijn dat je met velen in een theaterzaal naar een “fictief” verhaaltje zit te kijken maar je helemaal alleen waant, alsof elke vezel in jou wordt aangesproken terwijl je naar een voorstelling kijkt die je recht in je gezicht terugkijkt en je een spiegel voorhoudt.
Een meervoud is geen tegenstelling
Ik weet dat het gevoelig ligt en dat ik mezelf in gevaarlijke zones begeef als er interviews met mij verschijnen die koppen dragen als Na dertig jaar voel ik me nog steeds een migrant in dit land terwijl ik net zelf die roots ga opzoeken en accentueren in mijn voorstellingen, met als gevolg voor een “migrant” theatermaker te worden uitgemaakt.
Ik begríjp de verwarring bij sommigen die denken dat ik het zelf opzoek, dat ik me als een “exotische”, als een migrant ga opvoeren en een slachtofferrol lijk op te nemen als ik zeg dat ik niet dezelfde mogelijkheden krijg als een ander.
Ik voel me geen slachtoffer. Ik voel me een strijder.
Maar zo bekijk ik dat niet. Het ene sluit het andere niet uit voor mij. Ik voel me geen slachtoffer. Ik voel me een strijder.
Het benadrukt nog meer mijn noodzaak om het onderwerp eindelijk eens juist te belichten, om de complexiteit rond thema’s als migratie en identiteit aan te tonen, om vooroordelen en verkeerde beeldvorming rond onze culturen bij te schaven, en hopelijk te doen verminderen. Ik ben niet iemand die culturen of landen of nationaliteiten verheerlijkt. Superioriteit boeit me niet. Mijn voorstellingen zijn dan ook geen verheerlijking noch een aanklacht.
Wat ik vreemd vind, is de schijnbare tegenstelling tussen wie je bent en waar je vandaan komt.
Hoezo kan ik niet OOK mijn identiteit ontlenen aan het land waar ik vandaan kom? Juist omdat ik dat in vraag stel, is dat voor mij een belangrijk onderdeel van mijn werk.
Wie denkt dat die twee aan elkaar tegengesteld zijn, vergist zich. Net als wie zegt dat, als we ons niet als een migrant opgevoerd willen zien, we dan ook vooral dát niet moet benadrukken in ons werk. Dat we geen rollen moeten schrijven of aannemen die ons nog meer in die hoek duwen.
Voor mij betekent het ontkennen van mijn roots in mijn werk (en mijn onderzoek ernaar) hetzelfde als ‘pas je aan aan ONS’ of ‘doe net als ONS, maak werk over dingen die nét niet je afkomst verraden. Dat vind ik een grove denkfout en duwt ons nog meer in de hoek van homogeniteit, wast ons wit, polariseert ons, en zorgt ervoor dat deze verhalen, of sterker, dat onze geschiedenis dreigt vergeten en in een hoek geduwd te worden.
Tijd en ruimte voor andere verhalen
De verhalen die ik van thuis uit meekrijg, gaan regelmatig nog over heftige onderwerpen als oorlog en revolutie, die een grote stempel hebben gedrukt op mijn ouders en de keuzes die zij in het leven hebben gemaakt. Hierdoor blijf ik met mijn neus gedrukt worden op het feit dat we nog veel te verwerken hebben. Dat de pijnen en trauma’s soms van de ene generatie op de andere worden overgedragen. Dat we soms dat lot moeten aanvaarden, dat er geen andere uitweg is.
Ik wil via theater mijn maatschappijkritiek en angsten uiten, zonder het gevoel te moeten krijgen dat ik daar geen recht toe heb.
Maar dat we daar lang niet alleen in zijn. Ik wil daarom een stem kunnen zijn, als dat nodig blijkt. Ik wil me via die weg hoorbaar maken en mijn maatschappijkritiek en angsten uiten, zonder het gevoel te moeten krijgen dat ik daar geen recht toe heb.
Ik leef, samen met vele anderen, in een andere realiteit dan die van de mainstream en ik wens dan ook die realiteit te kunnen tonen, te mogen tonen.
Dat wil niet zeggen dat dit het enige verhaal is dat ik te vertellen heb, dat “wij’ te vertellen hebben, maar geef ons aub een beetje tijd en ruimte om verschillende verhalen te vertellen. Gun ons om dat stap voor stap te doen, volgens wat onze noodzaak op dat moment is. Laat ons meegroeien, laat ons bijdragen aan een samenleving die niet uitsluit maar toevoegt. Zolang we maar blijven onszelf en de ander in vraag stellen, onze afkomst en identiteit niet verheerlijken en het verhaal dat we willen vertellen blijven aftoetsen aan de relevantie van het moment.
Mijn verhaal is ons verhaal
Ik geloof dat ook mijn bijdrage aan de maatschappij hierin kan liggen. Het is een rol die ik lang niet op me heb willen en durven nemen maar juist omdat het zich in zoveel gedaantes en op zoveel momenten in mijn leven heeft aangediend, kan en wil ik dit niet meer blijven negeren.
Ik moet voorbij dit verhaal om aan een volgend verhaal te kunnen beginnen. En met dit verhaal breng ik niet alleen mijn eigen verhaal, maar ook de verhalen van een hele gemeenschap van mensen die er zijn maar ook ergens niet zijn. Een gemeenschap die verstopt is, die niet lijkt te mogen bestaan. Een groeiende gemeenschap overigens. En dat verhaal is niet enkel ONS verhaal maar evengoed JULLIE verhaal.
Het gaat er ook om een ander toe te laten tot jouw verhaal zodat die jou niet als een dreiging ziet, maar als een mens van vlees en bloed.
Via verhalen kan je empathie opwekken, en dat is een belangrijke insteek voor mij, een motivatie om ook mijn verhalen te vertellen. Want het gaat over begrepen worden, over gehoord en gezien willen worden, deel willen uitmaken van hetzelfde verhaal. Maar het gaat er ook om een ander toe te laten tot jouw verhaal zodat die jou niet als een dreiging ziet uit het journaal met alleen maar slecht nieuws op je voorhoofd geplakt, maar als een mens van vlees en bloed, die voelt, die opofferingen doet, die fouten maakt, die geluk vindt, die familie heeft en die met zichzelf worstelt.
Al die dingen die ons verbinden met elkaar. Net als een goede film dat kan doen. En als je dan onrechtstreeks mensen niet alleen maar beroert maar ook een nieuw beeld (levensvisie of inspiratie of wat dan ook) aanreikt, dán vertel je iets nieuws. Dan draag je bij aan die nieuwe wereld waar we allemaal deel van uitmaken. Dan geloof ik dat kunst de wereld kan veranderen, verzachten, laten stilvallen en soms zelfs samenvallen.
Wij worden de norm
Ik maak me overigens geen zorgen dat er op een gegeven moment een verzadiging zal zijn van rootsverhalen. Het zal nooit te veel zijn. En als het te veel wordt, zal er weer een nieuwe groep opkomen die zich hiertegen verzet, en ook dat is goed. Verzet is goed als het aanzet tot nieuwe visies en perspectieven.
We moeten juist onze verhalen toevoegen zodat ook wij de norm kunnen worden.
Zodat het “wij” verhaal inclusief wordt.
Onze identiteiten zouden zelf de keuze moeten hebben om zich ofwel te vermengen ofwel af te scheiden en los te staan van de ander, met wederzijds respect.
Mensen vragen me geregeld of ik het niet erg vind om in dit hokje gestopt te worden. Maar ik maak ook mee gebruik van dit hokje. Het is voor mij een manier om gezien en gehoord te worden. En daar bedoel ik niet “mezelf” als ego mee, maar als een van de stemmen van mijn lotgenoten in dit land. Als dit mijn bijdrage kan zijn tot onze samenleving, dan moet ik die communicatie aandurven, en het tegelijk ook durven in vraag te stellen wanneer ik zie dat grenzen vervagen, overschreden of niet gerespecteerd worden.
Op het einde van mijn eerste voorstelling (A Reason To Talk) zegt het personage van mijn moeder: één generatie moet verloren gaan, opdat de volgende generatie in vrijheid kan ademen.
Zoals zij bereid was om zichzelf op te offeren voor de volgende generatie, ben ook ik bereid om een deel van mijn comfort op te offeren, zodat we dichter naar elkaar toe kunnen groeien.